De vergeten twintigste eeuw - Tony Judt

De vergeten twintigste eeuw - Tony Judt

De twintigste eeuw was de meest gewelddadige uit de menselijke geschiedenis. Het was niet alleen de eeuw van de twee wereldoorlogen, maar ook van burgeroorlogen, antikoloniale opstanden, religieuze en nationalistische bloedbaden. Hebben we uit deze gebeurtenissen iets geleerd? De Britse historicus en auteur Tony Judt betwijfelt dit en beklemtoont hoe gemakkelijk mensen het verleden vergeten, iets wat hij in zijn nieuw boek met de intrigerende titel De vergeten twintigste eeuw omschrijft als een ‘zorgwekkende vervreemding van de geschiedenis’. Het boek is een bundeling van boekbesprekingen die Tony Judt het voorbije decennium schreef in speciale edities van vooraanstaande kranten zoals The New Republic, The New York Review of Books, Times Literary Supplement en The New York Times. In feite zijn het geen gewone recensies, maar ‘review-essays’ naar Angelsaksische traditie waarin de auteur zijn mening geeft op onderwerpen die de vorige eeuw beheersten. Zo ondermeer over de valse romantiek van het communisme, de ondergang van het Jodendom in Centraal en Oost-Europa, het onverwerkte verleden in het Frankrijk van na de oorlog, de verstandige houding van Kennedy en Chroetsjov tijdens de Cuba-crisis, de oorzaak en het gevolg van de Zesdaagse Oorlog, de vreemde dood van liberaal Amerika, en zelfs waarom ‘de stateloze staat’ België ertoe doet. Tegelijk is het een portrettengalerij waarin historische figuren en intellectuelen als Arthur Koestler, Primo Levi, Manès Sperber, Leszek Kolakowski, Edward Said, paus Johannes Paulus II, Henry Kissinger en Tony Blair de revue passeren.

Toch is Tony Judt op zijn best in zijn persoonlijke bijdragen waarin hij het heeft over het fundamentele verschil tussen Europa en de Verenigde Staten, waarbij hij zijn voorkeur voor het oude continent op diverse vlakken niet kan verbergen. Neem bijvoorbeeld het historisch bewustzijn. Uiteraard verschilt dit van land tot land. Zo heeft België twee wereldoorlogen ondergaan waarbij talloze slachtoffers vielen en heel wat steden in puin werden geschoten. Dat gebeurde ook in tal van andere Europese landen. Het gevolg is dat we in Europa gevoeliger zijn geworden voor oorlogen, daar waar Amerikanen de 20ste eeuw op een meer positieve manier ervaren hebben en oorlog niet bij voorbaat uitsluiten als een vorm van oplossing. Alleen bij Pearl Harbour en op 9/11 werd het land rechtstreeks getroffen en dan nog, verhoudingsgewijze, heel beperkt. Terwijl het in Europa volstaat met memorabilia en kerkhoven waar de miljoenen slachtoffers van de voorbije eeuw begraven liggen kent men in de VS quasi alleen de Vietnam-memorial. De strijd van de VS tegen Irak in 2003, een oorlog die door heel wat Europese landen werd afgewezen, is dan ook exemplarisch voor dat verschil in historisch bewustzijn. Eigenlijk is het net dat gebrek aan bewustzijn dat de auteur in zijn essays aanklaagt. Zoals in Roemenië waar de vernietiging van de Joden volledig uit het collectief geheugen werd geschrapt of het Frankrijk van Mitterand dat zelfs veertig jaar na de feiten niet in het reine kon komen met haar dubieuze Vichy-verleden. Nog belangrijker is volgens Judt dat mensen denken dat al dat vreselijke van de twintigste eeuw definitief ‘achter ons ligt, dat de betekenis ervan duidelijk is en dat we nu, niet langer belast door onze fouten uit het verleden, een ander en beter tijdperk zijn binnengetreden’.

Een ander verschil tussen de VS en Europa is ongetwijfeld de houding tegenover de staat. In het begin van de twintigste eeuw kwam de staat onder impuls van liberalen en conservatieven tot stand. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld, lag de liberaal William Beveridge mee aan de grondslag van de sociale welvaartstaat. Toch kreeg het teveel aan staat langzaam maar zeker tegenkanting, zeker na de ondergang van het communisme waar de overheid almachtig was. Vanaf de jaren tachtig begon wereldwijd, maar vooral in de VS en Groot-Brittannië, een forse terugdringing van de staat door privatiseringen en dereguleringen. Dat zorgde voor een nieuwe dynamiek en economische opbloei, iets wat ook vandaag gebeurt in China, zij het dat de vrije marktwerking daar zonder enige democratische controle verloopt met onmenselijke arbeidsvoorwaarden en ecologische drama’s tot gevolg. Op het Europese vasteland is men nooit zover gegaan in de afbouw van de staat. Integendeel het onderwijs en de sociale protectie blijft in de meeste Europese landen een cruciale rol spelen, in Groot-Brittannië heel wat minder, en in de VS quasi niet. Wat is nu het beste? Judt geeft een indrukwekkend lijstje waaruit blijkt dat Europa het bijna op alle vlakken beter doet. De werkloosheid ligt in de VS lager maar vaak gaat het om onderbetaalde of tijdelijke jobs. Werknemers in de VS hebben 4 tot 10 dagen betaald verlof, in Groot-Brittannië 23, in Zweden 30. 45 miljoen Amerikanen hebben geen zorgverzekering. In zowat alle Europese landen hebben vrouwen recht op zwangerschapsverlof waarbij het salaris wordt doorbetaald, de federale overheid van de VS biedt niets. Amerikanen leven gemiddeld minder lang. Op het vlak van taal en rekenkunde scoren Amerikaanse kinderen gemiddeld minder goed dan Europese kinderen. Het aantal gevangenen in Europa bedraagt 87 per 100.000 inwoners, in de VS 625. De EU telt meer zelfstandige bedrijfjes. Het geeft driemaal meer geld aan ontwikkelingshulp. De EU ondersteunt internationale verdragen zoals Kyoto, het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, het verdrag voor de uitbanning van landmijnen en de erkenning van de Rechten van het Kind, de VS niet.

Tony Judt concludeert dat we ‘aan het einde van de twintigste eeuw allemaal weten dat je een overdaad aan staat kunt hebben, maar we mogen niet vergeten dat er ook een tekort aan kan bestaan.’ En toen moest orkaan Katrina nog komen waarbij het water de slecht onderhouden dijken van de stad New Orleans overstroomde, waardoor tienduizenden mensen niet alleen stierven of dakloos werden maar ook elke noodzakelijke hulp van de teruggetrokken staat ontbeerden. Groot-Brittannië is het land dat in de loop der jaren het meest is opgeschoven naar het Amerikaanse model. In zijn vlijmscherp essay De tuinkabouter: Tony Blair en het Britse ‘Erfgoed’ toont Judt aan dat de meeste regio’s in Engeland buiten London, South East en East Anglia tot de armste van Europa behoren. Met een belabberd onderwijssysteem, slechte sociale voorzieningen en vooral een falend en inefficiënt geprivatiseerd openbaar vervoer. Onder Margareth Tatcher werden spoorlijnen opgeheven, investeringen tot een minimum beperkt en de tarieven verhoogd. ‘De lijnen werden aan vervoersmaatschappijen verkocht, het rollend materieel aan andere bedrijven en de rails en stations aan een nieuw bedrijf, Railtrack.’ Het gevolg, schrijft Judt, was dat de particuliere maatschappijen ‘de vrije teugel (kregen) in een monopolistische markt’. Zoals men kan zien in de film The Navigator van Ken Loach werden ervaren onderhoudsmensen ontslagen en reparaties toevertrouwd aan ongeschoolde tijdelijke werknemers. De Britse spoorwegen zijn sindsdien de gevaarlijkste, de minst efficiënte en duurste van Europa (een vergelijkbare treinreis van Parijs naar Marseille duurt in Groot-Brittannië tweemaal zo lang en kost tweemaal zo duur).

Dat wil niet zeggen dat in Europa alles koek en ei is. De voornaamste uitdaging ligt in de houding van de diverse lidstaten tegenover de multiculturele samenleving en de globalisering. Judt ziet dit als de ergste dilemma’s van Europa. In de eerste plaats ‘de vijandschap en het onbegrip tussen de oorspronkelijke bevolking en een snel groeiende islamitische minderheid’ (in de EU ruim 14 miljoen is 2005). Net zoals Paul Scheffer in Nederland al vroeg opmerkte bleef de Europese elite decennialang blind voor ‘de feitelijke segregatie op het gebied van de huisvesting, de geïsoleerde, niet geïntegreerde gemeenschappen en het ontstaan van een gestaag groeiende groep angstige, verontwaardigde blanke kiezers die ervan overtuigd waren dat de boot vol was’, aldus Judt. Die angst wordt ook gevoed door de globalisering. Die wordt in heel wat (nieuwe) landen verwelkomt als een middel voor meer welvaart, maar in de oude economieën vaak ervaren als een bedreiging. Eén zaak staat vast. Het wereldwijde optimisme dat onmiskenbaar aanwezig was na de val van de Berlijnse Muur heeft plaatsgemaakt voor angst en onzekerheid. Het is vooral die omslag die Judt zo goed verwoordt. ‘De kwetsbaren, de uitgeslotenen, de armen (buitenproportioneel vertegenwoordigd in gemeenschappen met veel recente immigranten) zullen in iedere versie van de neoliberale planning – bezuinigingen, deregulering, enzovoort – alleen maar in aantal toenemen, want de banen verdwijnen op precies die plaatsen en in die beroepen en opleidingsniveaus waarin de grootste concentraties van kwetsbare groepen in Europa zich nu bevinden, en waarin ze ook de volgende generatie nog zullen zitten.’ Hier ligt de taak voor de staat, namelijk het voorzien in voorwaarden waardoor burgers een bevredigend bestaan kunnen leiden. ‘Die staat’, zo zegt Judt, ‘kan (immers) als enige een buffer vormen tussen zijn burgers en de niet aan beperkingen gebonden, niet-representatieve, niet-gelegitimeerde capaciteit van de markt, ongevoelige en niet-ontvankelijke supranationale bestuursorganen en ongereguleerde processen waarover het individu en de gemeenschap geen controle hebben.’

De analyses van Tony Judt, waarvan sommige al 10 jaar geleden werden neergepend, blijven razend actueel. In zijn slotwoord zegt de auteur (in 2008) dat hij geen enkele aanleiding ziet om zijn vroegere, vaak sombere voorspellingen te herzien. De kernboodschap is dat we nooit op onze lauweren mogen gaan zitten en denken dat datgene wat we nu hebben vanzelfsprekend is. Een aantal veranderingen, hoe onplezierig ook, aldus de auteur, zullen in de komende jaren onvermijdelijk zijn. Hij waarschuwt de linkse partijen ervoor niet langer in een vorm van permanent protest te blijven zitten tegen die noodzakelijke veranderingen want dat is in feite bijzonder conservatief. ‘Links is niet zozeer verwikkeld in een ideologische strijd tegen neoliberale hardvochtigheid’, schrijft Judt, ‘het probeert privilegies in stand te houden namens de breedst mogelijke achterban van goed georganiseerde kiezers die zich zorgen maken dat er gekort gaat worden op hun inkomens en voorzieningen.’ En hij geeft enkele concrete voorbeelden zoals de anachronistische gesubsidieerde landbouwprijzen en de vervroegde uittreding uit het arbeidsproces met volledig salarisbehoud voor ambtenaren die niet langer houdbaar zijn. Er zijn er nog te noemen: de privilegies van sommige beroepsgroepen, het verzet tegen het generatiepact, de afkeer voor legale migratie, het behoud van protectionisme, maar ook de cultuurrelativistische visie op de multiculturele samenleving en de dubieuze houding van ‘links’ tegenover intolerante aspecten van religies. Als links zich niet herpakt en opkomt voor een ware progressieve politiek ten bate van de emancipatie en het recht op zelfbeschikking van elke mens, dan houden ze de poort wijd open voor allerlei neoliberale, conservatieve, extreemrechtse en populistische partijen die met hun simplistische oplossingen ontgoochelde kiezers zullen aantrekken.

Hoewel Tony Judt het steeds heeft over links, gaat het hier duidelijk over meer dan alleen de sociaal-democraten. Het gaat hem ook over de liberalen zoals blijkt uit zijn tekst Over de vreemde dood van liberaal Amerika waarin hij stelt dat het de liberalen waren die stonden voor een degelijk bestuur en sociale rechtvaardigheid op binnenlands vlak en voor het internationale rechtssysteem en haar universele morele aspiraties op buitenlands vlak. In die zin moeten juist de verdedigers van de liberale waarden zich verzetten tegen de ‘wereldwijde jihad’ en tegen de aantasting van rechten en vrijheden van mensen die in de loop van de geschiedenis werden verworven. Judt heeft geen vertrouwen in de rechtervleugel (de conservatieven) wat betreft ‘de gezondheid van een republiek’. Maar ook links is in zijn voortdurende protest tegen tekortkomingen van een liberale rechtstaat niet geïnteresseerd in de bescherming ervan. De reactie zal moeten komen van de liberalen. ‘Zij zijn als het ware de kanaries in de zwavelhoudende mijnschacht van de moderne democratie.’ De essentiële reden waarom liberalen zich moeten verzetten tegen de huidige tijdsgeest is de vloedgolf aan angst die door extreemrechts en populisten wordt ingepompt. De angst voor de terreur, voor de globalisering, voor het verlies van jobs, voor de ecologische rampspoed. Dit is het terrein bij uitstek voor populistische partijen. Zij teren immers op de angst en onzekerheid. Daarbij keren ze zich af van de staat als een bemiddelende factor. Nochtans is een regulerende staat, volgens Judt, ‘voor een gezonde democratie geen bedreiging maar juist een noodzaak’.

Hiermee raakt Judt het hart van het liberalisme. Essentieel is niet een tekort of een teveel aan staat, maar wel een staat die de mens voldoende ruimte geeft om vrij te zijn en zijn vrijheid niet alleen opeist voor zichzelf maar ook voor anderen. Het is de mens, en alleen de mens die hiervoor kan zorgen. Hiermee sluit Judt aan bij Arthur Koestler die stelde dat geen enkel abstract ideaal (lees het communisme, maar evengoed de Bijbelse naastenliefde) het lijden van een individu kan rechtvaardigen. Het is de mens zelf die vanuit zijn of haar bekommernis met de ander tot handelen moet en zal overgaan. Dit boek, met zijn vele getuigenissen van vooraanstaande filosofen uit de twintigste eeuw, geeft ons daarvoor een richtlijn. Alleen met kennis van het verleden kunnen we immers op stap naar een betere toekomst.

 

Tony Judt, De vergeten twintigste eeuw, Contact, 2008

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Over kampliteratuur - Jacq Vogelaar

Over kampliteratuur - Jacq Vogelaar

Niet minder maar meer vluchtelingen in de regio opvangen - Gert Jan Geling

Niet minder maar meer vluchtelingen in de regio opvangen - Gert Jan Geling