Liberalen en de Russische Revolutie - Patrick Van Schie

Liberalen en de Russische Revolutie - Patrick Van Schie

Honderd jaar geleden vond de Russische Revolutie plaats. Door de uiteindelijke uitkomst, het aan de macht komen van de communisten in Rusland, is dit een van de ingrijpendste gebeurtenissen van de twintigste eeuw. Vooral omdat de communisten niet alleen het voormalige tsarenrijk maar later een veel groter deel van de wereld in hun greep kregen: zo installeerde Stalin na de Tweede Wereldoorlog vazalregimes in Oost-Europa, terwijl Mao en zijn getrouwen de macht grepen op het vasteland van China, wat in diverse kleinere staten werd nagevolgd. Zonder de Sovjet-Unie en haar satellietstaten was er geen Koude Oorlog geweest die de internationale betrekkingen tussen ongeveer 1945 en 1991 heeft bepaald. Na de val van het Sovjet-imperium in de periode 1989-1991 blijven communisten tot op de dag van vandaag aan de macht in landen als China, Noord-Korea, Vietnam en Cuba terwijl een communistische kliek in Venezuela dit land niet alleen aan de rand van de afgrond heeft gebracht maar druk bezig is het om te vormen van een democratie in een dictatuur.

De ‘kosten’ van het communisme alleen al in termen van menselijk leed – mannen, vrouwen en kinderen die zijn vermoord, gemarteld, als slaven afgebeuld in werkkampen, of vanwege ‘afwijkende’ opvattingen werden opgesloten in psychiatrische inrichtingen – zijn immens. Ze overtreffen zelfs verre het aantal slachtoffers van het nationaal-socialisme (Courtois et al, 1997). Het leed dat het communisme berokkende heeft in ons deel van de wereld echter veel minder aandacht gekregen dan het leed dat door het Derde Rijk is teweegbracht. Vooral aan de linkerkant van het politieke spectrum keken velen bewust weg; zo men de verschrikkingen van het communisme al niet vergoelijkte (het wemelde van fellow travellers, die dweepten met de Sovjet-Unie, Rood China en Castro’s Cuba). Dit verschijnsel is niet verdwenen: links, dat zich lange tijd zo begaan betoonde met het lot van Latijns-Amerikaanse landen, zwijgt momenteel over de door het rode regime in Venezuela veroorzaakte hongersnood en de repressie aldaar (Van Schie, 2017). En voorts heerst nog altijd een dubbele moraal ten aanzien van holocaustontkenning vergeleken met de veel wijder verbreide maar merkwaardig genoeg als minder ernstig opgevatte goelagontkenning.

In hoeverre waren de impact en ellende van het communisme te voorzien? Op het eerste gezicht lijkt het misschien logisch dat er door historici meer aandacht is geschonken aan de vraag hoe socialisten van verschillende schakering zich verhielden tot het nieuwe communistische bewind in Rusland, omdat daar immers broeders of ten minste toch neven aan de macht kwamen. Hoe liberalen tegen de gebeurtenissen aankeken is grotendeels een witte vlek. Ergens is dat toch vreemd. Het communisme vormt immers in bijna alle opzichten het tegendeel van wat liberalen voorstaan. Het voor het eerst ergens aan de macht komen van communisten in 1917 moet voor liberalen dus de verwerkelijking van hun dystopie zijn geweest. En de omvorming van Rusland tot een communistische staat was een treffend afschrikwekkend voorbeeld van wat burgers te wachten staat indien een land de volstrekt anti-liberale weg inslaat.

Enkele basics van de Russische Revolutie

Met dit artikel pretendeer ik geenszins de witte vlek weg te werken. Daar zou minstens één dik boek met het bijbehorende tijdrovende onderliggende onderzoek voor nodig zijn. Wel wil ik enige korte indrukken geven van hoe het voor en in die Revolutietijd liberalen in Rusland zelf verging, hoe Nederlandse liberalen destijds de Revolutie waarnamen en beoordeelden alsmede bezien of er onder liberalen een roep is geweest om de gebeurtenissen ten goede te keren.

Zonder de geschiedenis van de Russische Revolutie te gaan beschrijven is het om misverstanden te voorkomen onvermijdelijk er een paar aspecten eerst even uit te lichten. Om te beginnen is het van belang te beseffen dat de Russische Revolutie zich in twee etappes voltrok: de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie. Er valt veel voor te zeggen dat deze beide etappes op hun beurt slechts onderdelen waren van één grote revolutie die ten minste het hele jaar 1917 woedde, maar eigenlijk vanaf een aanloopperiode die niet later dan 1905 begon tot en met de overwinning van de communisten in de burgeroorlog welke na hun machtsgreep uitbrak, en daarmee op zijn vroegst in 1920 eindigde. Dat vraagstuk van de afbakening in tijd laat ik liggen. Maar wel is het goed in te zien dat de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie voor heel andere richtingen staan. De Februarirevolutie maakte een einde aan het autocratische bewind van de tsaren, en opende mogelijkerwijs de weg naar de ontwikkeling van Rusland in de richting van een moderne democratie (of daar een reële kans op was of dat het vooral een illusie was, laat ik weer in het midden). De Oktoberrevolutie was het tegendeel van een massale volksbeweging, maar een machtsgreep door een van de meest extreme politieke krachten in Rusland, de bolsjeviki – de naam waaronder de Russische communisten bekend stonden – welke aan het perspectief van een democratisch Rusland abrupt een einde maakte. In mijn artikel beperk ik mij voor wat betreft de liberalen in Nederland tot de vraag hoe zij de Oktoberrevolutie bezagen.

Het tweede aspect dat tevoren moet worden genoemd is dat van de destijds in Rusland gehanteerde afwijkende kalender. Wij kennen in het Westen de Gregoriaanse kalender, de Russen hadden indertijd de Juliaanse kalender. Kort gezegd liep de Juliaanse kalender toen 13 dagen achter op de Gregoriaanse. Dit betekent dat de Februarirevolutie, aan het einde van die maand in Rusland, in onze tijdrekening in maart 1917 plaatsvond. Evenzo zou de Oktoberrevolutie bij ons eigenlijk de novemberrevolutie moeten heten. De beslissende machtsgreep door de bolsjeviki in Petrograd (tot 1914 St. Petersburg geheten), toen de Russische hoofdstad, vond plaats op 25 en 26 oktober naar de Russische kalender; dus op 7 en 8 november van de Nederlandse kalender. Het is gebruikelijk bij de datering van de Russische Revolutie de Juliaanse kalender te hanteren, wat ik hierna ook zal doen. Maar als bijvoorbeeld op 9 november in een Nederlandse krant verslag van de gebeurtenissen wordt gedaan, is de journalist in kwestie niet traag geweest doch is hij er juist in geslaagd vers van de pers te berichten.

Liberale schemeringen in Rusland

Over Rusland ligt de doem van de eeuwige dictatuur. Van de slachtingen onder tsaar Ivan de Verschrikkelijke via de autocratie die de tsaren uit de Romanov-dynastie uitoefenden, langs de door de communisten ingevoerde totalitaire terreurstaat, tot de kleptocratie van de huidige autoritaire president Poetin; onderdrukking door een almachtige staat lijkt in Rusland een traditie waaraan geen ontsnapping mogelijk is. Ik ga echter voorbij aan het onderbouwen van die constatering, alsmede aan de vraag of het Poetin-regime een voortzetting is van het tsarisme, van het leninisme dan wel een mengvorm van beide. Maar het zou onterecht zijn in een artikel over liberalen en de Russische Revolutie niet beknopt het lot van Russische liberalen aan te stippen.

Hoewel de omstandigheden in Rusland veel minder gunstig waren voor het ontstaan van een liberale stroming dan in West-Europa, dienden de Russische liberalen zich toch af en toe aan. De eerste keer was dit onder invloed van West-Europa. Het betreft de Dekabristenopstand in december 1825. Deze werd uitgevoerd door Russische officieren die ideeën uit de Franse Revolutie hadden overgenomen. Zij hadden deze opgedaan in de periode dat Russische troepen na het verslaan van Napoleon een tijdje in Frankrijk gelegerd waren geweest. Toen ongeveer een decennium later na de dood van tsaar Alexander I verwarring ontstond over wie zijn opvolger was – Constantijn, de eerste in lijn, had in het geheim zijn recht overgedragen op zijn broer Nicolaas (I) – kwamen enkele duizenden officieren in de hoofdstad St. Petersburg in opstand. Zij verlangden liberale hervormingen. De nieuwe tsaar Nicolaas I slaagde er echter in de opstand neer te slaan. Vijf opstandelingenleiders werden opgehangen, 120 werden verbannen naar Siberië. Nog heel lang daarna bleef elke verwijzing naar deze gebeurtenissen in Rusland verboden.

Bijna tachtig jaar later, in januari 1905, liep een vreedzame demonstratie in St. Petersburg uit de hand doordat troepen van de tsaar ineens op de demontranten begonnen te schieten. Deze ‘Bloedige Zondag’ deed een roep ontstaan naar hervormingen. Verschillende liberalen werden ook uitgenodigd om toe te treden tot een nieuwe regering, maar zij weigerden allemaal. Dit zou achteraf kunnen worden gezien als een gemiste kans, maar de reden van hun weigering was dat zij vreesden dat het de tsaar, Nicolaas II, niet menens was. Dit bleek goed ingeschat. Want toen de Doema, het gekozen nieuwe Russische parlement – waarin de Constitutioneel-Democraten (liberalen), een partij met op dat moment ongeveer 100.000 leden, een meerderheid verwierven – concrete hervormingen van het staatsbestel in liberale zin verlangde, werd dit lichaam na twee maanden ontbonden (Figes 2006). Een nieuwe Doema diende te opereren op de basis van een beperkter kiesrecht en met minder bevoegdheden. Rusland bleef ondanks nog wel ondernomen pogingen tot economische hervormingen een autocratisch land.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleken de Russische troepen het moeilijk te hebben tegen de Centrale Mogendheden (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije). Dit gaf onvrede in het land, waar de tsaar weinig zicht op had omdat hij zich direct achter het front bevond, ver van de hoofdstad, om zelf het bevel over de troepen uit te oefenen. Begin 1917 zakte de altijd zo stabiel ogende monarchie plotseling ineen. Als gevolg van de Februarirevolutie zag de tsaar zich gedwongen af te treden. Algauw trad een vrij bont gezelschap op als de ‘Voorlopige regering’. Deze regering bestond uit onder andere socialisten van allerlei schakering (maar géén bolsjeviki). Ook de leider van de Constitutioneel-Democraten (de liberalen dus) trad toe: Pavel Miljoekov werd minister van Buitenlandse Zaken. Een belangrijke post, zij het niet een van waaruit hij goed invloed op de binnenlandse situatie kon uitoefenen. Hoewel niet de enige liberaal in de nieuwe regering, nam Miljoekov er toch een enigszins geïsoleerde positie in. Hij werd er bovendien door zijn collega’s al na twee maanden uit gewerkt. De voorlopige regering was overigens mede zwak omdat zij vanaf het begin de sovjets (arbeiders- en soldatenraden) naast zich moest dulden; het was de periode van de zogenoemde ‘duale macht’. In de praktijk kwam dit erop neer dat de door socialisten beheerste sovjets in de steden en aan het front de politiek van de voorlopige regering in Petrograd (zoals St. Petersburg, gelijk reeds opgemerkt, vanaf 1914 heette) saboteerden.

Welke kant het land uit zou gaan – terug naar de monarchie, een geleidelijke stabilisatie en ontwikkeling naar een soort democratie, een vorm van (raden)socialisme, of anarchie – was een groot deel van 1917 onduidelijk. In de nacht van 25 op 26 oktober pleegde een betrekkelijk kleine groep uiterst-links van het socialisme een staatsgreep: de bolsjeviki onder leiding van Lenin. In februari was deze groep nog volstrekt onbeduidend. Lenin gaf er wel meteen na zijn machtsgreep blijk van dat hij op een dictatuur uit was: reeds op 27 oktober werden alle persorganen van de oppositie verboden. Eén maand later werd de partij van de Constitutioneel-Democraten verboden en werden verschillende van haar leiders gearresteerd.

In de tussentijd vonden echter verkiezingen plaats voor een Constituante, dat wil zeggen een grondwetgevende vergadering. Deze waren uitgeschreven door de voorlopige regering en vonden ondanks de chaos en intimidaties door de bolsjeviki in die delen van het land waar zij reeds heersten doorgang. Mét deze kanttekeningen kunnen deze verkiezingen toch worden beschouwd als een graadmeter voor de electorale kracht van de verschillende politieke partijen in Rusland ten tijde van de Oktoberrevolutie. De bolsjeviki bleken voor een betrekkelijke nieuwkomer op veel steun te kunnen rekenen maar vormden slechts een minderheid niet groter dan een kwart van het electoraat. De veruit grootste partij was die der socialisten-revolutionairen, die haar aanhang had op het platteland. De liberale Constitutioneel-Democraten behaalden afgerond 2.088.000 stemmen; 4,7% van de kiezers. Hun aanhang was over het hele Russische rijk bezien dus gering. Maar in de steden stonden zij veel sterker. In de twee metropolen, Petrograd en Moskou, kwamen zij uit op 26,2% resp. 34,2%, en vormden daarmee na de bolsjeviki (ook sterk in de steden) de grootste politieke kracht. Bovendien waren de Constitutioneel-Democraten in 11 van de 38 provinciehoofdsteden zelfs groter dan de bolsjeviki (Pipes 1990). Niet voor niets schakelde Lenin deze liberale partij als eerste uit. Overigens liet hij ook de Constituante in januari na één dag vergaderen al ontbinden. Als gezegd waren Lenin en zijn bolsjeviki nooit van plan hun macht met wie dan ook te delen. Communisme is niet alleen anti-liberaal maar duldt eenmaal aan de macht geen enkele andere politieke beweging naast zich, zelfs (of juist?) niet als deze andere beweging uit socialistische broeders bestaat.

De Oktoberrevolutie door Nederlandse liberale ogen

Veruit de meeste Nederlanders namen destijds kennis van de ontwikkelingen in het buitenland door het lezen van kranten, die uitvoerige ‘buitenlandse berichten’ (of soortgelijke rubrieken) bevatten. De belangrijkste, zij het zeker niet de enige, liberale kranten waren het Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamsche Courant (tot 1970 twee afzonderlijke bladen). Hoe werd in deze twee kranten bericht over het aan de macht komen van de bolsjeviki in Rusland?

Het eerste dat opvalt is de grote onzekerheid waarin de correspondenten verkeerden. Dit is niet onlogisch want de bolsjeviki waren niet een van de meest vooraanstaande politieke groeperingen en of zij aan de macht zouden weten te blijven was de eerstvolgende jaren hoogst onzeker. De correspondent van het Algemeen Handelsblad schreef op 9 november, pal na de Oktoberrevolutie, dat het ‘duidelijk’ was dat de nieuwe regering ‘slechts een voorloper zal zijn van een contrarevolutionaire beweging’. Twee weken later dacht hij dat ‘het uiteenvallen van het Russische rijk te wachten staat’. Hij sloeg hiermee naar wij nú weten de plank mis, maar zeker twee jaar lang leken de gebeurtenissen hem gelijk te geven. Dat hij de nieuwe machthebbers als ‘anarchistische elementen’ aanduidde, was een fout die hij wel had moeten kunnen vermijden, aldus het Algemeen Handelsblad (1917a). De traditie van anarchisme was inderdaad veel sterker in Rusland dan van bolsjevisme; beide stromingen verschilden echter zeer van elkaar maar kennelijk duizelde het de correspondent nog van al die Russische revolutionaire bewegingen.

Het woord communisme viel in de berichten nog niet. Wanneer de bolsjeviki nader werden omschreven, dan werd de term meestal vertaald als ‘maximalisten’. Dit was strikt genomen geen correcte vertaling. Bolsjeviki stonden in de Russisch-marxistische beweging tegenover mensjeviki, hetgeen sloeg op meerderheid respectievelijk minderheid. Dit voerde terug op de toevallige verhoudingen op het tweede congres van de Russische Socialistische Partij die in de zomer van 1903 in Brussel met een vervolg in Londen was gehouden en waar de volgelingen van de extremist Lenin net iets talrijker waren dan die van de gematigder Martov: 24 à 25 aanwezigen tegenover 19 à 20. Dit was tegen de normale verhoudingen in die partij in, maar Lenin buitte het als propagandistische voordeel uit en vreemd genoeg lieten de volgelingen van Martov zich aanleunen dat zij de minderheidsgroepering binnen het Russische socialisme zouden zijn door de term mensjeviki over te nemen (Figes 2006; Ulam 1998). Niet alleen de liberale kranten in Nederland gebruikten de verkeerde vertaling, ook het grootste sociaal-democratische dagblad Het Volk duidde de bolsjeviki als ‘maximalisten’ aan (De Boer 1986). En ergens hadden de Nederlandse correspondenten ook helemaal gelijk. De bolsjeviki waren immers de groepering die voor zichzelf het onderste uit de kan wilden hebben, maximale macht met niemand te delen, terwijl hun socialistische tegenstanders wel genegen waren (sommige) andere groeperingen serieus te nemen of althans te tolereren.

Wat de correspondenten wel direct door hadden was dat de zogenaamde Oktoberrevolutie helemaal geen spontane volksopstand was maar een ordinaire staatsgreep, oftewel een ‘coup d’état’ (cf. Nieuwe Rotterdamsche Courant 1917; Algemeen Handelsblad, 1917b). Voor wat betreft de dictatoriale aard van het nieuwe regime, lieten zij zich evenmin zand in de ogen strooien. Al op 12 november meldde de correspondent van de NRC: ‘Lenin’s kabinet onderdrukt alle bladen van de oppositie’. En zijn collega van het Algemeen Handelsblad (1917c) tekende reeds een maand voordat de bolsjeviki de via verkiezingen tot stand gekomen Grondwetgevende Vergadering met geweld uiteenjoegen op: ‘Zeer verspreid is de opvatting dat de Maximalisten de Constituante zullen ontbinden, indien de meerderheid niet op hun hand is.’ Toen de bolsjeviki dit inderdaad bleken te doen werd deze daad overigens niet alleen door de liberale pers in Nederland veroordeeld maar evenzeer door de sociaal-democratische krant Het Volk (De Boer 1986).

Hoofdredactionele commentaren werden die eerste maanden eigenlijk niet aan de bolsjevistische staatsgreep in Rusland gewijd. Ook de verslaggeving zelf onthield zich van beschouwingen over de potentiële ingrijpende gevolgen van deze gebeurtenissen voor de rest van de wereld, in het bijzonder de vraag of de staatsgreep het startschot was van een revolutionaire golf of de dreiging ervan in andere landen. Dat lag kennelijk nog allemaal in de schoot der naoorlogse toekomst verborgen. Wel werd uitvoerig ingegaan op de gevolgen voor het verloop van de (Eerste) Wereldoorlog, die nog volop woedde terwijl op dat moment het einde ervan nog niet in zicht was. Niet voor niets was de berichtgeving over de gebeurtenissen in Rusland nogal eens in de rubriek ‘De oorlog’ ondergebracht.

Ook een scherpzinnig Nederlands waarnemer als het vrij-liberale Tweede Kamerlid W.H. de Beaufort, voormalig minister van Buitenlandse Zaken, plaatste in zijn dagboeken de bolsjevistische staatsgreep in Rusland niet in het perspectief van een aanstaande wereldwijde strijd tussen het communisme en de vrije wereld, maar speculeerde vooral over de gevolgen voor het verloop van de Wereldoorlog. Het was duidelijk dat Lenin en de zijnen om hun eigen macht te consolideren uit waren op een vrede tot bijna elke prijs; die na een paar maanden inderdaad met de Duitsers in Brest-Litovsk werd gesloten. Dit zou tot gevolg krijgen dat de Duitsers een groot deel van hun troepenmacht konden verplaatsen naar het westfront, voordat de Amerikanen daar massaal werden ingezet. Dit gaf, zo was de verwachting, de Centrale Mogendheden vervolgens de kans de strijd tegen de Geallieerden in hun voordeel te beslechten. Reeds op 29 november 1917, drie weken na Lenins machtsgreep, had De Beaufort aan zijn dagboek toevertrouwd: ‘Onttrekt Rusland zich aan den oorlog, dan wordt de kans voor de geallieerden slecht.’ Nadat het communistisch bewind de vernederende Duitse vredesvoorwaarden had geaccepteerd, luidde zijn analyse: ‘Een nationale inzinking zooals Rusland vertoont komt zeldzaam voor. Alle verdedigingsmiddelen heeft men aan de Duitschers overgegeven, nu, heet het, wil een deel der socialistische partij voor het behoud der nationale onafhankelijkheid het zwaard weder trekken maar het zwaard is verdwenen, de vijand heeft het in handen’ (De Valk & Van Faassen 1993, 964; ibid., 988-989). Met de vijand bedoelde De Beaufort niet de binnenlandse tegenstanders van de bolsjeviki, maar de Duitse troepen.

De Beaufort tekende zijn waarnemingen en overpeinzingen voor zichzelf op; wij kunnen er nadien kennis van nemen. Van andere liberale politici in ons land is niet bekend of zij de gebeurtenissen in Rusland nauwgezet volgden en hoe zij er in dat geval tegen aan keken. Partijbijeenkomsten zijn er niet aan de staatsgreep in Rusland gewijd. Ook in de Tweede Kamer werd er niet over de gebeurtenissen in Rusland gesproken. Voor het beleid zou dat ook geen zin hebben gehad; Nederland hield zich in de Wereldoorlog neutraal en was natuurlijk ook niet in staat invloed op de ontwikkelingen in Rusland uit te oefenen. Zoals tevens in de kranten gebeurde werd naar de gebeurtenissen in Rusland uitsluitend gekeken ‘alsof Nederland slechts toeschouwer was’. Het was in deze tijd bovendien toch al ongebruikelijk voor politici, juist ook voor Kamerleden, openlijk over de buitenlandse politiek te spreken. Nederland diende zich immers uiterst behoedzaam op te stellen om niet tegen zijn zin in een of andere vreemde maalstroom te worden getrokken.

Wel zinspeelde de Bond van Vrije Liberalen (BVL), een klassiek-liberale partij destijds, bij de Tweede Kamerverkiezingen begin juli 1918 op de verschrikkingen die ons land te wachten zouden staan indien radicale socialisten of bolsjeviki aan de macht zouden komen. De partij maakte onder meer propaganda met pakkende posters over de ideologische tegenstander. Zo werden de sociaal-democraten onder Troelstra afgebeeld als een rijtuig getrokken door paarden als ‘Sociale droomer’ en ‘Karakterloosheid’ die het karos rakelings langs een donkere afgrond deden scheren waar de bolsjeviki bezig waren de mensen van hun goederen te beroven. Op een van de andere posters was te zien hoe dwangarbeiders in een grauwe ‘staatssocialistische maatschappij’ onder politietoezicht zwoegden (Voerman 2008, 22-23). Zulke schrikbeelden waren ten aanzien van de sociaal-democraten overdreven maar zouden met het oog op communistische systemen van voorspellende waarde zijn.

Opmerkelijk is dat de Russische Revolutie en haar implicaties in de liberale partijpers niet werden uitgediept. Wie daar uitvoerige schetsen verwacht van de anti-liberale maatschappij die in Rusland werd gevestigd was, komt van een koude kermis thuis. Pas in 1922 werd in een tweetal artikelen in het partijorgaan van de Vrijheidsbond (waarin onder andere de Liberale Unie en de BVL opgingen) aandacht geschonken aan de inmiddels meer dan vier jaar oude Sovjet-staat. De auteur merkte op dat de communisten zich niet bedekten met de vlag van democratie, maar openlijk een dictatuur uitoefenden. Hij meende dat de Russen, passief als dit volk nu eenmaal was ingesteld, hun nieuwe heersers lieten begaan. Voor de toekomst verwachtte de schrijver dat naarmate de communisten steviger in het zadel kwamen te zitten, hun terreur zou afnemen._ Hij had er niet meer naast kunnen zitten; de campagne tegen de ‘koelakken’ (boeren die beschuldigd werden van te veel bezit [één koe kon al te veel zijn]) en de Grote Terreur moesten nog beginnen. Dan getuigden de genoemde BVL-posters uit 1918 van een meer vooruitziende blik.

Een debat onder liberalen over interventie

Nederland stond, zoals reeds opgemerkt, tegenover de ontwikkelingen in Rusland voornamelijk als een toeschouwer, voor zover er al naar dat deel van het wereldtoneel werd gekeken. Zelfs indien ons land zou hebben gewild, en deze animo was uiterst gering_, had het weinig kunnen doen om de gebeurtenissen te beïnvloeden. Ook liberalen in Duitsland zouden, hadden zij gewild, weinig hebben kunnen ondernemen. De leiding van dit land had Lenin en zijn partij in 1917 mede aan de macht geholpen om de balans op het slagveld naar eigen voordeel te doen omslaan. Na de capitulatie in november 1918 was het land niet meer in staat tot militair optreden. Duitsland was niet alleen uitgeput maar mocht van de overwinnende geallieerden natuurlijk ook niet meer buiten de eigen (ingekrompen) landsgrenzen opereren.

In Frankrijk heerste weliswaar veel verbolgenheid over de staatsgreep van Lenin en de daarop volgende nationalisaties (van particuliere eigendommen, met nogal eens Frans kapitaal) maar de politici lieten het daar bij boze woorden. Het enige Europese land waar serieus over een grootschalige interventie om de communisten uit de macht te verdrijven is nagedacht, was Groot-Brittannië. Weliswaar vonden er Westerse en Japanse interventies tijdens de Russische burgeroorlog plaats maar deze dienden veel beperkter doelen. In Groot-Brittannië is echter overwogen de interventie op te schalen zodat de communisten ten val konden worden gebracht.

Het debat hierover werd ‘gestreden’ onder aanvoering van twee vooraanstaande liberale ministers: David Lloyd George – Prime Minister – enerzijds en Winston Churchill – aanvankelijk Minister of Munitions, vanaf januari 1919 Secretary of State for War - anderzijds. De laatstgenoemde geniet tegenwoordig bekendheid als een van de grote leiders van de Britse Conservatives, maar hij was in 1904 naar de liberalen overgelopen en zou pas in 1924 in de schoot van de conservatieve partij terugkeren. Tijdens de twintig tussenliggende jaren was hij een belangrijk liberaal politicus.

Hun meningsverschil over de vraag of er al dan niet zoveel militaire middelen dienden te worden ingezet dat het regime van Lenin ten val kon worden gebracht, hing mede samen met hun opvattingen over de aard van het regime. Lloyd George was zeker geen bewonderaar van de bolsjeviki maar toen de eerste rapporten verschenen over de rode terreur in Rusland deed hij deze – net als de Amerikaanse president Wilson – af als overdreven (Read 2008). Daarentegen onderkende Churchill direct de repressieve aard van het bolsjevistisch regime. Tijdens een toespraak op 26 november 1918 in Dundee zei hij: ‘Civilisation is being completely extinguished over gigantic areas, while Bolsheviks hop and caper like troops of ferocious baboons amid the ruins of cities and the corpses of their victims’ (Read 2008, 24). Een paar maanden later vulde hij aan: ‘Of all tyrannies in history the Bolshevist tyranny is the worst, the most destructive, and the most degrading.’ Het Sovjet-regime bestond in zijn ogen uit ‘a foul combination of criminality and animalism’ (in: Toye 2007, 200).

Churchill begreep zowel de aard als het gevaar van export van het communistisch regime in Rusland beter dan zijn premier. Maar hij werd ervan verdacht de strijd tegen het rode regime in Rusland louter uit oorlogszucht te willen aangaan. De maîtresse van Lloyd George tekende op 13 april 1919 in haar dagboek op (niet geheel duidelijk is of dit de mening weergeeft van haarzelf, die van haar geliefde – de premier –, of van beiden): ‘knowing how disloyal & ambitious Churchill is & always will be. He is giving D. [Lloyd George; PvS] great trouble just at present, as being Secretary of State for War, he is anxious that the world should be not at peace, & is therefore planning a great war in Russia’ (Taylor 1971, 179).

De afkeer van Lloyd George tegen ingrijpen valt overigens niet uitsluitend terug te voeren op een verschil van inschatting van (de gevaren van) het regime in Moskou. De premier vreesde ook dat de Britten in geval van een grootschalige interventie in drijfzand zouden belanden en hij meende dat de mensen thuis er niet voor te porren zouden zijn. Of erger; hij zei over een Britse interventie in Rusland: ‘That would cause a revolution.’ In Groot-Brittannië, wel te verstaan (Toye 2007, 211).

De opvatting van de Britse premier woog zwaarder dan die van de ‘gewone’ minister Churchill, mede daar de animo voor een grootschalige interventie na meer dan vier jaar Wereldoorlog ook onder collega-politici gering was. Of een grootschalige Westerse interventie in staat zou zijn geweest het rode regime in Rusland in de kiem te smoren, behoort tot de grote ‘wat als’-vragen van de geschiedenis. Wat zeker is, is dat Lenin en zijn bolsjeviki aan de macht wisten te blijven, en dat dit regime het communisme later aan meer landen wist op te leggen. Wat evenzeer vaststaat, is dat daar een onafzienbare hoeveelheid ellende uit is voortgekomen. Wie wil weten wat liberalen in de samenleving en de staatsinrichting willen vermijden, kan uit communistische regimes in het verleden en helaas ook nog het heden meer dan genoeg studiemateriaal putten.

 

Patrick Van Schie

Dit essay verscheen eerst in Liberale Reflecties van december 2017

 

Literatuur

Boer, S. de. ‘De SDAP en Rusland, 1917-1939’, in: Rusland in Nederlandse ogen. Een bundel opstellen. Amsterdam, 1986, pp. 163-186.

Algemeen Handelsblad. ‘De oorlog. De algemeene toestand’, 9 november 1917.

Algemeen Handelsblad. ‘De oorlog. De algemeene toestand’, 22 november 1917.

Algemeen Handelsblad. ‘Rusland. De toestand’, 10 december 1917.

Courtois, S., e.a., Zwartboek van het communisme. Misdaden, terreur, onderdrukking. Amsterdam, 1997.

Figes, O. Tragiek van een volk. De Russische Revolutie 1891-1924. Amsterdam, 2006.

Knapen, B. De lange weg naar Moskou. Nederlandse relaties tot de Sovjet-Unie, 1917-1942. Amsterdam, 1985.

Nieuwe Rotterdamsche Courant. ‘De oorlog. De staatsgreep der maximalisten’, 9 november 1917.

Nieuwe Rotterdamsche Courant, ‘De staatsgreep in Rusland’, 12 november 1917.

Pipes, R. The Russian Revolution. New York, 1990.

Read, A. The World on Fire. 1919 and the Battle with Bolshevism. Londen, 2008.

Schie, P. van., ‘Venezuela laat zien waar het echte socialisme toe leidt’, Trouw.nl, 17 april 2017.

Toye, R. Lloyd George & Churchill. Rivals for Greatness. Londen, 2007.

Taylor, A.J.P. ed., Lloyd George. A Diary by Frances Stevenson. Londen, 1971.

Ulam, A.B. The Bolsheviks. Londen, 1998 [oorspr. 1965].

Valk, J.P. De., Faassen, M. Van., Dagboeken en aantekeningen van Willem Hendrik de Beaufort 1874-1918. Tweede band: 1911-1918. Den Haag, 1993, pp. 964 en 988-989.

Voerman, G., De VVD visueel. Liberale affiches in de twintigste eeuw. Amsterdam, 2008.

Print Friendly and PDF
#metoo: slaat de slinger echt door? - Ann Brusseel

#metoo: slaat de slinger echt door? - Ann Brusseel

Pijn als sleutel tot het vormgeven van een moreel Esperanto - Dirk Verhofstadt

Pijn als sleutel tot het vormgeven van een moreel Esperanto - Dirk Verhofstadt