Het islamdilemma - Irshad Manji

Het islamdilemma - Irshad Manji

De stem tegen de onderdrukking van de vrouw in de moslimwereld klinkt steeds luider. In Nederland staan vrouwen als Ayaan Hirsi Ali, Naima El Bezaz en Nahed Selim elk op hun manier op de bres voor een gelijke behandeling van mannen en vrouwen. In Frankrijk verzetten Chahdort Djavann, Samira Bellil en Fadela Amara zich tegen een hele reeks van vrouwonvriendelijke praktijken in de buitenwijken rond de grote Franse steden met een grote moslimpopulatie. Het thema van de vrouwenrechten kreeg nog meer aandacht door de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede in 2003 aan de Iraanse feministe Shirin Ebadi die mensenrechten zoals politieke vrijheid en vrije meningsuiting niet in strijd acht met een islamitische levensbeschouwing. Vanuit Canada klinkt nu een nieuwe stem. Irshad Manji is een 35-jarige moslima, journaliste en tv-presentatrice. In 1972 vluchtte ze vanuit Oeganda naar Vancouver. Momenteel woont ze in Toronto en leidt ze de tv-zender VERB waar ze vaak een kritische noot laat horen over mistoestanden in de moslimwereld.

Ze schreef het boek The Trouble with Islam dat in het Nederlands wat te eenvoudig vertaald werd naar Het Islamdilemma. De Engelstalige titel komt meer overeen met haar scherpe kritiek op de moslims die zich al te vaak wentelen in een slachtofferrol tegenover het onderdrukkende Westen teneinde eigen mistoestanden toe te dekken. Het boek is een soort open brief aan de moslimgemeenschap waarin de auteur, die zelf een islamitische is, tot de conclusie komt dat de islam zich moet verzoenen met de verscheidenheid aan overtuigingen en ideeën in de wereld. Door de onderdrukking van vrouwen en religieuze minderheden, het antisemitisme, de slavernij en het superioriteitsgevoel van heel wat geestelijke leiders, koerst de islamitische wereld af op meer haat, geweld, armoede en onbegrip in de rest van de wereld. Volgens Irshad Manji moet de islamwereld opnieuw plaats vrijmaken voor het vrije denken en op deze manier zich aanpassen aan de 21ste eeuw.

Tegenover het obscurantisme en de onverdraagzaamheid die uitgaat van radicale moslims die zich baseren op de ‘onaanvechtbare waarheid’ van de heilige teksten plaatst Manji de noodzaak van een ‘ijtihad’ of zelfkritiek gekoppeld aan vernieuwingsdrang. Toch blijft ze gelovig. Hiermee neemt ze afstand van de houding van Taslima Nasrin die ervan overtuigd is dat hervormingen er alleen zullen komen als de religie zich terugtrekt, een standpunt dat heel wat westerse seculiere intellectuelen delen. Manji streeft naar hervormingen met behoud van de moslimidentiteit. De Islam is nu eenmaal de steunpilaar voor de identiteit van miljoenen mensen, ook voor vrouwen. Er moet gewoon anders omgegaan worden met de islamitische voorschriften. De auteur noemt zich dan ook een ‘moslim refusenik’ een term die ze leent bij de Russische joden die decennialang streden voor hun geloofsvrijheid en hun persoonlijke vrijheid. Hiermee spoort Manji met Nahed Selim die in haar boek De vrouwen van de profeet vooral de letterlijke en door mannen gedicteerde interpretatie van de koran verwerpt. Maar Manji gaat verder. In een meeslepend, soms ironisch maar ook provocerend betoog houdt ze de moslims, zowel in de Arabische wereld als daarbuiten, een spiegel voor. En wat ze daarin zien is niet altijd fraai.

Hoe kan men praktijken aanvaarden als eremoorden, gedwongen huwelijken, besnijdenis van vrouwen, het verbod voor vrouwen om te reizen, het gebod om chadors en burka’s te dragen, onderdrukking van religieuze minderheden en zelfs vormen van slavernij? Ze geeft het voorbeeld van lesbiennes in Iran die tot het hoofd in de grond werden gegraven waarna ze door mannen en jongens met stenen bekogeld worden tot de dood erop volgt. Manji, die zelf lesbisch is, repliceert met de bepaling dat Allah ‘alles wat Hij schept voortreffelijk maakt’. Waarom dan homoseksualiteit afkeuren? En waarom die hatelijkheden tegenover vrouwen, joden, christenen en ongelovigen? Ze richt haar pijlen niet alleen op de geestelijke leiders die de koran letterlijk interpreteren maar ook op de vele moslims en multiculturalisten in het westen die jarenlang hebben gezwegen over de vele mistoestanden waar ze kennis van hadden in Iran, Afghanistan, Pakistan, Saoedi-Arabië, Soedan, Nigeria en andere moslimlanden. Omdat het in de koran staat? Ze werpt dan ook de vraag op of de koran wel volmaakt is? En of het wel een door God geschreven boek is? Kritische vragen stellen over de koran staat voor haar centraal in de ‘ijtihad’.

‘Ijtihad’ is volgens Manji de islamitische traditie van onafhankelijk denken die voorkwam tijdens de gouden periode van 750 tot 1250 na Christus. Toen werden Griekse teksten vertaald, bestond er veel verdraagzaamheid tegenover joden, werden ideeën uitgewisseld en ontwikkelde men de universiteit, de algebra, de gitaar, de cheques, en andere zaken. De Moorse wijsgeer Averroës bepleitte vrijheid van denken en gelijkheid tussen de seksen. De auteur situeert het einde van ‘het denken’ met de opkomst van de Almoraviden die een campagne begonnen voor theologische zuiverheid, tegen vrouwen en joden en tegen elke vorm van debat. Voortaan was het denken alleen toegestaan voor moefti’s, islamitische rechtsgeleerden. Net als Nahed Selim stelt Manji dat de strikte toepassing van de sharia-wet geen keuze van God was maar een keuze van ‘een stelletje peetvaders’. Hetzelfde deed zich voor in de loop van de vorige eeuw. In tal van moslimlanden bestond er een tendens naar secularisme, socialisme, atheïsme en belangstelling voor wetenschappen. Gestuwd door het antikolonialisme groeide het hersendodende fundamentalisme en werd alle schuld afgeschoven op het westen, op Amerika en vooral op de joden van Israël.

Een cruciale passage in het boek is het bezoek van Manji aan Israël. In tegenstelling tot veel moslimlanden is Israël een democratie waar kritiek op de leiders mogelijk is. Chassidische partijen bestaan er naast de enige jaarlijkse homoparade in het Midden Oosten. Kritiek op religie is er perfect mogelijk (de derde grootste politieke partij is de liberale en seculiere Shinui, nvdv). De auteur ziet wel dat een democratie geen garantie biedt tegen het achterstellen van minderheden, maar de mate van vrije meningsuiting en vrijheid van vereniging is in Israël groter dan in gelijk welk islamitisch land. Daarnaast wijst ze op de dubbelzinnigheid van moslimlanden tegenover de Palestijnen zelf. Koeweit wees 300.000 Palestijnen uit als vergelding voor de steun van Arafat aan Sadam Hoessein in 1991 en Saoedi-Arabië weigerde steeds om Palestijnse vluchtelingen op te nemen. Manji wijst ook op de steun van moslims aan de nazi’s (zoals Jef Lambrecht in De zwarte wieg beschreef, nvdv). Zo was de grootmoefti van Jeruzalem al-Husseini een actief pleitbezorger van de Endlösung. Hij stond in direct contact met Hitler, schreef een voorwoord in de Arabische vertaling van Mein Kampf, richtte in 1943 een eigen SS-divisie van 20.000 moslims uit Bosnië-Herzegovina en Albanië op en zorgde ervoor dat tienduizenden joden niet konden uitwijken naar Palestina, maar gedeporteerd werden naar de concentratiekampen.

Manji wijst wel met een beschuldigende vinger naar de jarenlange steun van de VS met geld en wapens aan de moejahedien in hun strijd tegen het communisme. Maar de drammerige moslimkritiek op Amerika klinkt volgens haar ongeloofwaardig. Niet het westen houdt de moslims onwetend, het zijn de islamlanden zelf. Juist de islam is ‘de über-onderdrukker van creativiteit, dynamisme en democratie’. Geen enkel Arabisch land ontwikkelde een burgerstaat waarin mensen gelijk zijn voor de wet. Afwijkende meningen worden er gezien als verraad. Vernieuwingen zijn verdacht en worden er verboden. Saoedi-Arabië heeft nooit de Verklaring van de Rechten van de Mens ondertekend en beschouwt vrouwen als minderwaardig. Meer nog, de Saoedi’s roepen op tot haat tegenover de ‘ongelovigen’.

Manji hoopt op een liberale reformatie van de islam waarbij elke mens recht heeft op zijn individualiteit en niet langer beschouwd wordt als gemeenschappelijk bezit. Een middel daartoe is volgens haar de ‘operatie ijtihad’ waarbij we via microkredieten islamitische vrouwen in staat stellen om in zaken te gaan. Daarbij verwijst ze naar de ideeën van de Peruaanse ontwikkelingseconoom Hernando de Soto. Steun aan moslimvrouwen om initiatief te nemen kan een doorbraak betekenen op tal van vlakken. Het biedt de kans om een einde te maken aan het monopolie van de mannelijke geestelijken. En het geeft arme vrouwen de kans om hun schamele bezittingen te gelde te maken en te gebruiken als hypotheek of krediet.

Er ligt volgens Manji ook een andere taak weggelegd voor het Westen. Maar dan moeten we af van het nefaste multiculturalisme. De koran mag niet langer letterlijk genomen worden want mensenrechten gelden ook voor moslims. En ze citeert de romancier Amin Maalouf die het volgende stelde: ‘tradities verdienen het alleen om gerespecteerd te worden als ze respectabel zijn’. Tegelijk moet Europa begrijpen dat moslims geïntegreerde burgers kunnen worden. Het is een waarschuwing voor al wie weigert om vreemdelingen te aanvaarden als gelijkwaardige burgers in onze samenleving. ‘We zijn niet onverenigbaar, moslims en het westen’, zo schrijft Manji. Het lijkt een evidentie maar als we niet opletten wordt dit door fundamentalisten en racisten langs beide zijden verworpen. En juist dat zou voor een finale breuk kunnen leiden tussen twee mensvisies. ‘Met zwijgen komen we nergens’ zegt Manji en ze heeft gelijk. We moeten spreken, mistoestanden veroordelen en onvoorwaardelijk opkomen voor fundamentele waarden als de vrije meningsuiting en de gelijkheid van man en vrouw. Het Islamdilemma is een overtuigend betoog voor verandering en tolerantie in de islamitische wereld. Dit boek moet massaal gelezen worden, zowel bij ons als in de islamitische wereld.

 

Irshad Manji, Het Islamdilemma, Bruna Uitgevers, 2004, 222 blz.

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Mektoub, My Love - Abdellatif Kechiche

Mektoub, My Love - Abdellatif Kechiche

Mei '68 en de hippies - Eddy Bonte

Mei '68 en de hippies - Eddy Bonte