De poort - François Bizet

De poort - François Bizet

Op 17 april 1975 juichten de westerse linkse intellectuelen – waaronder  de top van AMADA, de huidige PVDA van Peter Mertens en Raoul Hedebouw – toen de maoïstische Rode Khmer de macht grepen in Cambodja. Na de Sovjet-Unie, China, Noord-Korea en Vietnam zette ook het Cambodjaanse volk de stap naar het ‘communistische paradijs’. Tal van westerse dagbladen publiceerden artikels over deze ‘bevrijdingsbeweging’. In 1976 verscheen bij de uitgeverij van de communistische partij in Frankrijk het boek met de veelzeggende titel Phnom Penh Liberé: Cambodge de l’autre sourire van Jerome en Joycelin Steinbach. In datzelfde jaar greep Saloth Sar alias Pol Pot definitief de macht en kreeg het land de naam Democratisch Kampuchea. Vanaf dan tot begin 1979 werd het land quasi totaal afgesloten van de buitenwereld.

En terwijl linkse intellectuelen met lof zwaaiden over het nieuwe paradijs op aarde gebeurde een van de ergste genociden uit de twintigste eeuw. Honderdduizenden inwoners van de Cambodjaanse steden werden door de Rode Khmer het platteland opgejaagd. Het doel van Pol Pot was de vorming van een egalitaire boerensamenleving. Daarvoor moesten vooral de ‘bedorven’ stedelingen het ontgelden. Privé-eigendom en geld werden afgeschaft, religies werden verboden en scholen gesloten. Het experiment mondde uit in een nachtmerrie van terreur en geweld waarin het leven van een mens geen enkele waarde meer had. Zowat alle intellectuelen werden afgemaakt. Naar schatting één miljoen mensen kwamen om het leven door honger, ziekten en massale moordpartijen.

Over deze gruwelijke periode verscheen het boek De Poort van de Franse onderzoeker en thans hoogleraar François Bizot. Op 10 oktober 1971 werd hij op ongeveer 30 kilometer van Phnom Penh gearresteerd en overgebracht naar het gevangenenkamp Anglong Veng van de Rode Khmer dat onder leiding stond van Ta Douch. Gedurende drie maanden werd hij daar vastgehouden en zag hij hoe het schrikbewind langzaam maar zeker het platteland in zijn greep kreeg. Kinderen vanaf acht à negen jaar werden bij de boerenfamilies weggehaald en kregen een instructeur toegewezen. Jonge krijgers hielden sessies voor collectieve zelfkritiek waarbij het verklikken van elkaars fouten essentieel stond. Soldaten van het regeringsleger, onwillige boeren en stedelingen werden in het kamp opgesloten als beesten en later afgemaakt met stokken en schoppen teneinde ‘kogels te sparen’. Bizot werd verdacht van spionage voor de Amerikaanse CIA maar kon Ta Douch na vele ondervragingen overtuigen van zijn werkelijke bedoelingen, namelijk het onderzoeken van de eeuwenoude tradities van de boeddhistische Khmersamenleving. Op die manier overleefde hij als enige gevangene uit de westerse wereld zijn gevangenschap. Hij werd vrijgelaten en naar de hoofdstad Phnom Penh gestuurd dat toen nog in handen was van de regeringstroepen.

In het tweede deel van zijn boek beschrijft Bizot de inname van Phnom Pehn door de Rode Khmer op 17 april 1975. Als niet officiële medewerker op de Franse ambassade was hij een bevoorrecht getuige van de enorme chaos en verwarring die daarop volgde. Tienduizenden mensen werden verplicht hun woning te verlaten en naar het platteland te trekken. In paniek zochten Khmers van het vroegere bewind en Cambodjanen die een relatie hadden met buitenlanders hun heil op het terrein van de ambassade. Samen met vertegenwoordigers van Unicef, de VN, het Rode Kruis, de internationale pers en andere leden van de Franse gemeenschap leefden ze met drieduizend personen in de gangen van de diverse gebouwen of buiten onder de bomen. Bizot beschrijft hoe de Rode Khmer alle regels van de internationale diplomatie met de voeten traden en het terrein van de Franse ambassade bestormden om de honderden Khmers die daar hun toevlucht hadden gezocht op te vorderen en af te voeren.

Wel kreeg Bizot de toelating om Franse inwoners in de hoofdstad op te sporen en naar de ambassade te brengen. Hij reed naar de universiteit waar nog enkele Franse docenten werkten maar die weigerden vanuit hun communistische overtuiging mee te gaan. Ze bleven uit sympathie met de ‘bevrijders’ en bleven blind voor het moorden, plunderen en brandstichten. Onder hen het echtpaar Steinbach die later het boek Phnom Pehn Liberés zouden schrijven. Enkele dagen later werden ze door de revolutionaire troepen zelf afgezet aan de ambassade. Ze liepen gekleed in de kledij van de Rode Khmer met een Chinese pet op en Ho-Tsj-Minhsandalen aan hun voeten. Ook Erich Stange, een Oost-Duitse diplomaat die vanuit Bangkok was gekomen om zijn ambassade te heropenen en de overwinning van de communistische troepen te vieren werd in de ambassade gedropt. De Rode Khmer had liever geen pottenkijkers in de stad die intussen ten prooi was van de vernielzucht van de revolutie. Enkele dagen later werden alle buitenlanders op vrachtwagens gezet en in twee transporten naar het naburige Thailand gevoerd. Onderweg zag Bizot de omgeploegde akkers, met de grond gelijk gemaakte dorpjes, uitgebrande pagodes, opgeblazen bruggen, ingestorte dijken en volgelopen bomkraters. Als een van de laatsten stapte Bizot uiteindelijk over de grens.

Dertien jaar later keerde Bizot terug en bezocht in Phnom Pehn het voormalige lyceum van Tuol Sleng dat door de Rode Khmer was omgebouwd tot een gevangenis en dat vandaag als ‘Genocidenmuseum’ is ingericht. Hier werden mensen gemarteld alvorens ze doorgestuurd werden naar Choeung Ek of de Killing Fields om ‘vernietigd’ te worden. De Killing Fields bestaan uit 129 massagraven waarvan er 43 nog niet opgegraven zijn. Om de slachtoffers te gedenken heeft men een metershoge stupa, een gedenkmonument met glazen wanden, gebouwd en daarin zitten 8985 schedels van de slachtoffers gerangschikt naar leeftijd en geslacht. Verspreid over heel Cambodja zijn er zo nog tientallen andere Killing Fields te vinden. Maar toch blijft vooral het Tuol Sleng museum aangrijpen. Hier zijn talloze foto’s van slachtoffers opgehangen, ziet de marteltuigen en de cellen. De gevangenis stond onder leiding van Ta Douch, de man die hem uiteindelijk na vele ondervragingen had vrijgelaten en die nu achter de tralies zit te wachten op zijn proces wegens misdaden tegen de menselijkheid.

Het verhaal van Bizot leest als een roman maar geeft haarscherp weer waartoe de omzetting van de communistische ideeën in de praktijk heeft geleid. Het is tevens een aanklacht tegen al diegenen in het Westen die vanuit hun ideologische blindheid stonden te juichen bij de ‘bevrijding van Phnom Pehn’. Pol Pot overleed in april 1998 in de jungle in het noorden van Cambodja. Enkele jaren voordien had hij toegegeven dat er “enkele fouten waren gemaakt bij het toepassen van de politiek van het verschaffen van een weldadig leven aan het volk”. Maar het bleven in zijn ogen van westerse linkse ‘nuttige idioten’ hooguit enkele ‘schoonheidsfouten’.

 

François Bizot, De Poort, Fagel, 2003, 349 blz.

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Ethiek van de digitale media - Marcel Becker

Ethiek van de digitale media - Marcel Becker

Thalers Nobelprijs kan uw gezondheid ten goede komen - Freya Saeys en Tim Smits

Thalers Nobelprijs kan uw gezondheid ten goede komen - Freya Saeys en Tim Smits