Geld voor je God - Leni Franken

Geld voor je God - Leni Franken

Een goed boek uitgeven is één zaak, dat op het juiste moment doen is een andere. Met dit boek slaagt UPA erin beide goed te combineren. Met dit werk wordt één van de laatste, maar daarom niet minder hardnekkige taboes, in onze tot voor kort sterk verzuilde samenleving onder de loep genomen. Hoeveel geld, en vooral waarom, wordt er uitgegeven door de overheid aan het “ondersteunen” van religies en levensbeschouwingen? Zoals iedereen wellicht weet, zijn er in ons land zeven “erkende” levensbeschouwingen: oorspronkelijk waren dat de katholieke, de protestantse, de Joodse en de anglicaanse eredienst. Nadien zijn daar de islam, de christelijk-orthodoxe kerk en de georganiseerde vrijzinnigheid bijgekomen.

 De financiering van die levensbeschouwingen is raar. Onze liberale grondwet van 1831 voorziet onder meer in een scheiding tussen Kerk en Staat, vrijheid van onderwijs en eredienst, neutraliteit van de overheid, enzovoort. In het boek wordt achtereenvolgens nagegaan hoe deze steun aan de erkende levensbeschouwingen er door de jaren heen is gekomen. Verder worden de drie luiken van deze steun ontleedt: steun aan de erediensten zelf (betaling van lonen en wedden, inclusief pensioen, aan de bedienaars van deze erediensten),  steun aan de levensbeschouwelijke vakken in het onderwijs (openbaar en/of privaat), en tot slot het gedeeltelijk financieren van de zogenaamde confessionele (vrije) scholen die behoren tot deze levensbeschouwingen.

Telkens wordt bondig en overzichtelijk een historisch perspectief gegeven, een vergelijking met de gangbare praktijken in andere (meestal Europese) landen, en een “checklist” om na te gaan wat kan of niet kan in onze hedendaagse seculiere samenleving. Dit telkens in korte, behapbare hoofdstukken, zodat men het overzicht en het inzicht behoudt. Echt een aanrader voor al wie zich zo objectief mogelijk wil informeren over deze toch nog altijd “gevoelige” materie. 

Na het lezen van dit boek, blijft men toch wel met heel veel grote twijfels zitten of de bijna één miljard euro die jaarlijks aan de ondersteuning van de levensbeschouwingen wordt uitgegeven, wel goed is besteed. Niet alleen het principe van de steun zelf is in feite maar zwak onderbouwd – zo is de aanpak zeker niet neutraal want de traditioneel katholieke zuil gaat met 85 procent van de middelen lopen, wat niet meer aansluit bij het aantal inwoners dat nog actief deze levensbeschouwing aanhangt – ook de procedure van de “erkenning” is noch objectief noch praktisch werkbaar, en worden quasi niet gecontroleerd.

Verder miskent de “erkenning” van één bepaalde levensbeschouwing de internediversiteit, ja zelfs interne verdeeldheid, binnen elke levensbeschouwing. Denk bijvoorbeeld aan dé islam, die in feite niet bestaat, maar een generieke naam is voor een reeks totaal uiteenlopende en meestal niet verzoenbare strekkingen zoals de Soennieten, de Sjiieten, de Wahabisten, Salafisten, enz. Door via een procedure van “erkenningen” te werken, houdt de overheid in feite de verzuiling en dus de segregatie tussen die levensbeschouwingen in stand, daar waar in onze multiculturele en zeer gediversifieerde samenleving, er meer dan ooit nood is aan dialoog, wederzijds begrip en integratie. Het beleid werkt dat precies tegen. Daarom houdt Franken terecht een warm pleidooi om in de scholen de vakken rond levensbeschouwingen en erediensten te vervangen door een “overkoepelend” en verbindend vak LEF (Levensbeschouwing, Ethiek, Filosofie en Burgerschap), zoals voorgesteld door professor Patrick Loobuyck.

Kortom dit boek bevat meer dan voldoende stof voor een relevant maatschappelijk en politiek debat over de plaats van levensbeschouwingen in onze hedendaagse samenlevingen de rol (voor zover die er zou moeten zijn) van de overheid in dit alles. Jammer dat de auteur de “cirkel” van haar onderzoek beperkt heeft tot de kernelementen van de levensbeschouwingen: de eredienst, het vak en de scholen. Want op basis van dezelfde historische logica heeft men ook de verzuilde subsidiëring van instellingen in de zorg, zoals ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen, rusthuizen) en andere sociaal-maatschappelijk relevante instellingen geregeld.

Ook in die domeinen kennen we nog steeds de dominantie van één zuil, namelijk de katholieke. Die staat buiten elke proportie en ondergraaft op die manier dé facto de “neutraliteit” van onze samenleving. Bovendien worden in al deze private instellingen – dankzij royale overheidssubsidies, die dus door iedereen van ons worden betaald – enorme vastgoed patrimonia opgebouwd die definitief onttrokken worden aan het publiek domein.

 

Leni Franken, Geld voor God

Mark Bienstman

mbienstman@hotmail.com

Print Friendly and PDF
Het liberalisme en het migratievraagstuk - Gert Jan Geling

Het liberalisme en het migratievraagstuk - Gert Jan Geling

1945. Biografie van een jaar

1945. Biografie van een jaar