Pleidooi voor een complexloos liberalisme - Lawrence Vanhove

Pleidooi voor een complexloos liberalisme - Lawrence Vanhove

In de context van de coronapandemie nemen liberale politici zowel federaal als lokaal hun verantwoordelijkheid op. Helaas brengt dat met zich mee dat ook beslissingen die niet stroken met de liberale ideologie zich opdringen. Het zal voor diezelfde liberalen zaak zijn om deze maatregelen terug te draaien van zodra het kan. Geen strobreed mag toegegeven worden op het vlak van vrijheid en grondrechten. En bij het opstellen van een potentiële pandemiewet moet streng bekeken worden of de remedie niet erger is dan de kwaal.  

Binnen deze coronacontext is het echter moeilijk om aan introspectie te doen. Nochtans woedde bij het begin van de pandemie volop de discussie over de richting van het politieke liberalisme. Egbert Lachaert kreeg een sterk mandaat om de vernieuwing in te zetten. Post-COVID zal de discussie hierover erg relevant zijn, want 2024 sluimert al aan de horizon. Politieke herverkaveling lijkt elke dag een reëler scenario om rekening mee te houden. Met deze tekst wil ik graag de discussie weer oppikken waar ze begin vorig jaar werd onderbroken. We maken op dit moment een historische overwinning mee van VVD en D66 in Nederland. Dit is hoopgevend voor het liberalisme in Europa, maar mag niet leiden tot de verkeerde conclusies: eenheid in verscheidenheid is primordiaal voor de toekomst van de Vlaamse liberale beweging. 

Herbronning vanuit de liberale beweging  

Dat er bij de politieke vertegenwoordigers van het liberalisme dringend nood is aan ideologische herbronning staat buiten kijf. De hoogdringendheid van een ideologisch congres werd door Dirk Verhofstadt en mezelf reeds beargumenteerd in de zomer van 2019 in ons opiniestuk ‘voor meer liberale ideologie’ in het weekblad Knack. Bovendien moet deze herbronning veel verder gaan dan een partijformaliteit. Als we echt voortrekkers van het liberalisme willen zijn, moeten we de hele liberale beweging bij dit project betrekken. Van cabinetard tot filosoof, van militant tot humanist, en dit ongeacht voor welke politieke partij ze stemmen. 

Dat is ook wat Egbert Lachaert vooropstelde tijdens zijn strijd om het voorzitterschap van de liberale partij: liberale waarden als de toetssteen voor het beleid van de 21ste eeuw. Op die manier kunnen liberalen voorspelbaar, consequent en coherent een antwoord bieden op onvoorspelbare problemen. Ideologie is cruciaal, dogmatiek fataal. Daarom moeten nuances mogelijk zijn en moet het beleid rekening houden met zowel persoonlijke visies qua principes, als een verschil in lokale noden. Als we bij uitstek de ideologie van decentralisatie en tegen ’one size fits all’ zijn, is een afwijkend politiek programma op basis van dezelfde basisprincipes wel degelijk mogelijk. Dan is diversiteit in meningen een meerwaarde, en geen probleem. Eenzelfde recept toepassen in het diepe West-Vlaanderen als in een kosmopolitische metropool als Antwerpen, is niet altijd aangewezen. Eenheid in verscheidenheid onze troef. 

Minder overheid, meer efficiëntie  

Het nieuwe verhaal moet nu voor de toekomst klaargestoomd worden. De herpositionering van de liberale partij moet geënt zijn op de mogelijk nieuwe staatsstructuur waarbinnen zij zal opereren. Welke richting een potentiële staatshervorming ook uit zal gaan, tegen het einde van het decennium moeten er federaal en Vlaams homogene bevoegdhedenpakketten bestaan. Tegelijk gaan de inspanningen qua gemeentefusies en de 17 regio’s, die Bart Somers aan het uitwerken is, hun vruchten beginnen afwerpen.  

Als deze beweging zich doorzet komt er een nieuw ‘lokaal’ bestuursniveau tot stand dat zichzelf kan financieren. Het provinciale niveau moet dan op de schop. De financieringsmechanismen moeten aangepast worden zodat de diverse niveaus grosso modo zelfbedruipend kunnen worden. De liberale herbronning moet gebeuren met die nieuwe realiteit indachtig. Het is binnen die context dat ik hoopvol ben over de verenigbaarheid van diverse strekkingen binnen de liberale partij, en dat die een plaats heeft binnen een herverkaveld politiek landschap. 

Plattelandsliberalisme 

Men spreekt wel eens van het verschil tussen ‘stedelijk liberalisme’ versus ‘plattelandsliberalisme’. Zelf ben ik niet voor het gebruik van dergelijke prefixen. Sterker nog, er zijn plattelandsdorpen waar men met een sociaalvoelend liberalisme naar de kiezer gaat, terwijl er middelgrote steden zijn waar men net met een ‘plattelandsliberalisme’ naar de kiezer gaat. ’For the sake of argument’ zal ik dit gebruiken om de inhoudelijke nuanceverschillen te verduidelijken. Het ‘progressieve’, stedelijke liberalisme zou volgens sommigen vooral staan voor de positieve vrijheden zoals emancipatie, zelfontwikkeling, sterk onderwijs en de welvaartsstaat als springplank. Grosso modo D66-liberalisme. Dit terwijl het ‘plattelandsliberalisme’ vaak overeenkomt met de klassiek-liberale, ‘negatieve’ invulling van het vrijheidsbegrip: minder regulering, minder overheid en een zekere vorm van voorzichtig conservatisme qua instituties. Zeg maar het liberalisme zoals ingevuld door de VVD. 

De twee lijken onverenigbaar, en kwatongen gaan ervan uit dat bij een politieke herverkaveling de stedelijke liberalen zich zouden aansluiten bij een groen progressief blok, terwijl de klassieke liberalen aansluiting zouden kunnen vinden bij een conservatief blok.  Maar deze analyse is compleet fout. Deze twee visies zijn geen tegengestelden maar vullen elkaar aan, en passen beide binnen een brede, volwaardige liberale partij.  

Voor ik dieper inga op de kern schets ik graag nog even het speelveld. De twee extreme partijen, Vlaams Belang en PVDA, zullen de komende decennia blijven bestaan. Dat is nooit anders geweest, al fluctueert hun succes sterk doorheen de tijd. Aan de linkerzijde heb je momenteel de ecologisten en socialisten. In sé zouden die twee een natuurlijke match kunnen vormen, ware het niet dat ze elk een tegenovergestelde route hebben genomen. Hoewel de groenen hadden kunnen kiezen voor een pragmatische voorzitter, vaart de partij onder impuls van de hardliners een uitgesproken links-groene koers.  

De socialisten daarentegen, hebben als eerste klassieke partij een stap naar de toekomst gezet en daarbij niet gekozen voor een linkser profiel of voor het centrum, maar eerder voor een ‘klassiek’ socialistisch discours zonder politiek correct keurslijf.  Daarmee hopen de socialisten stemmen te herwinnen bij zowel N-VA als bij het Vlaams Belang. Daarvoor rekenen ze op hun charismatische voorzitter die zijn personencultus goed weet uit te spelen. 

De christendemocraten hadden voor ‘die Mitte’ kunnen kiezen met Samy Mahdi, een figuur die voordat hij zich een ‘scherper’ profiel aanmat ook wel wat liberaal-democraten wist te charmeren. Ze kozen echter behoudsgezind voor oer-CD&V’er Joachim Coens. Weinig vernieuwing onder de oranje, schemerende zon dus. Zonder een sterke koerswijziging zie ik weinig toekomst voor CD&V. Haar oudere kiezers dunnen uit, en op termijn zal er wel weer plaats zijn voor een nieuw kartel met de nationalisten. Socialere christendemocraten vinden dan hun gading wel weer bij een gemoderniseerde socialisten of groenen.  

Voor we het over de liberale partij hebben, nog even over de vlaamsnationalisten van N-VA, die zichzelf de rol van consolidator toedicht. De partij, die enerzijds krampachtig vasthoudt aan hun ‘anti-systeem’-imago, maar intussen een echte Vlaamse beleidspartij is geworden, stoomt zich stilaan klaar om een ‘Vlaamse volkspartij naar CSU-model’ om te vormen. Zeker tegen het einde van dit decennium, eens het institutionele kluwen geruimd is en het zwaartegewicht van het politieke systeem niet meer federaal ligt, verdwijnt ook de ‘nood’ naar een rationeel vlaamsnationalisme. Hetgeen hen momenteel zo groot maakt en ook een deel van het traditioneel liberale electoraat aantrekt.  

De markt voor een romantisch nationalisme is beperkt en wordt gedeeld met het VB, dus N-VA moet zich heruitvinden om het electoraat te behouden en haar positie te bestendigen. Met Lorin Parys en Valerie Van Peel hebben ze er naast De Wever twee adjudanten gekozen die prima gecast zijn om die omvorming tot een moderne machtspartij à la CVP te worden, dé machtspartij bij uitstek. In die beweging lokt men ook naar zogenaamde ‘conservatief-liberalen’, het electoraat van het ‘plattelandsliberalisme’ zeg maar. Mijn these is dat dit een weinig substantiële claim is, omdat de brede volkspartij die ze moeten worden om hun electoraat te behouden én om het centrum van de CD&V te veroveren, nooit economisch liberaal genoeg zal zijn om dat type electoraat aan te trekken.  

In die gereïncarneerde CVP-partij gaan liberalen zich niet thuis kunnen voelen, bij uitstek degenen die louter sociaaleconomische focus leggen. Maar uiteraard ook ethische aspecten gaan botsen met de liberale kernwaarden. Opgaan in een brede “rechtse” centrumpartij, zoals door externen soms gesuggereerd wordt, is dus zinsbegoocheling. Denk tevens aan de ‘uitruil’ voor de staatshervorming die men bereid was te maken in het ‘monsterverbond’ met PS in de zomer van 2020. Kijk naar de Vlaamse administratie, die op haar eigen manier de scope of government en overregulering verder uitbouwt. Wat we zelf doen doen we… Juist ja. 

The way to go  

In bovenstaand speelveld heeft een liberale partij nog altijd een volwaardige plaats. Liberalisme is een immers middenpositie omdat het een samengaan is van twee strekkingen. Het past niet in het achterhaalde links-rechts denken maar kan door de liberale principes geen klassieke centrum/machtspartij worden, omdat het net de antipode is van een bemoeizuchtige overheid. Ethische én economische vrijheden zijn gestoeld op dezelfde basisideeën. Daarom stel ik voor dat men op beide fronten voluit gaat. 

Eerder schetste ik een beeld van Vlaanderen en federaal, die tegen dan een duidelijke afbakening kennen van bevoegdheidspakketten. Op federaal kunnen zowat alle liberalen op filosofische basis complexloos economisch liberaal zijn, en voluit gaan voor een betrouwbaar, performante maar door grondrechten beperkte 21e-eeuwse justitie. De public-choice theorie, waarvan we weten dat politieke actoren en bureaucraten zich ook laten leiden door eigenbelang, moet gecounterd worden. Structuren proberen zich in stand te houden of zelfs te vergroten, en die tendens moet bij de volgende staatshervorming gestopt en teruggedraaid worden. Zoals eerder beschreven: de druk om institutionele verandering zal afgenomen zijn na de volgende staatshervorming, waardoor we terug zuiver op de graat kunnen zijn op vlak van economische standpunten, en met die geloofwaardigheid kan het klassieke publiek weer thuiskomen.  


Op Vlaams niveau leggen we óók nadruk op ‘negatieve’ vrijheid, met als grote uitzondering onderwijs en arbeidsmarktbeleid, waar de overheid een progressief-emancipatorische rol moet spelen. Dit in contrast met de vlaamsnationalisten, die het Vlaamse niveau een actieve en interventionistische rol toeschrijven. Maar als decentrale filosofie, kiezen liberalen volop voor het lokale niveau, waarbij we zelfbedruipende steden en regio’s zullen kennen. Op dat niveau kunnen we bij uitstek differentiëren. Grosso modo stedelijk en dus ‘positief’ liberalisme waar nodig, klassieker/orthodox liberaal daarbuiten. Zo kan ook een 21eeeuwse invulling gegeven worden van het ‘volkse’ liberalisme waar de partij lokaal decennialang voor stond. De stad en de regio samengenomen is bij uitstek een niveau om in te zetten op (zelf)ontwikkeling, innovatie, activering, mobiliteit etc. Binnen een regio zijn mogelijkheden tot samenwerkingsverbanden om schaalvoordelen te genereren legio. Wordt het performante beeld van de Zwitserse kantons al wat helderder? Dit decentrale systeem is ‘confederaler’ dan het gedrocht dat N-VA maakte van die term nadat ze het stalen van de liberale beweging. 

Terug over de liberale partij. Vlaams en federaal moet men consequent blijven in de kernwaarden van het liberalisme: we claimen de ownership van het economische verhaal terug volop. Federaal en Vlaams positioneren we ons zo geloofwaardiger liberaal dan de N-VA. Tegen het eind van dit decennium zitten we in een “post-staatshervorming”. De brede volkspartij die ze wil worden, valt in duigen. In contrast daarmee blijven liberalen ethisch progressief: ze blijven immers front-runner op dat vlak. Lokaal leggen liberalen de accenten volgens regio en persoonlijke preferenties: zo combineren ze het stedelijke liberalisme met plattelandsliberalisme, deze verschillen zijn verenigbaar. Hetgeen liberalen bindt is vele malen groter dan hetgeen hen scheidt. 

Inspelen op lokale noden 

Het naar voren brengen van een passend lokaal programma, daar moeten we ons de vraag stellen of het einde van particratie niet in zicht is. Terwijl we verenigd blijven als liberale partij, moeten we nadenken over lokale alternatieven die voorbijgaan aan ideologisch dogmatisme. In de toekomst zullen ideeën en een concreet programma vooraf voorgelegd worden aan kiezer. Op dat niveau zijn lokale bewegingen, stadslijsten, hoe je het ook wil noemen, een werkbaar alternatief. Er wordt soms gesproken over een groen-liberaal gat in de markt. Wel, dat vullen we dan op deze manier in: lokaal, op maat van de lokale noden. Een schisma binnen de liberale beweging is dus niet alleen onwenselijk, maar ook onnodig om die lacune in het politieke spectrum op te vullen. 

Een narcistisch project zoals Vooruit, waarbij een personencultus rond één persoon als kapstok voor groei is, is ook geen duurzaam project. Politiek personeel komt en gaat, het zou bijvoorbeeld aanlokkelijk kunnen zijn om naar analogie met Vooruit te kiezen voor onze premier als drijfveer voor groei, maar die groei zou niet duurzaam zijn. Charismatische actoren op het nationale toneel zijn nodig, maar blijven ondergeschikt aan het liberale verhaal. Hoe moet het dus verder: we hebben er een objectief belang als liberale beweging, maar ook voor een liberalere samenleving om mee te sleutelen aan een goede degelijke staatshervorming, en niet op de rem te staan met een hernieuwd belgicisme.  

Strategisch gezien moeten we zorgen dat efficiëntie, effectiviteit en homogeniteit van de bestuursniveaus het “rationele” vlaamsnationalisme post-hervorming onmogelijk maakt. In die context kan een romantisch nationalisme niet groot genoeg blijven, dus zoekt ze de positie van de volkspartij op. Dat is de opportuniteit om de liberale positie te hernemen. In die staatshervorming moeten liberalen, naast het broodnodige kerntaken- en efficiëntiedebat, ook voorbijgaan aan de keuze tussen Vlaams en federaal, heel wat bevoegdheden kunnen ook naar de “regio’s” en steden gebracht worden.  

Dat is een gedecentraliseerd systeem dat dichter staat bij het echte confederale Zwitserland dan het vlaamsnationale riedeltje waarvoor N-VA de term gegijzeld heeft. Daar bestaat geen op taalkunde gebaseerd tussenniveau dat overreguleert met een leger aan gefrustreerde buurmannen als administratie. Daarentegen heeft het een lokaal niveau dat volgens noodzaak en preferentie een actievere rol speelt waar nodig, en een afzijdige rol heeft waar het kan. Het land heeft qua grootte en taalkunde min- of meer overeenkomt met ons land. Het kent een overheidsbeslag van 32,7%, minder armoede en heeft op vele vlakken een betere prijs-kwaliteit qua dienstverlening, en kan dus dienen als inspiratiebron.  

Conclusie 

Er komt een politieke herverkaveling aan, waar we als liberalen niet met angst moeten naar kijken. Het is een opportuniteit om het marketingliberalisme achter ons te laten en weer ideologisch zuiverder op de graat te worden, zowel Vlaams als federaal, alsook een beleid op maat uit te stippelen op een lokaal niveau. Een grote kans, om de liberale partij van de 21e-eeuw vorm te geven, met hulp van alle liberale krachten, en zo een stabiele positie te verwerven in een context van afnemende particratie. Een liberale heropstanding is mogelijk, als we de komende maanden al beginnen te timmeren aan de partij van morgen. Aan de liberale partij van de toekomst moeten we vandaag beginnen werken.  

Lawrence Vanhove 

Kernlid Liberales, schrijft in eigen naam 

Print Friendly and PDF
Bidens boemerang - Philippe Nys

Bidens boemerang - Philippe Nys

Overbevolking, nog steeds de olifant in de kamer? - Maxim Landweer

Overbevolking, nog steeds de olifant in de kamer? - Maxim Landweer