Weg met de loonnorm – Paul De Grauwe

Weg met de loonnorm – Paul De Grauwe

Om de twee jaar zitten de patroons en de vakbonden aan tafel om een loonakkoord te sluiten voor de volgende twee jaar. Dat akkoord moet een aantal regels volgen die in een wet van 1996 zijn vastgelegd. De belangrijkste regel is de zogenaamde loonnorm. Die zegt dat de lonen in België niet met meer mogen stijgen dan de lonen in onze buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland.

De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) heeft als opdracht de nodige berekeningen te maken om die loonnorm vast te leggen. En zo is de CRB tot de conclusie gekomen dat de lonen in de privésector in 2021 en 2022 ten hoogste met 0,4 procent boven de inflatie mogen stijgen. De vakbonden zijn in alle staten: dat is minder dan een aalmoes, en in pandemietijden verdienen de werknemers een betere behandeling. De werkgeversorganisaties houden voet bij stuk: 0,4 procent is het maximum dat ze kunnen betalen in deze zware pandemietijden.

Het idee achter deze wetgeving lijkt op het eerste gezicht niet controversieel. België is een kleine, open economie. De internationale concurrentie is hevig en de arbeidskosten zijn een belangrijke component van de totale kosten. Die moeten dus onder controle worden gehouden om te vermijden dat onze bedrijven hun competitiviteit zien dalen. Dat zou uiteindelijk ook tot tewerkstellingsverlies leiden. Iedereen, ook de werknemers, zijn gebaat om de loonnorm van 0,4 procent niet te overschrijden.

De werkgevers volgen deze logica en vertellen ons al jaren welke vreselijke implicaties het niet naleven van die loonnorm zou hebben. Maar is dat wel zo?

Er zijn verschillende redenen waarom zo’n algemene loonnorm voor de gehele privésector moet worden herzien. Ten eerste gaat de wet van 1996 die aan de basis ligt van de loonnorm uit van een heel speciaal model van de Belgische economie. Die wordt namelijk beschouwd als een privébedrijf. En zoals elk bedrijf moet België nv concurreren met andere bedrijven (landen). Dat kan ze doen door ervoor te zorgen dat de prijs en dus de kosten zo laag mogelijk zijn, om zo meer goederen en diensten te kunnen afzetten. Een daling van de loonkosten in vergelijking met onze drie buurlanden verhoogt onze competitiviteit. Doen, jongens.

Niet zo snel. Een land is geen bedrijf. Wanneer België nv de lonen drukt, creëert ze niet alleen een competitiviteitsbonus maar ook iets negatiefs, met name een lager beschikbaar inkomen van de Belgische werknemers. Die spenderen het grootste deel van hun inkomen aan Belgische goederen en diensten. Dit negatieve inkomenseffect doet de vraag naar Belgische goederen en diensten dalen. Het is zelfs mogelijk dat dit negatieve inkomenseffect groter is dan het positieve competitiviteitseffect. Het is dus verre van duidelijk dat het behoud van een strikte loonnorm altijd moet worden nagestreefd

Er is een tweede, meer fundamenteel probleem met het model van de loonnorm. Dat model impliceert dat een land dat zijn loonkosten verlaagt ten aanzien van zijn concurrenten een verbetering van zijn competitiviteit zal ervaren. In feite observeren we het omgekeerde: er is een positieve correlatie tussen loonkosten en competitiviteit. De landen met de hoogste loonkosten hebben de hoogste competitiviteit. De Scandinavische landen zijn daar goede voorbeelden van. Noorwegen, IJsland, Denemarken en Zweden hebben de hoogste loonkosten in de wereld en staan aan de top van de landen met de hoogste competitiviteit (zoals het World Economic Forum dat meet).

Achter dit merkwaardige resultaat zit de arbeidsproductiviteit. Hoge lonen en hoge productiviteit gaan samen. Hoge lonen die een hoge productiviteit weerspiegelen creëren een positieve spiraal in een land. Ze maken het mogelijk om meer uit te geven aan onderwijs en onderzoek, aan gezondheid en sociale voorzieningen, aan publieke investeringen. Dat creëert niet alleen bijkomende banen, maar verhoogt ook het welzijn van de werknemers.

Dat zijn ook effecten die het productiviteitsniveau opkrikken en dus de ondernemingen ten goede komen. Die hebben er op den duur belang bij dat de lonen hoog zijn omdat die een hoge productiviteit weerspiegelen. Bovendien geven die hoge lonen een prikkel aan die bedrijven om te blijven investeren in menselijk kapitaal. Zo worden werknemers beter en productiever en kunnen ze meer verdienen. Dat is de positieve spiraal die we observeren in Scandinavische landen en die ontstaat wanneer landen inzetten op hoge lonen en hoge productiviteit.

De wet van 1969 is gebaseerd op een verouderde economische opvatting die het moet weten van kostendrukking. Die leidt tot een negatieve spiraal van lage lonen en onaantrekkelijke jobs. We kunnen ons beter bevrijden van dit ouderwetse economisch paradigma en de loonnorm in de prullenmand gooien.

Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics

Print Friendly and PDF
KliFiWoede in de republiek Nederland - Adriaan van Dis

KliFiWoede in de republiek Nederland - Adriaan van Dis

Ben ik wel ‘woke’ genoeg? – Martin Harlaar

Ben ik wel ‘woke’ genoeg? – Martin Harlaar