Weg met vier gewesten

Weg met vier gewesten

Sommigen opperen het idee om te evolueren naar een België dat uit vier gewesten bestaat. Het idee leeft zeker bij wallingantische regionalisten, maar maakt ook in het noorden van het land opgeld. Onder meer omdat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tijdens de voorbije staatshervormingen meer aan gewicht heeft gewonnen en de facto ook gemeenschapsbevoegdheden beheert (infra), wint dit model aan populariteit. Voorts is het evident dat de ongehoorde complexiteit van de Belgische staatsstructuur doet nadenken over een meer eenvoudige staatsstructuur.

De huidige politieke indeling van België, is gebaseerd op het bestaan van vier taalgebieden. Het betreft het Nederlandse, het Franse, het Duitse en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De gewesten – resp. het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse – vallen samen met het territorium van die gebieden, behalve in het Duitstalig België. Voor de gemeenschappen liggen de zaken complexer. De Duitstalige Gemeenschap oefent immers haar enkel bevoegdheden uit in het Duitse taalgebied. De Vlaamse en de Franse gemeenschap (officieus: Fédération Wallonie-Bruxelles) daarentegen, doen dat niet alleen in hun taalgebied, maar ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De bevoegdheden die de gemeenschappen uitoefenen, zijn ‘persoonsgebonden’. Ze omvatten (deels of geheel) bevoegdheden als Cultuur, Media, Toerisme of Onderwijs. De gewesten beheren (delen van) materies die te maken hebben met het territorium, zoals Openbare Werken, Energie, Mobiliteit of het Arbeidsmarktbeleid.

In een België met vier gewesten vallen de deelgebieden in principe alleen nog samen met de taalgebieden, behalve dan in Brussel.

Oude wijn in nieuwe zakken?

In grote mate bestaat dit België vandaag al. De eerste reden daarvoor is de specificiteit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De twee grote gemeenschappen zijn er enerzijds afzonderlijk bevoegd voor materies als Cultuur, Onderwijs, Jeugd en Welzijn. Ze oefenen die via aparte organen (de Gemeenschapscommissies) uit. Anderzijds echter beheren de gemeenschappen er ook samen, via de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), bevoegdheden. Het gaat dan bijvoorbeeld over de kinderbijslagen, de integratie van migranten en de residentiële geriatrie. De GGC bestaat uit de leden van de regering en het parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zo worden dat, weliswaar oneigenlijke, Brusselse materies.

Bovendien oefent het Brussels Gewest sinds de zesde staatshervorming naast zijn eigen bevoegdheden ook gemeenschapsbevoegdheden uit m.b.t. sport en toerisme. Kortom, in Brussel worden heel wat materies die eigenlijk aan de gemeenschappen toekomen de facto en de iure (ook) door het gewest uitgeoefend.

Omgekeerd kan de Duitstalige Gemeenschap krachtens art. 139 van de Belgische Grondwet bevoegdheden, die normaal gezien door het Waals Gewest uitgeoefend worden, zelf beheren. Ze doet dit vandaag al voor Huisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Tenslotte zijn op institutioneel niveau het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap al in 1980 gefusioneerd. Het merkwaardige gevolg daarvan is dat, wanneer er over aangelegenheden die enkel over het Vlaams Gewest gaan beslist wordt, maar 118 van de 124 leden van het Vlaams parlement stemgerechtigd zijn. De zes leden van dat parlement die in Brussel verkozen zijn, kunnen dan niet meestemmen.

Een verschil tussen het model met vier gewesten en wat we vandaag kennen, is dat de Duitstalige gemeenschap officieel op dezelfde voet zou komen te staan van de andere deelstaten. Dat zou dan niet meer zijn dan de bevestiging van een feitelijke toestand. In theorie zou Brussel ook een autonoom gewest worden. Maar dat is het vandaag ook al zo. Wel zouden de gemeenschappen verdwijnen. Op zich lijkt dat inderdaad een vereenvoudiging. Maar of dat in de praktijk zo is, valt af te wachten.

De meeste voorstanders van het vier-gewesten-model willen namelijk dat de gemeenschappen voor sommige materies in een of andere vorm blijven bestaan, zoals voor onderwijs of cultuur. Zo blijft de huidige complexe structuur in Brussel gewoon bestaan in een andere vorm.

Bovendien zijn de gewesten veel schadelijker voor de cohesie van de Belgische staat dan de gemeenschappen. Die laatste hebben immers nog de verdienste om institutioneel verbindend te werken in het Brussels Gewest. Neem enkel de gemeenschappen weg en de vier overblijvende deelgebieden worden, meer nog dan vandaag, institutionele eilanden.

Geen stabilisering

Het grootste bezwaar is misschien nog wel dat dit systeem het Belgische federalisme niet zal stabiliseren. Tenzij men zo naïef is te denken dat het vierde, Duitstalige Gewest enig tegengewicht in de schaal zou werpen tegenover de andere deelstaten. We zien echter niet goed in hoe de vertegenwoordigers van 70.000 burgers het politieke België zouden stabiliseren. De deelgebieden zijn en blijven voorts niet evenwichtig. Vlaanderen telt tweemaal meer inwoners dan Wallonië en bijna 1000 keer ( ! ) meer inwoners dan de huidige Duitstalige Gemeenschap. Die gemeenschap heeft een oppervlakte van 854 km² (meer dan twee maal kleiner dan het arrondissement Verviers waar ze deel van uitmaakt!).

Denken dat 70.000 inwoners (Antwerpen telt er 500.000) het nationalisme in ons land kunnen tegenhouden omdat ze een ‘volwaardige deelstaat’ krijgen, lijkt dus eerder een vrome wens dan een politieke realiteit. Of gaan de nationalisten hun strijd staken omdat een paar gehuchten meer autonomie krijgen?

Laten we wel wezen. De communautaire problemen in België zullen niet bedwongen worden omdat de Duitstaligen een gewest krijgen. Het tegendeel dreigt zelfs te gebeuren. De provincie Luik zal (net als Brabant voordien) uiteenvallen en naarmate de Duitstalige bevoegdheden uitbreiden, dreigt er zich een autonomistische dynamiek ontwikkelen, waarbij Duitstalige politici zullen streven naar een eigen regiostaat. Nu al kan de Duitstalige Gemeenschap eigenhandig internationale verdragen sluiten. Sterker nog, ze kan zelfs de werking van de EU belemmeren. Want bij ‘gemengde verdragen’ heeft iedere deelstaat daar een eenzijdig vetorecht. Brussel heeft dan wel relatief veel inwoners. Maar in een systeem met twee dominante deelstaten werpt het Brusselse territorium te weinig gewicht in de schaal. Bovendien wordt Brussel doorkruist door twee politieke gemeenschappen.

Door zijn inwonersaantal en, voor wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, door zijn oppervlakte, zijn derhalve noch de Duitstalige noch de Brusselse deelstaat in staat om voor een stabiel meerpolig systeem te zorgen. Nochtans bestaan alle (meertalige) federale landen (Canada, Zwitserland, Duitsland, Zuid-Afrika…) uit minstens zes entiteiten, waarvan de grenzen neutraal zijn, d.w.z. niet gebaseerd zijn op vermeende afbakeningen van taal, afkomst of religie.

Geen nadelen weggenomen

Het is net door de uitbouw van een op taalgrenzen gebaseerd federalistisch systeem dat men het taalnationalisme in stand heeft gehouden, aanwakkert en blijft aanwakkeren. Vier is in elk geval te weinig en zal de nadelen van het taalfederalisme niet wegnemen, integendeel. Vier deelstaten zijn bovendien niet evenwichtig. Het gaat immers om 2 + 0,5 (Brussel) + 0,25 (Duitstalig Gewest) Gewesten. Dat is noch efficiënt noch harmonisch.

Dàt er zo nadrukkelijk gesproken wordt over vier deelgebieden, bewijst natuurlijk ook dat het nu wel duidelijk is dat een tweeledig Vlaams-Waals federalisme niet werkt. Enkel: de logica wordt niet ver genoeg doorgetrokken. Want het hele idee van vier Gewesten borduurt voort op het genoemde nefaste tweeledig systeem dat niet kan werken en bedoeld is – of tenminste de bijwerking heeft – om taalgroepen tegen elkaar op te zetten.

Een systeem waarin bevoegdheden toegekend worden op basis van een taalgrens, is volstrekt onlogisch: taal heeft niets te maken met justitie, economie, leefmilieu, landbouw of verkeer. Indien de toekomst aan taalhomogene gebieden is, moet men trouwens onmiddellijk de E.U. afschaffen en de wereld in minstens 5.000 staten en ministaten indelen.

België 0.2?

Het valt ook op dat een niet onaanzienlijk aantal voorstanders van dit België 2.0 in werkelijkheid, misschien onbedoeld en ongewild, een België 0.2 nastreeft. In dat systeem verschuift elke bevoegdheid naar de deelstaten en blijft de federatie enkel bevoegd voor wat residuaire materies, zoals defensie, de grote lijnen van het buitenlands beleid, veiligheid en aspecten van de sociale zekerheid. Maar hoe zal men het Belgische mobiliteitsprobleem oplossen met de invoering van vier verkeersreglementen? En wordt ons land echt veiliger door vier ministeries van Justitie? Een gezondheidsbeleid dat verschilt in Brussel, Eupen, Namen en Oostende, lijkt voorts ook niet echt efficiënt.

En dan is er nog het financiële luik. In het voorgestelde model ontstaan er binnen België twee ‘stadsstaten’ (Brussel en Duitstalig België) die niet over voldoende middelen beschikken om een eigen (justitieel en sociaal-economisch) beleid te voeren. Tenzij men natuurlijk de belastingen in Brussel en Duitstalig België zo verhoogt dat enkel de allerrijksten er zich nog kunnen vestigen. Het zou niet misstaan in een asociaal model, waarbij het strafrecht verschilt naar gelang de taal en woonplaats.

Een woord nog over het subsidiariteitsprincipe. Vaak hoort men dat de bevoegdheden best zo dicht mogelijk bij de burger uitgeoefend moeten worden. Maar in het huidige en voorgestelde systeem zijn de twee grootste deelstaten, waar 90 procent van de bevolking woont, amper kleiner dan de staat zelf. In die context kan men onmogelijk spreken over ‘’schaalverkleining’’.

Een werkbaar België is enkel mogelijk, indien het taalnationalisme en de tweeledigheid uit het institutioneel raamwerk geweerd worden. Dat kan eenvoudigweg door de instellingen die dragers zijn van dit nationalisme, de gemeenschappen en de gewesten, te vervangen door neutrale entiteiten. En dat moeten er (veel) meer dan vier zijn. Het goede nieuws is dat die vandaag al bestaan: de steden, de arrondissementen en de Provincies. Er is geen enkele bevoegdheid van de huidige deelstaten die niet enerzijds door de centrale staat (of de EU) en anderzijds door de ondergeschikte besturen uitgevoerd kan worden.

De bedoeling is dan enerzijds in België een eenheid te scheppen in de wetgeving. De wetten worden namelijk gestemd op het niveau van de centrale staat, die overigens ook de Europese regelgeving in wetten omzet. Anderzijds worden de (kader)wetten waar nodig uitgevoerd door ondergeschikte besturen: de provincies (of arrondissementen) en de steden. Zo kan er, onder nationale voogdij, een beleid gevoerd worden dat aangepast is aan de rijke diversiteit van ons land.

Kortom, een efficiënte decentralisatie, zoals in Nederland, zorgt voor een beleid dat eengemaakt is en toch écht dicht bij de burger staat. Zo wordt het nationalistisch paradigma vervangen door een dat goed bestuur hoog in het vaandel draagt.

Steven ARRAZOLA DE ONATE, Ondervoorzitter Jong VLD Brabant

Laurien BAMPS, Gemeenteraadslid Open VLD, Sint-Truiden

Cindy CLAEYS, Voorzitter Jeunes MR, Komen-Waasten

Elias ERPELS, Voorzitter Open VLD, Puurs-Sint-Amands

Arno PAULUS, Bestuurslid Jong VLD

Joris PIJPEN, Schepen Open VLD, Hoeilaart

Bob VANGEEL, Erevoorzitter Jong VLD, Leuven

Bruno YAMMINE, Dr. in de Geschiedenis, Leuven

Print Friendly and PDF
Wat betekenen die ‘praktijktesten’ nu concreet?

Wat betekenen die ‘praktijktesten’ nu concreet?

Waarom een beeldenstorm wel nodig is - Sarah Verhofstadt

Waarom een beeldenstorm wel nodig is - Sarah Verhofstadt