Spinoza als ultieme vrijdenker - Fred Neerhoff en David Bakker

Spinoza als ultieme vrijdenker - Fred Neerhoff en David Bakker

Spinoza als ultieme vrijdenker

De prominente Britse historicus Jonathan Israel heeft de afgelopen twintig jaar in een serie baanbrekende boeken de Nederlandse wijsgeer Benedictus Spinoza (1632-1677) als wegbereider van de Verlichting aangewezen. Daarmee stelt hij het bestaande beeld van de Verlichting als een voornamelijk Franse stroming in de achttiende eeuw, fors bij. Als gevolg daarvan dient de betekenis van de Verlichting heroverwogen te worden. In dit artikel lichten de vrijdenkers Fred Neerhoff en David Bakker een en ander toe. 

Fred Neerhoff en David Bakker

In het jaar 1675 gaan er geruchten de ronde dat de in Amsterdam geboren ‘ketter’ Spinoza een boek ter perse heeft waarin hij probeert aan te tonen dat God niet bestaat, waarop calvinistische predikanten hun beklag doen bij de autoriteiten. Inderdaad hing Spinoza - destijds zeer ongebruikelijk - geen enkel geloof aan. Wel had hij wegens zijn Joods-Portugese komaf een Joodse opvoeding genoten, maar was in zijn jonge jaren om tot op heden niet geheel opgehelderde reden uit de Amsterdamse Joodse gemeenschap verbannen. In het in 1670 onder pseudoniem gepubliceerde en in 1674 verboden  Theologisch-politiek traktaat [1] levert Spinoza baanbrekende bijbel kritiek en bepleit hij, in de geest van Machiavelli’s realisme, een democratische Staat. Terechte vermoedens dat Spinoza de auteur is van dit werk voeden de geruchtenstroom over een nieuw te verschijnen, subversief verondersteld werk. In deze vijandige sfeer besluit de behoedzame Spinoza af te zien van publicatie van zijn Ethica, [2] waarvan het manuscript inderdaad gereed was voor de drukpers. Twee jaar later, in het zicht van zijn overlijden, treft Spinoza maatregelen die er voor moeten zorgen dat het manuscript na zijn dood uit handen van de autoriteiten blijft en zo snel mogelijk naar de drukker gaat. Na Spinoza’s overlijden, en nog in hetzelfde jaar, zorgen vrienden er voor dat zijn Ethica en andere geschriften in de Opera Posthuma verschijnen. In 1678 verbieden de Staten van Holland de Ethica omdat het “veele prophane, blaspheme ende atheistice stellingen bevatte” en om te voorkomen dat “de eenvoudige ingezetenen door de lecture van al sulcke Goddeloose stellinge verleydt ofte van het rechtsinnige Geloof af-getrocken worden”. 

Benedictus Spinoza (1632-1677)

In 1663 had Spinoza onder eigen naam delen van de Principia philosophiae van René Descartes op ‘meetkundige (d.w.z. axiomatische) wijze‘ uitgelegd en geherformuleerd. Indertijd veroorzaakte Descartes’ werk grote ophef omdat hij, geïnspireerd door natuurkundige ontdekkingen van met name Johannes Kepler en Galileo Galilei, het tot dan toe gangbare middeleeuwse Aristotelisch-Thomistische wereldbeeld verwierp om dat te vervangen door een mechanistisch, strikt causaal - door natuurwetten geredigeerd - wereldbeeld. Aan de metafysica van Descartes liggen twee aparte substanties ten grondslag (dualisme), één voor lichaam c.q. materie en de andere voor ziel c.q. geest [3]. 

Spinoza’s radicale, monistische filosofie
Het was Spinoza die in zijn Ethica de gedurfde en beslissende stap zette naar het monisme, een metafysica met slechts één substantie ‘die alles wat is’ omvat (Spinoza’s God) en waarin lichaam en geest als het ware de twee kanten (Spinoza’s attributen) van dezelfde medaille zijn. Naar zijn gevleugelde uitspraak “Deus sive Natura ” noemde hij die God ook wel Natuur. Een amorele Natuur wel te verstaan die naar het model van Descartes wordt geredigeerd door (onpersoonlijke) natuurwetten. Met deze cruciale paradigma verschuiving werd elke filosofische legitimering via het bovennatuurlijke (transcendente) radicaal verworpen. Daar waar Descartes met zijn dualisme nog een opening bood voor christelijke dogma’s (God zou kunnen bemiddelen tussen zijn twee substanties), stond Spinoza’s monisme daar compromisloos tegenover. Door te leven volgens het voorschrift van de Rede (kennis, inzicht) en te streven naar een optimale gemoedsrust zou de mens, volgens de Ethica voortgedreven door zijn drang tot zelfbehoud (Spinoza’s conatus), zich kunnen bevrijden uit de gevangenis van zijn emotionele aandoeningen (Spinoza’s affecten) om aldus tot een waarlijke vrijheid te komen. Uiteraard was dit een subjectief beleefde vrijheid omdat de mens als integraal onderdeel van de Natuur, precies zoals elke bestaansvorm (Spinoza’s modi) in laatste instantie wordt gedetermineerd door universeel geldige natuurwetten. 

Spinoza en de Verlichting

Naar algemeen wordt aangenomen stond in de Verlichting de Rede centraal, d.w.z. een Rede die nauw samenhangt met de nieuw verworven inzichten van de wetenschappelijke revolutie. Spinoza paste deze Rede in zijn filosofie toe op alle domeinen en ging daarmee dwars in tegen de standenmaatschappij van destijds, alwaar Kerk en aristocratie hun politieke macht via de christelijke Bijbel legitimeerden. Deze zittende elite begreep al snel dat Spinoza’s monisme het kleed onder hun voeten weg zou trekken. Immers, het monisme ontkent het bovennatuurlijke, en dat was nu precies waarop de christelijke dogma’s waren gevestigd (wonderen, openbaringen). Als gevolg zou er bij algemene acceptatie van Spinoza’s filosofie een gezagscrisis binnen de toen geldende machtsverhoudingen onvermijdelijk zijn. Duidelijk was ook dat de moraal dan niet langer op de Bijbel gebaseerd zou kunnen worden. In plaats daarvan formuleerde Spinoza de moraal in termen van belangen. Iets was moreel ‘goed’ of ‘slecht’, al naar gelang de conatus versterkt dan wel verzwakt werd. Met dien verstande dat het algemeen belang niet uit het oog wordt verloren. Ook zou de meningsvrijheid logischerwijs boven godsdienstvrijheid prevaleren. Op zijn beurt impliceerde dit weer een staatsinrichting waarin de Kerk haar politieke dominantie zou moeten opgeven, mogelijkerwijs zelfs ten gunste van een seculiere Staat. Een Staat dus, waarin een strikte scheiding van Kerk en Staat zou zijn doorgevoerd. (N.B. Spinoza borduurde met zijn opvattingen over moraal en de verhouding Kerk en Staat ook voort op het werk van Thomas Hobbes 1588-1679)

Kortom, de maatschappelijke consequenties van Spinoza’s filosofie zouden nauwelijks te overzien zijn. Dit verklaart waarom Spinoza’s publicaties in zulke krachtige bewoordingen werden veroordeeld en verboden. Aan de andere kant verschafte Spinoza een filosofische basis aan degenen die zich juist wilden bevrijden van het mythische, christelijke juk. 

Verbreiding van Spinoza’s filosofie
Het was de naar Rotterdam uitgeweken Franse Hugenoot Pierre Bayle, bijgenaamd ‘de filosoof van Rotterdam’, die Spinoza’s filosofie brede bekendheid gaf. In zijn Dictionnaire Historique et Critique (1697) besteedt hij het meest uitvoerige lemma aan Spinoza’s opvattingen [3], dat lange tijd bepalend voor de receptie van Spinoza’s filosofie is geweest. Volgens de Britse historicus Jonathan Israel was Bayle de meest controversiële en invloedrijkste denker van de vroege Verlichting, en na de Bijbel waarschijnlijk ook het meest gelezen. Bovendien diende Bayle’s Dictionaire als voorbeeld voor de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert en hun medestanders.

Jonathan Israel’s visie op de Verlichting
In 2001 publiceert Jonathan Israel zijn baanbrekende boek Radicale Verlichting [4]. Daarna volgden nog drie delen. Israel stelt hierin het bestaande beeld van de Verlichting als een voornamelijk Franse stroming in de achttiende eeuw, fors bij. Op basis van diepgaande studie van het intellectuele discours in het Europa van de zeventiende en achttiende eeuw komt hij tot de conclusie dat Spinoza aan de basis staat van de door hem genoemde Radicale Verlichting. Die onderscheidt hij van de daarop volgende Gematigde Verlichting die als resultaat ontstond van de strijd tussen radicalen en traditionele christenen, en die anders dan de radicale variant wèl concessies deed aan het christendom. Tot die Gematigde Verlichting rekent Israel denkers als Locke, Hume, (Adam) Smith, Montesquieu, Voltaire, Rousseau en Kant. 

In deze opsomming neemt Rousseau een opmerkelijke positie in. Nadat hij zich in zijn jonge jaren met de ‘verlichter’ Diderot had geassocieerd, veranderde hij later met zijn credo ‘terug naar de natuur’ van een radicaal in een gematigd verlichter en zette daarmee een stap naar de Romantiek. Deze historische stroming verzette zich tegen de Verlichting. Waar Spinoza de mens als integraal onderdeel van de Natuur beschouwde, stelde de gematigden de (schuldige) mens tegenover de (onschuldige) natuur, precies zoals in het christendom. In de loop der tijd verloren de radicalen steeds meer terrein, waarna de Gematigde Verlichting uiteindelijk als dominante stroming resteerde. 

 

Spinoza versus Kant
Sapere Aude - durf te weten!, meestal vertaald als ‘durf te denken!’ - luidde het credo van Immanuel Kant. Opmerkelijk genoeg zou volgens diezelfde Kant de mens niet in staat zijn het wezen achter de werkelijkheid te kennen. Want achter die werkelijkheid gaat er volgens Kant iets anders, iets hogers schuil. En dat ‘iets’ blijft volgens hem voor de mens verborgen. Door deze, in wezen theologische speculatie maakte Kant de weg vrij voor het idee van een transcendente God waaraan hij zijn puriteinse plichtenethiek - het categorisch imperatief - koppelt. Jonathan Israel merkt hier over op: Kant’s doorbraak betekende bovenal de filosofische restauratie van het christendom en de gangbare moraal in hun hegemonie ten aanzien van geleerdheid, wetenschap en de Verlichting” [5]. Daar waar Spinoza eerder korte metten had gemaakt met een transcendente God, liet Kant hem via een achterdeur weer toe. Niettemin was het de gematigde verlichter Kant die de term ‘Verlichting’ muntte [6], waarmee dit begrip lange tijd werd vereenzelvigd met de dominante, gematigde stroming binnen die Verlichting. 

Huidige kritiek op de Verlichting
Ofschoon Jonathan Israel een onbetwistbaar nieuwe impuls aan het historische onderzoek naar de Verlichting heeft gegeven, worden zijn opvattingen niet algemeen gedeeld. Er bestaat zelfs geen consensus over wanneer ‘de’ Verlichting begint, en wat er precies onder verstaan moet worden. Wel is men het erover eens dat in deze historische periode de invloed van het mythische christendom minder vanzelfsprekend werd. In plaats daarvan werd er in wisselende mate belang gehecht aan de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw. Verder heerst er verdeeldheid over hoe de Verlichting beoordeeld dient te worden. In dit verband wordt er dan, hoewel onuitgesproken, vrijwel altijd de gematigde variant bedoeld waarin de moralist Kant met zijn credo van de absolute Rede de boventoon voert. Dit brengt met zich mee dat het mensbeeld van de Gematigde Verlichting wordt overheerst door dat van een rationele beslisser, en staat om die reden ver af van de realiteit.

Daar tegenover staat het meer realistische mensbeeld van de radicalen die de mens beschouwen als een wezen van vlees en bloed die hooguit gestimuleerd kan worden om met het verstand zijn emotionele aandriften bij te sturen. Daarnaast erkenden zij doorgaans het nut van godsdienst voor diegenen die niet volgens het voorschrift van de Rede (kunnen of willen) leven. Dit, om gehoorzaamheid te stimuleren en daarmee politieke stabiliteit te bevorderen. Naar is gebleken, hebben de feitelijke historische ontwikkelingen, en met name de traumatische ervaringen van twee wereldoorlogen de radicalen op dit cruciale punt in het gelijk gesteld. Het primaat van de Rede was failliet. Het kan daarom geen verbazing wekken dat de (gematigde) Verlichting gaandeweg haar aantrekkingskracht heeft verloren. De huidige postmoderne waarden chaos is de directe reactie op haar echec. 

In zijn boeken verdedigt Jonathan Israel tevens de stelling dat de moderne, democratische en seculiere rechtsstaat schatplichtig is aan de door Spinoza bepleitte vrijheid van filosoferen. Daar is ook substantie voor als gekeken wordt naar de politieke realiteit van islamitische samenlevingen. Die hebben immers geen Verlichting naar westers model gekend waardoor er in tegenstelling tot het Westen, geen scheiding van Kerk en Staat bestaat. Daardoor wordt alle macht gecontroleerd door een islamitische geestelijkheid, en wordt het vrije denken aan banden gelegd voor zover het niet spoort met hun ‘heilige’ geschriften. Los hiervan heeft de opkomst van het islamitische fundamentalisme in de jaren tachtig van de vorige eeuw een opleving van het ermee concurrerende christendom uitgelokt.  Hierdoor werden conservatieve filosofen die al te hoop liepen tegen de (gematigde) Verlichting rechtstreeks in de kaart gespeeld.

Een duidelijk voorbeeld van de laatsten is de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging die in zijn recent verschenen boek De onzichtbare maat hoog opgeeft van de Europese christelijke traditie, en zich in dat verband flink afzet tegen de (gematigde) Verlichting. Samen met de Romantiek (die zich eigenstandig ook al afzette tegen de Verlichting) zouden deze historische perioden aldus Kinneging aangespoord hebben tot grenzeloosheid, decadentie en hedonisme. In plaats daarvan verdedigt hij een door de Bijbelse God gelegitimeerd moreel absolutisme waarbinnen een ‘natuurlijke’ hiërarchie tussen mensen bepaalt wat de maat is voor het ‘ware, goede en schone’. Om deze reden is de mens volgens Kinneging gehouden aan beknottingen van zijn vrijheid. Afwijkingen van deze enig ware weg zou de chaos verklaren zoals we die nu zien. Ironisch genoeg, vertoont Kinneging’s moreel absolutisme een treffende gelijkenis met de fundamentalistische islam. Zijn visie staat diametraal tegenover die van Spinoza zo’n driehonderd vijftig jaar geleden.

Fred Neerhoff is een gepromoveerd elektrotechnisch ingenieur en toegepast wiskundige/publicist. Voor meer info zie: www.fredneerhoff.nl.


David Bakker is zelfstandig gevestigd financieel specialist en publicist (zie: www.davidbakker.eu). Hij bereidt momenteel een promotie onderzoek voor naar het politieke en natuurrechtelijke denken bij de verlichtingsfilosofen Hobbes, Locke, Spinoza, Hume, Smith, Montesquieu, Rousseau en d’Holbach. 

Referenties

[1] Benedictus Spinoza, ‘Theologisch-politiek traktaat’, Wereldbibliotheek, 1997

[2] Benedictus Spinoza, ‘Ethica’, Wereldbibliotheek, 1979

[3] Pierre Bayle, ‘Over Spinoza’, Onder Redactie Van Henri Krop en Jacob Van Sluis, Damon Vof, 2006

[4] Jonathan I. Israel, ‘Radicale Verlichting, Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderden’, Van Wijnen, 2001

[5] Jonathan I. Israel, ‘Democratische verlichting. Filosofie, revolutie en mensenrechten 1750-1790’, Van Wijnen, 2013

[6] Immanuel Kant, ‘Wat is Verlichting?’, Boom 2020 

[7] Andreas Kinneging, ‘De onzichtbare maat, Archeologie van goed en kwaad’, Prometheus, 2020


Print Friendly and PDF
We moeten praten over vrijheid – Thijs Lijster

We moeten praten over vrijheid – Thijs Lijster

Groot-Nederland terug op de politieke agenda? Harold van der Kraan

Groot-Nederland terug op de politieke agenda? Harold van der Kraan