We moeten praten over vrijheid – Thijs Lijster

We moeten praten over vrijheid – Thijs Lijster

Misschien klinkt dat als een vreemd onderwerp voor een discussie, want er is vandaag de dag vrijwel geen partij of beweging die vrijheid niet hoog in het vaandel heeft staan. De vraag is echter over welke vorm van vrijheid het gaat. We hebben de persvrijheid, vrijheid van handel of van godsdienst, en we kennen het onderscheid tussen negatieve vrijheid (van de bemoeienis door anderen) en positieve vrijheid (om iets te kunnen doen). Het is een complex begrip, waar al de nodige boekenkasten over vol geschreven zijn.

Laten we het om te beginnen echter simpel houden, en dichtbij huis. Tijdens het afgelopen anderhalf jaar hebben we allemaal aan den lijve kunnen ondervinden hoe het is wanneer onze vrijheden ingeperkt worden. We mochten niet op bezoek bij vrienden en naasten, konden niet naar kantoor of op café gaan, mochten na de avondklok zelfs niet de straat op. Dat was dikwijls moeilijk, er was protest, maar over het algemeen was het draagvlak groot en hielden mensen zich aan de maatregelen, met het oog op het algemeen belang.

In België zowel als in Nederland werd er schamper over gedaan dat uitgerekend een liberale premier dergelijke maatregelen afkondigde. Het liberale vrijheidsbegrip gaat immers uit van een maximum aan individuele keuzevrijheid. We kennen het in zijn meest elementaire vorm als John Stuart Mills ‘schadebeginsel’. Simpel gezegd: mijn vrijheid houdt op waar die van de ander begint. Of zoals iemand het mij eens uitlegde: de vrijheid om met mijn vuist te zwaaien houdt op zodra ik jouw neus raak.

De vraag is evenwel: wat rekenen we wel en niet onder die ‘schade’? Het liberalisme heeft de neiging om duidelijk ‘zichtbare’ schade te bestraffen (bijvoorbeeld wanneer ik iemand met geweld zijn portemonnee afhandig maak), maar andere, indirecte vormen onder het tapijt te schuiven (bijvoorbeeld schade door jarenlange fabrieksarbeid onder ongezonde omstandigheden). Dat was altijd al een prangende (maar doorgaans genegeerde) kwestie voor liberalen, maar ze kwam met de coronacrisis des te duidelijker aan het licht. Nu was het immers voldoende om met een ander in dezelfde ruimte te verkeren om diegene schade te berokkenen. In die zin waren, zelfs geredeneerd vanuit het schadebeginsel, stevige vrijheidsbeperkende maatregelen te verantwoorden, omdat de bewegingsvrijheid van sommige burgers voor de schade van andere burgers zou zorgen.

Maar het toonde daarmee ook de beperkingen aan van het liberalisme als een politieke ideologie gestoeld op individuele keuzevrijheid. Want laten we nu die lijn eens doortrekken naar de klimaatcrisis, een parallel die al eerder is getrokken. Rob Nixon sprak over de schade die aan het klimaat wordt toegebracht (ontbossing, oceaanverzuring, zeespiegelstijging, massa-extinctie, enz.) als ‘slow violence’, langzaam geweld. Dit zijn met andere woorden geen ‘natuurverschijnselen’, maar geweldshandelingen, die mensen worden aangedaan. De slachtoffers die vallen bij droogte, hongersnood, overstromingen, bodemerosie, luchtverontreiniging, bosbranden, enzovoorts, zijn bovendien vaak degenen die nog het minst verantwoordelijk zijn voor de oorzaken ervan. Dat roept dus vragen op in hoeverre de keuzevrijheid van de een de vrijheid van de ander kan en mag schaden. Mijn keuze om met het vliegtuig op vakantie te gaan of om vlees te eten, raakt aan de mogelijkheden van anderen, bijvoorbeeld van de inwoners van Jakarta of Venetië of Verviers om met droge voeten rond te kunnen lopen.

Ecoloog Andreas Malm publiceerde vorig jaar een pamflet waarin hij een pleidooi hield voor een vorm van ‘oorlogscommunisme’, waarin een autoritaire overheid, meer nog dan tijdens de coronacrisis, draconische maatregelen moet kunnen nemen, alsook over de macht over de economische productiemiddelen kan beschikken. Hij noemt onder andere een verbod op continentale vluchten en cruiseschepen, een wereldwijd verplicht veganisme, en de nationalisering van de fossiele brandstofindustrie, en tegelijk grootschalige overheidsinvesteringen in publiek transport, zonnepanelen en CO2 opslag. De tijd van eindeloze deliberatie en het met zachte hand beïnvloeden van consumentengedrag is voorbij, aldus Malm, want we moeten snel handelen om de catastrofe te vermijden: “Als er een bedreiging is voor de gezondheid of zelfs voor het fysieke voortbestaan ​​van een bevolking, laat je het niet over aan de minst gewetensvolle individuen om met vuur te spelen zoals het ze goeddunkt. Je grist ze de lucifers uit hun handen.”

Het is een ongemakkelijke, tot nadenken stemmende boodschap. We geven immers niet graag vrijheden op, zo is wel gebleken tijdens de lockdown, en we zijn nu juist zo blij dat we weer wat bewegingsvrijheid terug hebben. Tegelijk is duidelijk dat we niet kunnen vast blijven houden aan bepaalde vrijheden: de vrijheid om de aarde uit te putten, om de zee leeg te vissen, om op industriële schaal beesten te fokken en te slachten, en daarbij honderdduizenden liters drinkwater en tonnen voedsel te verspillen, de vrijheid van adverteerders om ons ongezonde en vervuilende spullen aan te smeren, en van consumenten om die te blijven nuttigen. Terwijl klimaatwetgeving dikwijls geframed wordt als een inperking van vrijheden (“Ze willen onze hamburgers afpakken!”), vergeten we dat al die handelingen gepaard gaan met de inperking van andermans vrijheden, om te ademen, om te eten, en uiteindelijk met die van onszelf en onze kinderen om een leefbare planeet te bewonen. Vrijheid is dan misschien geen zero-sum game (ik een beetje meer, jij een beetje minder), maar het een houdt overduidelijk wel verband met het andere.

Tegelijk heb ik ook mijn twijfels bij Malms oorlogscommunisme. In de eerste plaats al omdat het, zo erkent hij zelf ook, neigt naar totalitarisme. Hij zegt weliswaar dat het zou gaan om een ‘transitieperiode’, tijdens welke de planeet zich zou kunnen herstellen, maar de geschiedenis heeft geleerd dat waar macht zich concentreert die niet snel vrijwillig uit handen wordt gegeven. Maar bovendien gaan dergelijke drastische maatregelen, hoe nodig ook, mijns inziens niet zonder draagvlak en democratische controle van de bevolking.

Juist daarom, en niet ondanks maar omdat het een ongemakkelijk gesprek is, moeten we praten over vrijheid: welke individuele vrijheden zijn we bereid op te geven om andere vrijheden te winnen, en om onszelf en de volgende generaties te redden? Daarvoor is niet minder, maar meer deliberatie nodig, een eerlijk en open democratisch debat, zonder de eufemismen en manipulaties vanuit de private sector. “Freedom is an endless meeting”, schreef de sociologe Francesca Polletta. Dat we dan misschien minder tijd overhouden om te werken of te winkelen, is op zichzelf al een stap in de goede richting.

 

Thijs Lijster is als cultuurfilosoof verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Antwerpen. Hij schreef o.a. De grote vlucht inwaarts (2016), Kijken, proeven, denken (2019) en Verenigt U! (2019).

Dit opiniestuk verscheen eerst in De Standaard van 17 juli 2021.

Print Friendly and PDF
Willem die Madoc maakte - Nico Dros

Willem die Madoc maakte - Nico Dros

Spinoza als ultieme vrijdenker - Fred Neerhoff en David Bakker

Spinoza als ultieme vrijdenker - Fred Neerhoff en David Bakker