Het pensioendossier: de processie van Echternach - Herman Matthijs

Het pensioendossier: de processie van Echternach - Herman Matthijs

Het pensioendossier sleept al tientallen jaren aan en had  structureel moeten opgelost worden zowat twintig jaar geleden. Maar de schrik voor de kiezers heeft de partijen geleid naar een eeuwig uitstel.

Situatie

Minister Bacquelaine dacht een snel een akkoord te sluiten met enige vakbonden over een al lang aanslepend dossier: de pensioenen. Dat het ACLVB-VSOA en het ACV-CCOD een dergelijk akkoord steunen, is hun zeker niet kwalijk te nemen. Beide vakbonden hebben goed gezorgd voor hun leden. Het algemeen belang en de budgettaire gevolgen van beslissingen zijn niet de prioritaire aandachtspunten van de vakbonden. Maar de minister had hier op moeten toezien! Waarschijnlijk heeft Bacquelaine gedacht om met behulp van de twee min of meer regeringsgezinde vakbonden, iedereen in snelheid te nemen. En laat de kritische partijen Open VLD en N-VA, dan maar proberen om het akkoord te kelderen. In ieder geval is zijn poging mislukt, want de regering ligt in twee kampen uiteen.  

Zwaar beroep?

Uiteraard is de definitie van een zwaar beroep subjectief. Zowat elke ambtenaar, werknemer en zelfstandige heeft wel argumenten om zijn/haar beroep zwaar te vinden. Wie in het onderwijs heeft een zwaar beroep? Moet een student(e) geneeskunde die tot op zijn/haar 30ste dient te studeren, weinig heeft verdiend en amper verlof heeft gekend een pensioenvoordeel te krijgen? Is politieagent(e) een zwaar beroep als men er zelf voor gekozen heeft?  Ongetwijfeld is er nog veel werk aan de jobrotatie bij de overheden. Zo kan men het onderwijzend personeel op vastgelegde momenten tijdens de loopbaan (Bv. 40, 50 jaar) vragen of men wil blijven lesgeven of overschakelen op een administratieve-logistieke job. Zodoende zou het draaglijker worden voor vele mensen om langer aan de slag te blijven. Maar de mobiliteit binnen- en tussen overheidsdiensten staat nog in zijn kinderschoenen.

Vroeger op pensioen

Bacquelaines lijst der zware beroepen bepaalt dat sommige ambtenaren zes, vier of twee jaren vroeger op pensioen mogen gaan. Het merkwaardige is dat er een lijst wordt afgesloten over de zogenaamde zware beroepen bij de ambtenaren en dat zonder het bestaan van een dergelijk lijst voor de  private sector. Stel dat de lijst der zware beroepen van Minister Bacquelaine zou worden goedgekeurd door de regering Michel, dan gaat dat enorm wegen op de nog te maken lijst voor de private sector. Maar de logica is ook zoek in de lijst Bacquelaine. Inderdaad, de politie krijgt zes jaar en de douaniers maar twee jaar! In het onderwijs krijgen de kleuterleidsters vier jaar, de onderwijzers en MO leraars twee jaar. Maar het ATP personeel en de schooldirecteurs krijgen niets! Dat de professoren niet op de lijst voorkomen kan men wel logisch noemen. Bovendien wordt er hier een lijst gemaakt tussen de federale minister van Pensioenen en twee vakbonden over ambtenaren die niet alleen werken bij de federale overheid. Zijn de deelstaten, bv. voor onderwijs, hierover ooit geraadpleegd ?  

Staatshervorming

Daarmee komen we in een ander probleem van de ambtenarenpensioenen, namelijk de staatshervorming. Inderdaad, de deelstaten dragen wel een beetje  bij aan de federaal gebleven pensioenlasten en dit via de ‘Bijzondere Financieringswet’. Desalniettemin blijft het grootste deel van deze pensioenen een federale last voor de begroting en de sociale zekerheid. Ongetwijfeld is dit een vergetelheid in de voorgaande staatshervormingen om de deelstaten ook verantwoordelijk te maken voor de pensioenen van hun ambtenaren alsmede die van de lokale besturen..   

The facts

In een land met een snel stijgende bevolking van zowat 11,3 miljoen mensen, zijn er op heden ongeveer 4,7 miljoen werkenden, 3,4 miljoen gepensioneerden en ongeveer 370.000 werkzoekenden. Met andere woorden er werkt te weinig volk in dit land om alles te blijven betalen. Maar onder de regering Michel is er wel een noemenswaardig aantal jobs bijgekomen in de private sector. In vergelijking met het buitenland is er te weinig volk aan het werk en zijn er teveel vroeggepensioneerden. De totale pensioenkost voor de ambtenaren (via de begroting) en de werknemers alsook zelfstandigen (via de sociale zekerheid ) bedraagt voor 2018 ongeveer 45 miljard euro. Over de laatste vijf jaar is dit bedrag met 20 procent gestegen.

De laagste van Europa

Omdat de politieke wereld nooit een akkoord heeft bereikt over een kapitalisatiestelsel zijn er geen reserves voor de wettelijke eerste pijler der pensioenen, die tot de laagste in Europa behoren. De tweede pijler voor de niet ambtenaren is erg verschillend in omvang naar gelang de sector waar men gewerkt heeft. Hier zijn er hoge bedragen voor bijvoorbeeld de banken, chemische sector versus lage pijlers voor bijvoorbeeld de toeristische sector. Enige solidariteit tussen deze sectoren wordt hier tegengehouden door zowel de werkgevers als de vakbonden. Op korte termijn  is er maar een oplossing om de pensioenen voor de mensen op een leefbaar peil te houden, namelijk het veel fiscaal aantrekkelijker maken van de derde pijler. Dit laatste zou ook het voordeel hebben van de creatie van grote geldfondsen die voor lange tijd in eigen land kunnen beleggen.

BBP

Ten aanzien van een BBP van 438 miljard euro (eind 2017) is de pensioenkost van 10,3 procent nog draaglijk. Maar de uitgaven stijgen de volgende jaren zeer snel en uiteindelijk moet alles worden afgezet tegen de beschikbare federale middelen. Van het overheidsbeslag der uitgaven van 52,5 procent (eind 2017) is 57 procent federaal ( 19 procent begroting, 38 procent sociale zekerheid ). Als men deze berekening maakt, dan geeft dit ongeveer 130 miljard aan beschikbare federale middelen. Met andere woorden: iets meer dan één derde van de federale uitgaven gaat vandaag al naar pensioenen.

Oplossing

Naast het reeds aangehaalde probleem van gebrek aan mobiliteit binnen de overheid, is het ook nog steeds zo dat de overheden - en de bedrijven - hun duurder 50-pluspersoneel zo snel mogelijk weg willen. Alleen al op dit vlak heeft de activering van de welvaartsstaat gefaald. Mijn voorstel is om de lijst van zware beroepen niet te maken. Men laat iedereen de keuze om op pensioen te gaan tussen 61 en 67 jaar. Dan neemt men zelf maar de verantwoordelijkheid over de hoogte van zijn/haar pensioen. Het zou al een geweldige prestatie zijn voor dit land als iedereen minimaal tot 61 jaar werkt. Het staat de mensen dan vrij om ongelimiteerd bij te werken naast het uitgekeerde pensioen, weliswaar mits de betaling van de correcte belastingen. Dat zou ook het voordeel hebben dat veel uitgebluste mensen toch nog actief blijven. Want hoe meer mensen werken, des te groter de kans dat we het welvaartspeil kunnen behouden.

Conclusie

Deze regering Michel gaat dit dossier niet meer oplossen, want we zijn in de pré-electorale sfeer gekomen. Een dergelijk dossier moet structureel worden aangepakt in het begin van een legislatuur. Dus het wordt nog eens uitgesteld tot na de verkiezingen. Als men in 2019 evenveel tijd gaat besteden aan de federale regeringsformatie dan in 2010, dan komen we uit in de periode van eind 2020. Dan moet die nieuwe regering nog starten en beslissingen nemen. Met andere woorden dan zijn op zijn vroegst al in het midden van 2021. Daardoor gaan veel ambtenaren nog ontgoocheld worden, denkend dat ze nu op een lijst zijn geraakt om er uiteindelijk nooit op te geraken. Maar dit pensioendossier had men al lang geleden moeten oplossen en daarvoor zijn alle deelnemende regeringspartijen sinds eind vorige eeuw verantwoordelijk.

 

Herman Matthijs

De auteur is hoogleraar Openbare Financiën aan de UGent en de VUB en lid van de Hoge Raad voor Financiën

Print Friendly and PDF
Waarom het wat meer over overbevolking mag gaan - François Levrau

Waarom het wat meer over overbevolking mag gaan - François Levrau

Factfulness - Hans Rosling

Factfulness - Hans Rosling