Over het gevaar van de woke-inquisitie en de cancel culture – Floris van den Berg

Over het gevaar van de woke-inquisitie en de cancel culture – Floris van den Berg

It is important to defend people’s right to hold postmodern ideas and to express them to whoever wants to hear. However, it is also important to keep them from gaining institutional power […]

Helen Pluckrose & James Lindsay

 

Woke up call

Het was wel even schrikken toen ik er voor het eerst van beschuldigd werd om als witte man een onderdrukkend perspectief te hebben en dat uit te dragen tijdens colleges. Het went, maar ik blijf het raar en naar vinden. Kritiek van studenten is er altijd geweest – over de literatuur, over de tentaminering, over het tijdstip van de colleges – ze beginnen te vroeg (9 uur) of gaan tot te laat door (18 uur), over het feit dat er te weinig werkcolleges zijn of te veel collegestof dan wel over het gebrek aan inhoud, etc. Maar de afgelopen jaren is de teneur veranderd. De kritiek wordt beschuldigender en onaangenamer. Studenten beklagen zich dat ze zich gekwetst voelen, dat er te veel een westers perspectief wordt aangeboden, dat er te veel mannen worden besproken en te weinig vrouwen, dat het perspectief eurocentrisch is, dat studenten zich niet prettig voelen en zich niet vrij voelen om zich te uiten. Ik worstel met deze kritiek omdat ik niet goed weet hiermee om te gaan.

Op dit moment is het in Nederland slechts een briesje en geen storm zoals die door Amerikaanse universiteiten blaast, al somt filosoof Sebastiaan Valkenberg in Policor in de polder (2021) toch behoorlijk wat voorbeelden van eigen bodem op. In de Verenigde Staten is er sprake van wat geduid zou kunnen worden als een bottom up Maccarthyisme vanaf links. Waar onder de ‘bezielende’ leiding van Joseph McCarthy in de jaren vijftig een heksenjacht op communisten en vermeende communisten begon in de VS, zo is er nu een heksenjacht door links. Docenten worden langs een zogenaamde woke maatlat gelegd om te kijken of ze voldoen aan het linkse interpretatie van gelijkheid. De woke activisten spitten daartoe het internet en de colleges door om te kijken of je ergens een keer een opmerking hebt gemaakt die niet strookt met de dogma’s van de zogenaamde Social Justice Warriors. En als er ergens wat gevonden wordt, hoe lang geleden of hoe vaag of ambigu ook, dan hang je. Dan volgt er een stroom van kritiek. Het management heeft de neiging om geen ophef te willen en kiest meestal de kant van de SJW’s en laat de medewerker vallen. Dit leidt in de Verenigde Staten niet alleen tot ontslag van docenten en journalisten, maar ook tot zelfcensuur: mensen worden voorzichtiger. ‘Over samenleving komt een klamme deken van conformisme te hangen,’ schrijft Valkenberg[1] en ‘Politieke correctheid neem geen genoegen met excuses, ze wil offers.’[2]

Het gaat niet alleen om het uiten van kritiek: je moet ook je taalgebruik aanpassen aan de veranderende wensen/eisen van SJW’s. Voor veel gangbare woorden bestaan er inmiddels woke alternatieven. ‘Blanken’ heten nu ‘witte mensen’; ‘slaven’ heten ‘tot slaaf gemaakten’ en de aanspreekvorm ‘dames en heren’ bij de NS (Nationale Spoorwegen in Nederland) is veranderd in ‘beste reizigers’. Het gaat er niet om dat deze woorden en aanspreekvormen een verbetering zijn, maar het gaat om de soms hysterische reacties van SJW’s op mensen die bewust of onbewust niet in woke jargon praten. Het gaat niet alleen om woorden, het kan om van alles gaan: over afbeeldingen, beelden, kleding, symbolen, et cetera. Een over the top vorm is ‘cultural appropriation’: de beschuldiging (aan het adres van witte mensen) van het zich onterecht toe-eigenen van niet-westerse cultuur, zoals rastahaar, henna tattoos of in kimono of sari lopen. Je kunt het zo gek niet bedenken of een hypersensitieve woke activist hangt je aan de twitterschandpaal en dan is de geest uit de fles.

De bekende psycholoog Jonathan Haidt die samen met Greg Lukianoff het boek over cancel culture in de VS schreef, The Coddling of the American Mind: How Good Intentions and Bad Ideas Are Setting Up a Generation for Failure (2018) merkte in een publiek debat het volgende op[3]:

Haidt: If I create emotional discomfort in my students, they might take that as that they are unsafe and there is a number to call to report me, even from class. They can report me If they think I have made them unsafe.

Interviewer: You have actually changed the way you teach because of your own worries?

Haidt: Yes. I used to be a provocative teacher. I do not provoke anymore. I just play it straight. I don’t tell jokes. I don’t show many videos.

 

Cancel culture in de lage landen: drie voorbeelden

1.      Jordan Peterson

Toen de Canadese conservatieve psycholoog en cultuurcriticus Jordan Peterson en auteur van de internationale bestseller 12 Rules for Life (2018) in 2018 bij de UvA een lezing zou geven bij Room for Discussion aan de Universiteit voor Amsterdam, manifesteerde de cancel culture zich ook in Nederland. Zo’n honderd medewerkers en enkele studentenactiegroepen beklaagden zich in een open brief over de komst van Peterson en riepen op om hem te cancelen. ‘Medewerkers en studentengroepen van de UvA zijn bang dat Peterson te veel ruimte krijgt om zijn ‘rechtse opvattingen’ te delen.’ Vervang het woord ‘rechts’ door ‘links’ en de absurditeit van de redenering is gelijk duidelijk. Linkse activisten worden omhelsd en verwelkomd. En het is prima om te applaudiseren voor een spreker waar je het roerend mee eens bent en wijselijk de handen op de knieën te houden als je het er niet mee eens bent, maar dat is iets anders dan trachten te voorkomen dat een spreker die je niet zint, een podium krijgt (de-platformen). Dat getuigt ook niet van veel vertrouwen in de kritische denkvermogens van studenten. Blijkbaar kunnen studenten het niet aan om onwelgevallige opinies te horen.

De briefschrijvers vragen niet rechtstreeks om een spreekverbod; ze willen een tegenspreker. Ik geef even een tegenvoorbeeld. Stel er wordt een moslim uitgenodigd. Moet er dan ook standaard een atheïst als tegenspreker bij? Of, andersom, filosoof Herman Philipse geeft college over wijsgerig atheïsme, moet er dan ook een gelovige spreker optreden? Of moet bij elke spreker een tegenpool komen? Ook maar gelijk een creationist wanneer er college over de evolutietheorie wordt gegeven? Of een pleitbezorger voor sharia wanneer er college over mensenrechten wordt gegeven? En zo kan ik doorgaan (leuk voor bij de borrel).

Dat de woke activisten geen voorstander zijn van het vrije woord, blijkt uit een beschrijving die Jordan Peterson op zijn website geeft van lezingen op universiteiten. Ik heb de passage meerdere keren gelezen en kon mijn ogen niet geloven! Studenten in een liberale democratie die zich keren tegen een hen onwelvoeglijke spreker. (Wie het niet eens is met een betoog, die kan een weerwoord geven, bijvoorbeeld door het stellen van kritische vragen, het schrijven van een kritisch stuk of zelf een voordracht houden met kritiek of met een alternatief). Maar niets van dat alles. Er zijn radicale en (potentieel) gewelddadige studenten. Brr.

I’ve had highly stressful experiences at the University of Toronto, McMaster and Queen’s and elsewhere in the recent past, when I was confronted by mobs of misbehaving activists, agitated by their ideologically-possessed professors, blaring air horns at distances close enough to cause permanent hearing damage, and chanting slogans which they did not even take the time to craft into rhythm. At Queen’s, most infamously, about 150 protesters surrounded the rather church-like edifice in which I was speaking, along with Dr. Bruce Pardy, of Queen’s Law School. Dozens of them climbed onto the sills of the old ten-foot stained glass windows that lined the outer walls and pounded continuously on them for the full 90 minutes of the talk. One such luminary, later arrested with a garrotte (!), performed her services with enough force to break a window and smear it with blood. Outside, the self-styled heroes of the new revolution barricaded the exterior doors – a crime, by the way – and humorously suggested that burning the building down, with all the attendees and speakers inside, might constitute an acceptable way to proceed.[4]

De lezing van Peterson in Amsterdam vond doorgang voor een stampvolle zaal, zonder tegenspreker, maar met meer tijd voor vraag- en antwoord. Er deden zich geen incidenten voor. Wellicht kwam dat doordat een groep proteststudenten te laat was en de zaal niet meer in kon.

Toen ik in Leiden studeerde, woonde ik regelmatig lezingen bij van Studium Generale, ook lezingen waar ik het helemaal niet mee eens was. Lezingen van de conservatieve katholieke maar eloquente en erudiete Antoine Bodar spraken mij aan en daagden mij uit om kritisch na te denken over zijn erudiete kwezelarij. Ik gebruik het woord ‘ergerplezieren’ wanneer ik mijzelf confronteer met denkbeelden waar ik het totaal niet mee eens ben. Soms is het schrikken als midden in het betoog van iemand waar je het fundamenteel mee oneens bent de spreker iets betoogt waar je het wél mee eens bent. Het zou ongecompliceerder zijn als het allemaal zwart/wit was. Een universiteit moet studenten aanzetten tot kritische reflectie en daarom ook een platform bieden aan verschillende perspectieven, oftewel meerstemmigheid, vooral wanneer het om extra-curriculaire voordrachten gaat (publiekslezingen, Studium Generale).

 

2.      William

Een vriend van mij, laat ik hem William noemen, is gecanceld als columnist van een blad voor veganisme omdat hij – en nu komt het – op een ander platform een essay over veganisme heeft geplaatst dat controverse oproept en mensen ertoe brengt om bij het veganismetijdschrift hun beklag te doen. De redactie van het tijdschrift schiet in een kramp: ze willen geen gedoe en kiezen ervoor om William als columnist te cancelen. Dat William goede columns schrijft die door veel lezers worden gewaardeerd, telt blijkbaar niet. Dat William zowel in zijn columns in het blad als in het essay waarover geklaagd wordt ook nog eens gelijk heeft, doet niet ter zake. De reden dat hem het platform wordt ontnomen is dus om geklaag van (al dan niet anonieme) klagers te voorkomen. Het tijdschrift wil geen imagoschade. Toch lukt dat op deze manier niet: het cancelen van een excellente columnist levert imagoschade op, maar blijkbaar weegt die imagoschade minder zwaar dan de berichten van de klagers. Het zijn de klagers die de knuppel in het hoenderhok gooien en dan achteroverleunen om te kijken of het cancelen naar tevredenheid plaatsvindt. De redactie, of in bredere zin, de bestuurders die zelf helemaal geen Social Justice Warriors hoeven te zijn, voeren uit wat de SJW willen; zij doen dienst als ‘nuttige idioten’. Niet alleen is William slachtoffer van de cancel culture, maar ook de lezers van het blad zijn dat, omdat het hierdoor minder ruimte biedt aan kritische (zelf)reflectie. Door de cancel culture kunnen instituten en verenigingen zonder dat zij dat door hebben een metamorfose ondergaan waarbij ze dansen naar de pijpen van de meeste extreme SJW twitteraars. Als eenmaal wordt toegegeven aan de cancel culture, dan is dat een succes en een aanmoediging om ermee door te gaan.

 

3.      Marieke Lucas Rijneveld

De succesvolle schrijver Marieke Lucas Rijneveld werd door de uitgever gevraagd het gedicht dat Amanda Gorman voordroeg tijdens de inauguratie van president Joe Biden te vertalen. In de Nederlandse media ontstond er een storm van protest want (woke) mensen vroegen zich af of een wit persoon een gedicht van een zwart persoon passend zou kunnen vertalen. Toen ik dat las duizelde het voor mijn ogen. Wanneer kun je als vertaler dan een werk vertalen? Moet je hetzelfde geslacht hebben, dezelfde leeftijd, dezelfde opleiding, dezelfde sociale status, dezelfde politieke voorkeur? Je vraagt je zodoende af wie de vertalers van de koran zijn of waaraan je moet voldoen om Mein Kampf te vertalen… Het is een voorbeeld van een toepassing van standpoint theory. Het gaat niet om de argumenten (is zij een goede vertaler?) maar om de persoon. Heeft de vertaler de juiste (raciale) kenmerken? Het is racisme pur sang.

Een beschuldiging dat een witpersoon zich nooit in een zwartpersoon kan inleven om een goede vertaling te kunnen maken. Interessant is dat toen bleek dat het argument racistisch was, er snel een nieuw argument met de haren werd bijgesleept (Kan Rijneveld eigenlijk wel goed vertalen? – dat is een heel andere issue. Een zaak voor de uitgever dunk mij. Een switchen naar een ander argument midden in een debat heet de drogreden van moving the goal post). Marieke Lucas Rijneveld, die zelf als non binair persoon midden in het door woke omarmde spectrum zit, blijkt niet naar wens te voldoen aan de woke criteria. Geschrokken van alle ophef trok ze zich als beoogd vertaler terug. Een succesvolle woke cancel campagne dus.

 

Filosofische kritiek op cancel culture

In het boek Cynical Theories. How universities made everything about race, gender, and indentity – and why this harms everybody (2020)[5] leggen cultuurcriticus Helen Pluckrose en natuur- en wiskundige James Lindsay de wortels van dit fenomeen bloot, dat, zoals gezegd, in de Verenigde Staten al tot volle wasdom is gekomen en ook in Europa voet aan de grond lijkt te krijgen. Dikwijls komt kritiek op SJW’s vanuit de politieke rechterhoek, vaak zelfs van de extreem rechtse kant. Zo niet bij Pluckrose en Lindsay. Zij zijn linksliberaal en staan positief tegenover feminisme, gelijkheid, antidiscriminatie en voor LHBTQx rechtsgelijkheid.[6]

            Cynical Theories is een boek in ideeëngeschiedenis en cultuurfilosofie van het postmodernisme en de kritische theorie. Het boek begint met een historische duiding van het fenomeen en vervolgens worden de specifieke toepassingen besproken, op allerlei (deels nieuwe) vakgebieden op de universiteit. Je moet als lezer goed opletten, want er wordt een omvangrijk nieuw paradigmatisch jargon gebruikt waarbij woorden niet altijd de betekenis hebben zoals die gangbaar is. Een centrale term is het woord ‘Theory’ – met een hoofdletter. Het gaat bij Theory (of kritische theorie/critical theory) niet om een bepaalde theorie maar om een postmoderne wereldbeschouwing waarin macht, kennis en taal instrumenten zijn van de zittende machthebbers (met name witte heteroseksuele westerse mannen) die een kolonialistische greep op de rest van de mensheid houden. In feite is Theory een onweerlegbare samenzweringstheorie; immers het idee van rationele onderbouwing wordt gezien als onderdeel van het onderdrukkende narratief (narratief is ook een woke woord) en rationele kritiek gezien als bevestiging van het eigen ‘woke’ gelijk.

De auteurs betogen dat de huidige woke en cancel culture het logische gevolg is van het (filosofische) postmodernisme dat al in de jaren zestig, met name in Frankrijk, opkwam. ‘Postmodernism raised such radical doubts about the structure of thought and society that it is ultimately a form of cynism.’[7] Vandaar de titel van het boek.

Postmodernisme is dus bepaald niet nieuw. Wat nieuw is, is de toegepaste versie ervan. Pluckrose en Lindsay onderscheiden drie perioden van het postmodernisme. Ten eerste de theoretische en nihilistische fase van ongeveer 1960 tot 1980. In de tweede fase van 1980 tot ongeveer 2010 ontwikkelde het postmodernisme zich tot een praktische theorie. En in de derde periode, vanaf 2010, begon de invloed van postmodernisme zich te manifesteren met de opkomst van, wat psycholoog Steven Pinker noemt, wokery[8] en social justice warfare.[9] Deze derde fase van Theory drukt een totalitaire agenda op instituten, te beginnen met universiteiten, maar ook musea, theaters en bibliotheken (lang niet alle kinderboeken op de planken kunnen door de woke beugel). De auteurs betogen dat na een theoretische fase van postmoderne theorie, nu een tijd is aangebroken van toegepaste postmoderne theorie, die leidt tot een ondermijning van de universiteit als bolwerk van vrijheid en het nastreven van objectieve kennis zonder taboes.

            Volgens Pluckrose en Lindsay kunnen in het postmodernisme twee principes worden geduid, al is de essentie van postmodernisme dat het geen essentie heeft. Maar met een analytische bril bekeken, kunnen de volgende principes worden onderscheiden:

1.      Het postmoderne kennisprincipe waarin er radicale scepsis bestaat over het verkrijgen van objectieve kennis en waarbij kennis wordt opgevat als een sociale constructie. Waar is niet wat overeenstemt met de werkelijkheid (de zogenaamde correspondentietheorie van waarheid), maar wat waar is, is een sociaalpolitieke constructie van machthebbers. Deze alternatieve epistemologie gebaseerd op machtsrelaties (waarbij kennis dus een moreel geladen sociaal construct is) is een brainchild van de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984).

2.      Het postmoderne politieke principe dat betoogt dat de samenleving gevormd wordt door macht en hiërarchie die bepalen wat kennis is en hoe die verkregen kan worden.

In postmoderne theorie gaat het om radicale scepsis over kennis-claims. Die radicale scepsis is fundamenteel anders dan de wetenschappelijke scepsis waarbij wordt gekeken naar empirische onderbouwing, de logische structuur van de argumentatie en bevestiging dan wel verwerping door herhaaldelijke toetsing, inclusief pogingen om de theorie te weerleggen. Bij radicale scepsis gaat het over scepsis over de wetenschappelijke scepsis, dus of wetenschappelijke scepsis überhaupt tot betrouwbare kennis kan leiden. Voorts betwijfelt radicale scepsis of sommige mensen in staat zijn om kennis te verwerven omdat zij vanwege hun huidskleur of afkomst gevangen zitten in een kokerperspectief op de werkelijkheid.[10] Inderdaad: dit is een racistisch uitgangspunt (omgekeerd racisme dus). ‘Theory views science as having been organized in a way that serves the interests of the powerful people who established it – white Western men – while setting up barriers against the participation of others.’[11]

            Het is van het allergrootste belang om te begrijpen wat er mis is met deze manier van redeneren. Het onderscheid tussen weak en strong constructivism is hier verhelderend. Wetenschap is een activiteit van mensen en alle menselijke activiteiten kunnen door sociale wetenschappers als sociologen en antropologen worden onderzocht: sociologische epistemologie. De afgelopen decennia hebben ze dat dan ook gedaan. In plaats van het oerwoud in te trekken, storten antropologen zich op wetenschappelijke instituten. Beroemd is het onderzoek van de Franse antropoloog Bruno Latour en Steve Woolgar die in hun boek Laboratory Life: the social construction of scientific facts (1979) een natuurkundig laboratorium bestuderen. Als antropoloog bestuderen zij het gedrag van de wetenschappers. Net als een antropoloog in het oerwoud zich niet bezighoudt met de vraag of de religieuze en medische claims en praktijken waar zijn en werken, zo houden Latour en Woolgar zich ook niet bezig met de vraag of de wetenschappelijke claims werken. De antropologen stellen zich epistemologisch agnostisch op. Zij laten zien wie met wie praat, waar het geld vandaan komt, wie met wie koffie drinkt, relaties heeft, welke teksten worden gebruikt en hoe vaak iemand geciteerd wordt. Als je met een sociologische bril naar het wetenschappelijke bedrijf kijkt dan blijken er machtsrelaties te bestaan en is (of was) het in hoge mate een aangelegenheid van middenklasse blanke mannen. Latour en Woolgar laten zien dat wetenschap mensenwerk is en dat dat mensenwerk lang niet zo rationeel, transparant, gelijkwaardig en eerlijk verloopt als wij graag zouden willen geloven. Maar het antropologisch onderzoek kan ook als strong constructivism uitgelegd worden: de wetenschappelijke feiten worden in het laboratorium gemaakt, de wetenschappers maken elkaar wijs wat feiten zijn en dat hun onderzoek naar een externe wereld verwijst. De zogenaamde kennis die in een wetenschappelijk laboratorium gecreëerd wordt, is net zo objectief (namelijk niet) als kennisclaims van Papoea’s in de jungle.

Waar kennis van weak constructivism kan bijdragen aan het wegnemen van obstakels voor eerlijke kansen en gelijkheid in wetenschap is strong constructivism een ondermijning van wat wetenschap is. Latour en Woolgar zijn zelf overigens onduidelijk over waar zij precies staan. Hoe interessant hun werk ook is, het is een knuppel in een hoenderhok omdat de wetenschap hierdoor onder vuur is komen te liggen.

Wat bovendien verwarrend is voor de discussie over de rationaliteit van wetenschap is dat wetenschap niet hetzelfde is als hoe wetenschap wordt toegepast en, weer een ander aspect, naar welke wetenschapsgebieden financiering gaat. Om met dat laatste te beginnen: wordt er geld gestoken naar het winnen van fossiele brandstoffen op de diepzeebodem en in Antarctica, of wordt er veel geld gestoken in het zoeken naar duurzame alternatieve vormen van energiewinning. Bij het eerste aspect – wat er met wetenschappelijke kennis gebeurt – kan wetenschap zelf geen rol spelen. Alle kennis en dus ook wetenschappelijke kennis is amoreel. Wat er met die kennis gedaan wordt, is een heel ander verhaal. Gebruiken we kennis voor het maken van wapens[12] of voor het bestrijden van malaria? Al in de Frankfurter Schule (die in veel opzichten een voorloper is van het postmodernisme) wordt door Horkheimer en Adorno in hun beroemde pessimistische boek[13] Dialektik der Aufklärung (1944) een onderscheid gemaakt tussen doelrationaliteit en instrumentele rationaliteit. Instrumentele rationaliteit kan gaan over techniek en rationele administratie en bestuur. Doelrationaliteit gaat over het rationeel reflecteren over het doel waarvoor je instrumentele rationaliteit inzet. Nazi-Duitsland excelleerde in instrumentele rationaliteit, wetenschappelijke kennis werd direct toegepast in technologie en die technologie werd aangewend voor oorlogsvoering. Maar het doel dat Adolf Hitler voor ogen stond – een duizendjarig Derde Rijk bestaand uit raszuivere Ariërs dat een groot deel van Europa/wereld zou beslaan en totalitair bestuurd zou worden, is zelf geen ideaal dat rationele onderbouwing kan hebben. Hier wordt rationaliteit toegepast om een extreem gewelddadige irrationele ideologie te bewerkstelligen. Wat ik hier mee wil zeggen is dat rationele kritiek op wetenschap, technologie en samenleving van fundamenteel belang is. Maar niet wanneer dat gebeurt vanuit postmodern perspectief.

De beschuldiging een witte man te zijn en daardoor onderdeel te zijn van een onderdrukkend paradigma is een voorbeeld van toegepaste Theory, namelijk van decolonial theory. Waar liberalen menen dat wetenschap en rationaliteit door alle mensen beoefend kunnen worden en dat mensenrechten universeel zijn, heeft de decolonial versie een heel ander perspectief volgens de auteurs:

The West has constructed the idea that rationality and science are good in order to perpetuate its own power and marginalize nonrational, nonscienctific forms of knowledge production from elsewhere. Therefore, we must now devalue white, Western ways of knowing for belonging to white Westerners and promote Eastern ones (in order to equalize the power imbalance).

 Hoe absurd bovenstaande claim ook lijkt, ik merk dat studenten regelmatig beschuldigende opmerkingen met een dergelijke strekking maken. Blijkbaar heeft het postmoderne denken zich via kanalen die toegankelijk zijn voor jongeren, verspreid. Ik neem niet aan dat mijn studenten (die filosofie als bijvak hebben) ook maar een letter gelezen hebben van postmoderne denkers als Deleuze, Lyotard, Derrida, Zizek of Foucault. Toch hebben ze zich de slogans toegeëigend die ze met verve de wereld in toeteren. Ze denken dat ze kritisch en autonoom zijn maar ondertussen zijn zij totalitaire dwingelanden die een terreur van censuur en ontslagen veroorzaken. Ik moet toegeven dat ik de laatste jaren bang ben, niet alleen voor studenten tijdens een college met hun beschuldigende vragen, maar ook voor anonieme klagers die dan bij de universiteit hun beklag doen. Het management gedraagt zich als ‘nuttige idioten’ in deze gang van zaken. Op klachten vindt de reflex plaats: ‘waar rook is, is vuur’ en het lijkt gerieflijk om tegemoet te komen aan de klagers. Maar het klagen zal niet stoppen. Het zal nooit stoppen. Tegen wokery is geen kruid gewassen. En zo loop je het risico tussen hamer en aambeeld te komen. Censuur en inquisitie komen terug, midden in de open samenleving waarin de vrijheid van expressie en academische vrijheid basisbeginselen zouden moeten zijn. Via wokery vindt er onder het mom van het bestrijden van discriminatie een metamorfose plaats naar een totalitaire samenleving compleet met een gedachtenpolitie.

            Onderdeel van het idee om universiteiten te dekolonialiseren is het idee van research justice: ‘[…] that science, reason, empiricism, objectvitity, universality, and subjectivity have been overvalued as ways of obtaining knowledge while emotion, experience, traditional narratives and customs, and spiritual beliefs have been undervalued.’[14] Ik krijg inderdaad de laatste jaren verzoeken (meestal op vrij dwingende toon) van studenten om ook meer niet-westerse literatuur en personen op te nemen in mijn colleges en de voorgeschreven literatuur. Zelfs (niet filosofisch geschoolde) collega’s vragen mij of ik niet ook niet-westerse filosofie moet behandelen. De auteurs keren zich faliekant tegen deze toepassing van Theory: ‘Some scientific theories work and others don’t. It is hard to see how scientific theories that don’t correspond with reality and consequently don’t work can benefit marginalized people, or anyone.[15]

Standpoint theory is een alles ondermijnend concept uit Theory. Het is een ander woord voor epistemologisch relativisme: de waarheid van een uitspraak is afhankelijk van de kenmerken (standpoint) van die persoon. In plaats van te kijken naar de argumenten gaat het om de persoon: niet de inhoud maar de persoon is bepalend. Sommige kenmerken fungeren als een zwaardere handicap dan andere. Als je wit bent, heb je blijkbaar een superzware handicap want dan bekijk je de wereld vanuit het geprivilegieerd perspectief van de onderdrukker met de tunnelvisie van de rede. Ware kennis, volgens standpoint theory, komt van mensen die de onderdrukking zelf doorleefd hebben en komt vanuit subjectieve ervaring: ‘[…] knowledge comes from the lived experience of different identity groups, who are differently positioned in society and thus see different aspects of it.[16]

Dit epistemologische relativisme ondermijnt de mogelijkheid van rationeel debat (communicatief handelen zoals Jürgen Habermas heeft geanalyseerd onder welke omstandigheden een rationele discussie het best functioneert). Door toepassing van Theory worden sommige onderwerpen taboe, zoals islamkritiek, die wordt betiteld als islamofobie: ‘[Theory] also holds that whether a person is right or wrong cannot be established by evaluating the soundness of her ideas, but is dependent on her identity (“postcolonial”) and willingness to employ the right discourses. The “checking of each by each” is effectively impossible in Theory, as people from different identity groups can never fully understand each other.’ [17]

Pluckrose en Lindsay halen in hun boek een boek van dertig jaar geleden aan, dat toen al scherpe kritiek had op postmoderne epistemologie en de nefaste invloed die daarvan uit kan gaan. Het gaat om het boek Kindly Inquisitors: The New Attack on Free Thought van journalist Jonathan Rauch.[18] Dit boek is gepubliceerd in 1992 (een vernieuwde en uitgebreide editie is in 2014 uitgegeven). Sindsdien is de situatie alleen maar verslechterd.

Cancel culture werkt als volgt. Op sociale media, bijvoorbeeld Twitter, beklaagt iemand zich in niet mis te verstane bewoordingen over een uitspraak of (gepland) optreden van persoon X. Het instituut waar persoon X werkzaam is of waar persoon X een optreden zal geven, voelt zich geroepen om een reactie te geven op de commotie op sociale media. Als die reactie niet naar de wensen is van de klagers, gaan de klagers harder klagen en klagen ze ook het betrokken instituut aan. Valkbenberg noemt zo’n twitter-schandpaal de moderne versie van de barbaarse schandpaal waar mensen en plein public voor het blok werden gezet.[19] De schandpaal is terug. Bestuurders willen geen imagoschade aan hun instituut en buigen voor de kritiek door het optreden af te gelasten of de betrokken medewerker terug te fluiten dan wel te ontslaan. Een inhoudelijke analyse van de klacht vindt zelden plaats. Het gaat de bestuurders erom klachten te voorkomen en vooral niet als instituut beschuldigd te worden.

Wat het verwarrend maakt, is dat sommige klachten hout snijden en andere niet en het maakt ook uit wat voor platform het is. Een leraar op een middelbare school die in de klas de Holocaust ontkent, is meer dan problematisch. Maar, zoals gezegd, in cancel culture gaat het niet om de inhoud, laat staan of persoon X gelijk heeft, maar om de apaisering van de luide, vaak anonieme, klagers.

In een open samenleving is een zo groot mogelijke vrijheid van meningsuiting van cruciaal belang. Juist door debat is er meer kans op waarheidsvinding – dit is een van de argumenten van filosoof John Stuart Mill in zijn boek On liberty ten faveure van de vrijheid van meningsuiting. Mill meent dat iedereen alles mag zeggen met als (enige) uitzondering clear and present danger voor schade. Zijn beroemde voorbeeld is dat je geen ‘Brand!’ mag roepen in een volle schouwburg als er geen brand is omdat dat paniek veroorzaakt waardoor er slachtoffers kunnen vallen. De vrijheid van meningsuiting betekent niet dat iedereen altijd recht heeft op elk platform. Degenen die het platform beheren (organisatoren van lezingen, symposia, journalisten) mogen zelf bepalen wie zij op hun platform aan het woord laten.[20] Valkenberg schrijft hierover: ‘het proces van waarheidsvinding, waarop wetenschap gericht is, komt onder druk te staan als uitspraken worden getoetst op hun wenselijkheid.’[21]

Hoe zit het dan met academische vrijheid? Mogen universitaire docenten en onderzoekers dan alles zeggen? Paradoxaal genoeg is het antwoord nee. Als historicus mag je niet onderwijzen en betogen dat de Holocaust niet heeft plaatsgevonden. Als bioloog mag je niet onderwijzen dat de evolutietheorie kul is en dat de aarde zesduizend jaar geleden door god in zes dagen is geschapen en bevolkt werd met de onveranderlijke soorten die er thans nog steeds zijn. Als milieuwetenschapper mag je niet de door mensen veroorzaakte klimaatverandering ontkennen. Als viroloog mag je niet beweren dat corona een onschuldig griepje is. En als jurist mag je geen pleidooi houden voor de invoering van de sharia. (Met die laatste opmerking begeef ik me op het terrein voor de cancel culture: hier kunnen mensen zich over beklagen dat het een schande is dat dr. Van den Berg op de UU werkzaam is. Met als gevolg dat meneer Van den Berg op het matje wordt geroepen – wat reeds meerdere keren is voorgekomen). Als wetenschapper moet je je houden aan de wetenschappelijke standaard. Als je een theorie aanhangt buiten de consensus, dan moet je die aanbieden aan relevante academische tijdschriften voor peer review en na publicatie kan er kritiek op gegeven worden, dan wel de theorie kan worden geaccepteerd.

Wetenschappers aan een universiteit of onderzoeksinstelling hebben twee soorten vrijheid van meningsuiting. Indien zij in functie zijn als wetenschapper, moeten zij zich aan de standaarden van hun vakgebied houden en ook alleen uitspraken doen over hun vakgebied. Daarnaast kunnen en mogen wetenschappers over van alles een mening hebben. En die meningen mogen zij ook in het publieke domein verkondigen, als privépersoon. Tijdens colleges mogen docenten hun mening laten blijken, maar de docent moet duidelijk maken wat haar/zijn mening is en wat wetenschappelijke kennis is. Bij sommige moreel beladen onderwerpen ligt het moeilijker om wetenschappelijke kennisoverdracht en een mening over het onderwerp gescheiden te houden, zoals bij duurzaamheidsvraagstukken en ethiek. Een docent mag duidelijk maken dat het haar/zijn mening is en expliciet zijn over de argumentatie en premissen zodat studenten kunnen bepalen of zij het er al dan niet mee eens zijn.

Cancel culture gaat niet alleen over de inhoud maar ook over de houding. Dit brengt mij het boek met postmoderne essays van Ilse Bulhof in herinnering met de fascinerende titel Van inhoud naar houding (1995). Ik kende Ilse Bulhof goed want ik heb colleges filosofie bij haar gelopen in Leiden en ik ben zelfs bij haar afgestudeerd (over de receptie van westerse filosofie in Japan met speciale aandacht voor Nishida Kitaro en de Kyoto School). Van inhoud naar houding verscheen toen ik college bij haar liep. Ik kocht het boek en ik weet nog dat ik totaal in verwarring was door de titel. Ik ontdekte destijds het project van de Verlichting en hoe dat een stroming in de westerse filosofie is die nog steeds actueel en levendig is. In de Verlichting gaat het primair om de inhoud. Bulhof zette met haar boek het filosofisch ideaal van de Verlichting op zijn kop. Ik beschouwde het als een interessante maffe denk-exercitie die mij dwong explicieter te formuleren waarom ik een adept van de Verlichting ben – oftewel een Verlichtingsfundamentalist in de ogen van critici, onder wie Bulhof. Toch studeerde ik met glans af met mijn scriptie en heb ik jarenlang vriendschappelijk contact met haar gehad terwijl we onze opvattingen steeds verder uit elkaar raakten, vooral omdat ik steeds meer naar inhoud ging en – in haar ogen – radicaliseerde met mijn atheïsme en, iets later, veganisme.

Waar ik een poos mee geworsteld heb en waar ik door het bestuderen van Cynical Theories beter grip op gekregen heb, is dat ik meende dat ik zelf ook een Social Justice Warrior ben. Ik ben namelijk voor gelijke kansen, tegen discriminatie, voor sociale rechtvaardigheid, voor emancipatie van de LBGTQx lijst[22], ik ben voorstander van het kritisch bekijken van de taal op ingebakken vormen van discriminatie (denk aan de tot een decennium geleden algemene aanspreekterm: ‘Mijne heren[23]’). De progressieve liberalen Pluckrose en Lindsay hebben een enigszins gekunstelde, maar werkbare oplossing hiervoor gevonden. Ze maken een onderscheid tussen Social Justice Warriors en social justice warriors. Het verschil zit in de hoofdletters. Bij SJW’s gaat het om Theory (ook al met een hoofdletter), bij hen gaat het niet om universele sociale rechtvaardigheid, maar om een eigenaardige (wappie) interpretatie daarvan die leidt tot de cancel culture. Social justice (met kleine letter) gaat over de liberale en universalistische versie van sociale rechtvaardigheid waarbij het gaat over gelijke rechten, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en een zo breed mogelijke opvatting van de vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid van meningsuiting is een cruciaal verschil tussen SJW en sjw. SJW’s willen de vrijheid van meningsuiting beknotten door een strategie van censuur op uitingen waar SJW’s van zeggen dat er mensen zijn die er aanstoot aan kunnen nemen. SJW’s willen een woke discourse waarbij geluiden die hen niet bevallen (en dat hoeven geen tegengeluiden te zijn) worden gecanceld. Cancel culture is sociale censuur.

Theory is immuun voor kritiek: ‘Evidenced and reasoned arguments are understood Theoretically as Western constructs and are therefore considered invalid or even oppressive.’ [24] Ja, dan is het zinloos om een discussie aan te gaan. Niet alleen de methode (kritische argumentatie en rationaliteit) wordt aangevallen, ook de persoon: als witte man kun je sowieso een heleboel zaken van gepercipieerde geïnstitutionaliseerde onderdrukking niet begrijpen want je bent deel van het onderdrukkende systeem en je geniet van je zogenoemde white privilege. Je wordt geacht deemoedig je hoofd te buigen en een Mea Culpa af te geven (en liefst ook je positie/baan in de maatschappij).

Het woke jargon zou kunnen worden geduid als Newspeak: de woorden hebben dikwijls een totaal andere, vaak omgekeerde betekenis gekregen. Dat leidt tot een Babylonische spraakverwarring. Ook Scruton wijst in zijn boek Fools, Fraud and Firebrands. Thinkers of the Left op Newspeak in het postmoderne paradigma: ‘Newspeak occurs whenever the primary purpose of language – which is to describe reality – is replaced by the rival purpose of asserting power over it.[25] Scruton spreekt ook van een culture war. Ik heb lange tijd gemeend dat die term zwaar overtrokken was, maar nu wokery overal de kop op steekt, lijkt de term me meer dan passend. ‘The final result of the culture wars has been an enforced political correctness, by which the blasted landscape of art, history and literature is policed for the residual signs of racist, sexist, imperialist or colonialist ways of thinking.’[26] Scruton steekt zijn afkeer van de postmoderne denkers niet onder stoelen of banken en hij noemt het: ‘[…] doctrines of staggering imbecility, designed to close the avenues of intellectual enquiry.[27]

Een voorbeeld om Social Justice van social justice te kunnen onderscheiden is de casus van islamitische haatpredikers. In het perspectief van social justice is wat de haatpredikers preken discriminatie jegens ongelovigen, andersgelovigen, vrouwen, homoseksuelen en een aanval op de vrijheid van expressie. Social Justice richt zich op degenen die kritiek heb op islam en beschuldigen hen van islamofobie, zonder te kijken of de kritiek hout snijdt.

Pluckrose en Lindsay verhelderen wat liberalisme inhoudt. Zij keren, zonder dat te vermelden, terug naar het liberalisme van Karl Popper. Popper laat zien (in zijn boek The Open Society and Its Enemies) dat liberalisme zowel een politieke filosofie is als een kentheorie (het wetenschappelijke model dat Popper propageert is een liberaal model). ‘Liberalism is perhaps best understood as a desire to gradually make society fairer, freer, and less cruel, one practical goal after another. This is because liberalism is a system of conflict resolution, not a solution to human conflicts.[28] Social Justice daarentegen is geen liberalisme maar totalitarisme, woke leidt niet naar een open maar naar een gesloten samenleving.

Cancel culture is inquisitie. Er zijn overeenkomsten en verschillen. De katholieke Inquisitio haereticae pravitatis (onderzoek naar het verderf van de ketterij), was een rechtbank van de Katholieke Kerk, belast met de opsporing van, het onderzoek naar en het opleggen van straffen aan ketters.

Kijk eens naar de volgende twee citaten in postmoderne stijl:

“If one examines Marxist class, one is faced with a choice: either reject constructivism or conclude that discourse is created by the masses. The subject is interpolated into a posttextual discourse that includes sexuality as a totality. In a sense, Sartre’s essay on constructivism states that narrativity is used in the service of sexism, but only if art is distinct from sexuality; otherwise, consensus is a product of the collective unconscious.”

 “In consonance with my emphasis on the performative relations of double and conflicted definition, the theorised prescription for practical politics implicit in these readings is for a multi-pronged movement whose idealist and materialist impulses, whose minority-model and universalist-model strategies, and for that matter whose gender-seperatist and gender-intergrative analyses would likewise proceed in parallel without any high premium placed on ideological rationalization between them.”

Het direct hier bovenstaande citaat is de openingsparagraaf van een paper getiteld ‘The Rubicon of Class: Constructivism and cultural predialectic theory’. Ik moet zeggen dat ik het een indrukwekkende titel vind en ook het citaat maakt indruk. Het geeft me het gevoel dat ik dom ben en niets van deze diepe filosofie begrijp, hoewel ik filosofie heb gestudeerd. Het zou ermee te maken kunnen hebben dat de paper automatisch is gegenereerd in een zogenaamde ‘postmodern tekst generator’[29] Het programma is geschreven door Andrew C. Bulhak om de absurditeit van postmoderne teksten aan te tonen.[30] Het andere citaat is een ‘echt’ postmodern citaat. Of was het nou andersom?

Pluckrose en Lindsay willen aantonen dat er iets fundamenteel fout zit binnen het deel van de universitaire wereld dat de postmoderne weg is ingeslagen (veel van de humanities en allerlei variaties van critical-studies). Peer review is het proces waarbij auteurs hun tekst indienen bij een academisch tijdschrift (journal). De redacteur bepaalt of de tekst dan wordt opgenomen voor peer review. Indien dat het geval is wordt het stuk anoniem naar tenminste twee academici met relevante expertise gezonden. Als de reviewers akkoord zijn, eventueel na een of meer rondes van bewerking, wordt de tekst in het journal gepubliceerd. Het is de bedoeling dat reviewers de claims in de tekst kritisch beoordelen. Anonieme peer review werkt prima als duidelijk is wat de criteria zijn. Als een auteur de uitkomst van een laboratoriumtest bespreekt, dan moeten alle testgegevens beschikbaar zijn (online of in de appendix), de reviewers moeten elke stap in het experiment kunnen checken. Als het gaat om een historisch betoog, dan moet elke claim onderbouwd zijn met argumenten en met bronnen waarop die argumenten zijn gebaseerd. De historicus moet open zijn over de bronnen en ook aangeven hoe zeker hij of zij is van zijn of haar claims.

Bij postmoderne ‘studies’ ligt dat anders. Het lijkt op het eerste gezicht precies hetzelfde: er zijn wetenschappelijke tijdschriften en er wordt aan peer review gedaan. Maar kunnen de claims in de artikelen kritisch worden gecheckt? Om te kijken of peer review naar behoren werkt kun je dat testen door het indienen van een nep artikel. Stel je stuurt een artikel naar Nature waarin je betoogt dat je een model hebt voor een perpetuum mobile. Ik vermoed dat het artikel niet eens in peer review wordt genomen (terecht, want verloren tijd), maar goed, stel dat het in peer review wordt genomen, dan kun je er donder op zeggen dat het door beide reviewers wordt afgewezen omdat het niet kan (en als het wel kan, wordt het aangenomen en kun je direct door naar Stockholm om de Nobelprijs voor natuurkunde in ontvangst te nemen). Pluckrose pakte deze postmodernisme test groots aan. Ze wilde in het groot doen wat Sokal en Bricmont – de Sokal affaire uit 1996 – al eerder gedaan hadden: een nepartikel gepubliceerd krijgen in een wetenschappelijk tijdschrift.

Pluckrose en Lindsay zetten zich met verve aan het werk en schreven twintig postmoderne onzinpapers. Ze waren goed op stoom met meerdere artikelen die gepubliceerd werden en waarvan enkele zelfs na peer review, toen ze door een journalist werden ontmaskerd. Hoewel het project niet helemaal was voltooid was het een succes. Pluckrose laat zien dat het peer review proces tekortschiet. Immers, als twee experts niet kunnen bepalen of een tekst zinvol of zinledig is, dan is dat een falen van het wetenschappelijk en academisch bedrijf. Peer review is niet waterdicht, ook niet in de natuurwetenschappen. Soms glipt er een dubieus artikel doorheen. Zoals het beruchte medische paper over de veronderstelde relatie tussen autisme en vaccineren van Andrew Wakefield. Maar dit artikel werd teruggetrokken toen bleek dat het onzin was. Ook werd duidelijk uitgelegd wat het probleem was met het onderzoek waarop de claim gebaseerd was. In postmoderne theorie liggen ook logica en rationaliteit onder vuur en het is dus niet verbazingwekkend dat logica en rationele kritiek geen enkel vat hebben op mensen die geloven in de waarheid van het postmodernisme.

            In de filosofie van de afgelopen decennia zijn er twee verschillende stromingen, de postmoderne en de analytische filosofie die naast elkaar bestaan, dikwijls ook op filosofiefaculteiten. Toen ik in de jaren negentig van de twintigste eeuw filosofie studeerde, was er onder de docenten een richtingenstrijd. Het postmoderne kamp van de Heideggerianen werd aangevoerd door Thomas Ouwehand en de analytische richting door Heideggercriticus Herman Philipse. Als student werd je heen en weer geslingerd tussen postmodernisme en analytische wijsbegeerte, waarbij vooral Heidegger de lakmoesproef was om te bepalen tot welke richting je behoorde. Ik had al vrij snel besloten dat ik mij tot de Angelsaksische filosofie voelde aangetrokken, maar ik moest toen nog een aantal vakken in de andere richting volgen. Met hangen en wurgen heb ik me er doorheen geworsteld, door Heidegger en Lyotard. In de afgelopen decennia is er sprake van wat parallel play genoemd zou kunnen worden: de twee scholen bestaan naast elkaar en ze vinden van elkaar dat de ander geen echte filosofie beoefent, maar er is nauwelijks interactie. Ze laten elkaar links liggen en in de eigen sop gaar koken.

            Er bestaan kritieken vanuit de analytische hoek op de postmoderne traditie. Zo is er Fools, Fraud and Firebrands. Thinkers of the Left van Roger Scruton, gepubliceerd in 1988 en in vernieuwde versie uitgebracht in 2015. Scruton behandelt hier de werken van tal van postmoderne denkers wiens denken hij deconstrueert – en ik gebruik de term hier niet op de abstracte manier van Derrida, maar gewoon in de betekenis van afbreken. Scruton laat geen spaan heel van de hersenspinsels van deze denkers. Nu gebruikt Scruton grof geschut en hij filosofeert met de voorhamer. Daardoor is hij soms wat kort door de bocht, want alhoewel er op Sartre zeer veel zeer terecht is aan te merken, snijdt zijn existentialisme enigszins hout. En ook Chomsky en Dworkin krijgen er flink van langs. Nu heeft Scruton ook vooral een politieke agenda: hij is wars van linkse politiek en linkse denkers en het postmoderne denken heeft een linkse of beter gezegd communistische achtergrond. Dat niet alle door Scruton behandelde denkers een communistische heilstaat nastreven is niet aan hem besteed. Hij schrijft over het postmodernisme, geheel in overstemming met de conclusies van Cynical Theories: ‘[…] the goal of ‘social justice’[31] is no longer equality before the law, or the equal claim to the rights of citizenship, as these were advocated at the Enlightenment. The goal is a comprehensive rearrangement of society, so that priveleges, hierarchies, and even the unequal distribution of goods are either overcome or challenged.’ (Scruton, p. 4). Het streven naar een ‘comprehensive rearrangement of society’ onder invloed van postmoderne denkers wordt in navolging van de conservatieve dwarsdenker Sid Lukkassen cultuurmarxisme genoemd. Volgens Lukkassen is het postmodernisme communisme in vermomming en neemt de invloed van toegepast postmodernisme (dat wil zeggen wokery) op de cultuur toe, op scholen en instituten.

            Paul Gross en Norman Levitt uitten hun kritiek op de invloed van postmodernisme op universiteiten in hun boek Higher Superstition: the academic left and its quarrels with science (1994). Gross en Levitt legden zich toe op onjuiste wetenschappelijke claims en oneigenlijk gebruik van wetenschappelijk jargon. Het was dit boek dat natuurkundige Alan Sokal inspireerde tot het schrijven van zijn nepartikel met nonsens verpakt in postmodern jargon, dat werd geaccepteerd in een academisch tijdschrift. Sokal heeft toen samen met fysicus Bricmont het boek Fashionable Nonsense. Postmodern Intellectuals’ Abuse of Science 1998) geschreven waarin zij de natuurwetenschappelijke claims van tal van postmoderne auteurs waaronder Braudillards, DeLeuze en Irigaray ontmaskeren als nonsens. Bioloog Richard Dawkins schreef vervolgens een bespreking van het boek ‘Postmodernism Disrobed’ die is opgenomen in zijn boek The Devil’s Chaplin.

            Hoewel er kritiek op postmodernisme is waarbij postmodernisme wordt ontmaskerd (‘Disrobed’ zoals Dawkins schrijft), neemt de invloed van toegepast postmodernisme in de samenleving en met name op universiteiten toe. De kritiek op postmodernisme kan gezien worden als een diagnose en Cynical Theories is een recente uitgebreide diagnose die laat zien dat postmodernisme een intellectuele dwaling is die als zeer nare toepassing heeft: een totalitaire censuur op alles wat afwijkend wordt gezien aan Theory. Maar als de diagnose is gesteld wat kan er gedaan worden om van deze intellectuele aandoening te genezen? Of blijft het bij het publiceren van kritieken (diagnoses)? Gezien het feit dat er al decennia kritiek is terwijl de invloed van het postmodernisme toeneemt, lijkt uitsluitend kritiek leveren geen succesvolle strategie. Er moet wat gedaan worden met die kritiek. En er moet ook snel wat aan gedaan worden, want als Theory en enge wokery aan invloed blijven toenemen dan leidt dat tot een inquisitie onder het mom van tolerantie en verdwijnen alle critici van het toneel en de universiteit. Dat is het risico van de cancel culture.

            Apostel Paulus merkte op: ‘Toets alles en behoud het goede.’ Dat geldt ook voor opvattingen waar je het niet mee eens bent: kijk of je er iets van kunt leren. Het woke-debat nuchter van een afstandje beschouwen leidt tot reflecteren over geschiedenis (slavernij, kolonialisme) en hoe om te gaan met historisch erfgoed, het reflecteren over de morele geladenheid van taal en terminologie (zonder te vervallen in agressieve wokery), maar ook over wat wetenschap is en waarom het werkt, over waarom liberalisme en mensenrechten universeel zijn of zouden moeten zijn. Universiteiten moeten openstaan voor rationele kritiek (zoals over seksisme en een ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap en met name de hogere posities aldaar), maar moeten ook weerbaar zijn tegen de woke inquisitie, want het zijn niet alleen de gevierde successen van cancel culture, maar ook de angst voor wokery, die leiden tot zelfcensuur. Universiteiten zouden een vrijplaats moeten zijn, maar niet anything goes. En het vergt reflectie om daar een goede balans tussen te vinden. Het is persoonlijk maar ik schrijf het toch maar: ik ben bang om te worden gecanceld, om door woke studenten en twitteraars te worden beschuldigd met het risico om mijn baan te verliezen. Christopher Hitchens merkte eens op als reactie op een woke opmerking bij een debat: ‘This is how far the termites have come’.

 Ik bereid mijn colleges voor indachtig de woorden van Jonathan Haidt: “I used to be a provocative teacher. I do not provoke anymore. I just play it straight. I don’t tell jokes. I don’t show many videos.”

 

Dr. Floris van den Berg

De auteur is filosoof en auteur van o.a. ‘Groen Liberalisme’.

[1] Valkenberg, Policor in de polder, p. 11.

[2] Valkenberg, Policor in de polder, p. 42.

[3] The Battle Over Free Speech: Are Trigger Warnings, Safe Spaces & No-Platforming Harming Young Minds?, 28 maart 2019: https://www.youtube.com/watch?v=wpGd5DZ_K5w&t=922s

[4] https://www.jordanbpeterson.com/political-correctness/trouble-at-the-university-of-amsterdam/

[5] Zie hier een website over het boek: www.cynicaltheories.com.

[6] Ook in Nederland is er vanuit linkse hoek kritiek op wokery: Tofik Dibi, The monster van wokeness (2020).

[7] P. 22.

[8] Voorbeelden van wokery zijn Ibrahim X. Kendi How to be an Anti-Racist, Robin DiAngelo White Fragility en Fiona Cambell, Contours of Ableism.

[9] Blurp van Pinker op backcover Cynical Theories.

[10] Dit is ook wat Lorraine Code opmerkte in haar boek What Can She Know? (1991): ‘The sex of the knower is epistemologically relevant.’

[11] P. 37.

[12] Hoe pacifistisch ik ook qua inborst ben, ik ben me ervan bewust dat puur pacifisme in de wereld zoals die is, politieke zelfmoord is. En helaas leidt dat dan tot een proliferatie van wapens.

[13] Dat pessimisme is begrijpelijk. Het boek is midden in de Tweede Wereldoorlog geschreven. Horkheimer en Adorno waren allebei Nazi-Duistland ontvlucht.

[14] P. 82.

[15] P. 87.

[16] P. 78.

[17] P. 250.

[18] Opvallend (of ironisch?) is dat Rauch zich inzet voor de homoseksuelen. Zo publiceerde hij een pleidooi voor het homohuwelijk (same sex marriage) in de VS, Gay Marriage: Why It Is Good for Gays, Good for Straights, and Good for America (2007). Bovendien heeft hij een veelgelezen essay gepubliceerd waarin hij een lans breekt voor introverte mensen ‘Caring for the Introvert’ in: the Atlantic (2003). Kortom, Rauch zet zich in voor thema’s die in Theory ook aan bod komen (nou weet ik dat over introvertie niet zeker). Hij bekritiseert zodoende de methode van wokery, niet de thema’s van discriminatie en uitsluiting (van introverte mensen).

[19] Valkenberg, Policor in de polder, p. 183.

[20] Ik ben jarenlang programmamaker (‘platform gate keeper’) geweest bij Studium Generale aan verschillende universiteiten. Regelmatig kwamen er verzoeken binnen van mensen die graag een lezing wilden komen geven. Aangezien Studium Generale een platform is van de Universiteit, geldt niet dat alles en iedereen een platform moet hebben. Ik heb derhalve heel wat verzoeken van pseudowetenschappelijke aard afgewezen.

[21] Valkenberg, Policor in de polder, p. 17.

[22] De auteurs spreken van een ‘unstable set of acronyms’ (p. 94).

[23] Anekdote: ik werkte als uitzendkracht bij het pensioenfonds PGGM waar ik post sorteerde. Toen ik eens een brief zag met de aanhef ‘Mijne heren’ heb ik dat doorgestreept en veranderd in iets als ‘Geachte heer/mevrouw’. Een tijdje later kwam er een briesende manager (man) naar de afdeling om zich te beklagen wie er in de aanhef had zitten strepen. Vanuit pragmatisch en vooral financieel oogpunt heb ik toen voor de laffe optie van zwijgen gekozen. Nog een anekdote nu ik toch over de PGGM heb. Destijds werd er gerookt op de werkvloer. Ik passeerde een groepje mannen in pak in de wandelgangen die in dikke walmen sigarenrook gehuld waren en ik sprak hen daar op aan. Dat werd niet bepaald in dank afgenomen.

[24] P. 8.

[25] Scruton, p. 9.

[26] Scruton, p. 275.

[27] P. 286.

[28] P. 239.

[29] Zie: www.elsewhere.org.

[30] Bulhak, Andrew C. (April 1, 1996). ‘On the Simulation of Postmodernism and Mental Debility using Recursive Transition Networks’. Monash University. Department of Computer Science Technical Report 96/264.

[31] Pluckrose en Lindsay zouden hier hoofdletters gebruiken: Social Justice.

Print Friendly and PDF
KliFi. Woede in de republiek Nederland – Adriaan van Dis

KliFi. Woede in de republiek Nederland – Adriaan van Dis

De flater van Charles Michel – Dirk Verhofstadt

De flater van Charles Michel – Dirk Verhofstadt