De religieuze neutraliteit van onze staatsinstellingen - Paul Cliteur

De religieuze neutraliteit van onze staatsinstellingen - Paul Cliteur

Tijdens het congres van Forum voor Democratie op 25 november 2017, in de RAI in Amsterdam, waar 1500 mensen samenkwamen en waar ik gedurende enkele minuten de zaal mocht toespreken over een prangende actualiteit van het moment heb ik dat gedaan met een vergiet op mijn hoofd: het hoofddeksel van de pastafaries. Die actualiteit van dat moment was een uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens, waarin het dragen van een hoofddoek niet in strijd werd geacht met de gewenste religieuze neutraliteit van de politieorganisatie.

Mijn toespraakje was een ludiek bedoeld protest. En ja, ik ben mij ervan bewust dat het er mal uitziet, een vergiet op je hoofd. En nee, ik ben niet van plan een carrière te beginnen als academisch gevormde lolbroek. Ik zit ook niet op Twitter om allerlei oprispingen de wereld in te zenden, want ik ben juist geïnteresseerd in de onderbouwing van een standpunt, in de argumenten. En die kan je niet geven op Twitter, dus daar hebben academici niets te zoeken. Ik geef trouwens ook niet graag een 'mening' over onderwerpen waarnaar ik niet langdurig wetenschappelijk onderzoek heb gedaan en de religieus neutrale staat behoort daar zeker toe, zoals iedereen die mijn boeken kent, zal beamen. Ik stond daar om het belang te onderstrepen van een belangrijk constitutioneel principe waarvoor ik, ondanks dat cabareteske vergiet, wel degelijk een serieus pleidooi wil houden: het principe van de religieuze neutraliteit van de staat.

Die religieuze neutraliteit van de staat is in het geding omdat aan de Rotterdamse politie is gevraagd het politie-uniform aan te passen om het mogelijk te maken dat religieuze symbolen worden gedragen boven dat uniform: een keppeltje, een opzichtig kruis of een hoofddoek. Pogingen om dat uniform aan te passen zijn reeds verschillende keren afgewezen gelukkig (in het geval van het opzichtig dragen van een kruis bijvoorbeeld), maar in één geval niet, althans wordt het telkens aangevochten, namelijk wanneer het gaat om de hoofddoek, het symbool van een fundamentalistische geloofsbeleving van moslims.

Waarom sta ik trouwens met een vergiet op mijn hoofd en niet met een bloempot of een emmer? Omdat het vergiet deel uitmaakt van de religieuze uitdossing van pastafaries, de lidmaten van de Kerk van het Vliegend Spaghetti Monster. Deze pastafaries voeren actie voor de erkenning van hun religieuze kledij door bijvoorbeeld te eisen dat zij met vergiet mogen figureren op pasfoto’s op hun rijbewijzen en in hun paspoorten. Die erkenning hebben zij in verschillende landen ook gekregen.

Wat de pastafaries voor ons, niet-pastafaries, duidelijk maken zijn de uitwassen van een uit de hand gelopen interpretatie van de godsdienstvrijheid. Het moet niet mogelijk zijn met een beroep op de godsdienstvrijheid de religieuze neutraliteit van de staat te ondermijnen. De paspoorten met mensen met een vergiet hun hoofd laten zien waartoe het verlenen van religieuze privileges kan leiden. Politie, leger, rechterlijke macht – overal waar uniformen worden gedragen moeten die uniformen gehandhaafd worden en dus geen hoofddoeken, keppeltjes, tulbanden of opzichtige kruisbeelden. Wat de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster volgens mij duidelijk maakt, is de absurditeit van het maken van uitzonderingen op de religieuze neutraliteit. Zodra je begint met hoofddoeken, eindigt dat met een vergiet.

Allerlei beoordelende instanties kunnen dat niet bevatten, zoals het College voor de Rechten van de Mens, een instituut dat de hoofddoek bij de politie toelaatbaar acht, waarmee een eerste stap is gezet in het proces dat, vrees ik, zal leiden tot de erosie van het ideaal van de religieuze neutraliteit van al onze staatsinstellingen.

Overigens ontgaat niet alleen het Mensenrechtencollege de waarde van de religieuze neutraliteit van onze staatsinstellingen, dat geldt ook voor de Universiteit Leiden. We zijn in de ban van een (naar mijn idee verkeerd) 'diversiteitsdenken'. Ik ben bang dat we daar nog grote ongelukken mee gaan maken.

Ik geef een illustratie, ontleend aan mijn eigen werkomgeving en dus niet aan de politieorganisatie. In Leiden bevindt zich het Gorlaeus Laboratorium (onderdeel van de Universiteit Leiden). Daar worden de grote hoorcolleges gegeven. David van Goorle (1591-1612), beter bekend met zijn Latijnse naam David Gorlaeus, was de eerste moderne atomist. Als we ervan uitgaan dat hij dezelfde opvattingen heeft als de klassieke voorvaders van het atomisme, zoals de Griekse Democritus (ca. 460 v. Chr. – ca. 356 v. Chr.) en de Romeinse Lucretius (ca. 50 v. Chr.), dan zal hij niet blij zijn met het bordje dat is opgehangen in het gebouw dat naar hem is genoemd. Maar goed, daar zullen de Leidse autoriteiten geen rekening mee gehouden hebben. In dat Gorlaeus trof ik op de deur van een lokaal het volgende bordje aan in het Arabisch en in het Nederlands: ‘gebedsruimte voor vrouwen’

Ik zag het voor het eerst op 30 januari 2018, om 9 uur ’s morgens, toen ik op zoek was naar het toilet, voorafgaand aan mijn college Grondslagen van de Rechtswetenschap voor de eerstejaars rechtenstudenten. Oh God, nu zie ik het met eigen ogen! staat. Ik wist dat het er moest zijn. Maar goed, erover lezen is toch iets anders dan het met eigen ogen zien. Hier hadden we dus zo’n grondslag van de rechtswetenschap, of liever gezegd de flagrante schending daarvan: de ondermijning van de openbare universiteit door een religieus privilege.

Wat is mis met een ‘gebedsruimte voor vrouwen’ in een openbare universiteit? Daarmee zijn drie dingen mis.

Allereerst, islamitische vrouwelijke studenten worden aangesproken in het Arabisch. Dat is vreemd. Uit eigen ervaring weet ik - de vrouwelijke islamitische studenten aan de universiteit van Leiden zijn heel goed in staat Nederlands te lezen. Mochten zij daartoe niet in staat zijn (quod non), dan zou dat een reden zijn om een taalcursus aan te bieden. In die zin is die Arabische tekst boven de Nederlandse dus niet alleen overbodig, maar eigenlijk een belediging. Waarom? Het beledigt islamitische vrouwelijke studenten door ervan uit te gaan dat zij in het Arabisch moeten worden toegesproken.

Niet alleen doet het tekort aan de islamitische vrouwen door hun vaardigheid in het spreken van hun landstaal te onderschatten, daarmee geef je ook steun aan de ‘opzichters’ van die vrouwen, maar niet aan die vrouwen zelf. Het is gebaseerd op een discriminerende en vrouwvijandige veronderstelling. Het is – vooruit, laat ik maar even doorknopen – een antifeministische, contra-emancipatoire stellingname.

Een tweede reden om bedenkingen te hebben tegen dat bordje (en de praktijk die erdoor gelegitimeerd wordt), is dat het de segregatie van mannen en vrouwen legitimeert. Tijdens het bidden worden de mannen van de vrouwen gescheiden. Dit is een discriminerende en vrouwonvriendelijke praktijk. Dat komt voor, zeker. In Saoedi-Arabië en in Pakistan. Maar niet met steun van de Universiteit Leiden, althans die steun zou er niet moeten zijn. Daartegen wordt ook terecht geprotesteerd door verlichte moslims, zoals (de vrouwelijke) imam Seyran Ateş in Selam, Frau Imamin: Wie ich in Berlin eine liberale Moschee gründete (2017). De opvattingen van Ateş worden besproken in het te verschijnen boek In Naam van God van de Gentse professor Dirk Verhofstadt en mijzelf (sorry voor deze reclame).

In 1636 werd Anna Maria van Schurman (1607-1678) als eerste vrouw aan de universiteit toegelaten (Utrecht). Omdat vrouwen in die tijd niet aan een universiteit mochten studeren, volgde ze de colleges vanachter een gordijn en volgens sommige berichten een houten schot met een kijkgat, zodat de mannelijke studenten haar niet konden zien. Het mengen van mannen en vrouwen werd gezien als afleidend voor mannen en Anna van Schurman moest achter, wat ik maar noem, een ‘houten boerka’ zitting nemen. Gelukkig liggen die tijden lang achter ons, maar waarom zouden we die dan weer herinvoeren in relatie tot het gescheiden bidden? De gevolgen zijn niet te overzien. Wat wanneer straks fundamentalisten segregatie eisen in de werkgroepen: speciale werkgroepen voor moslimmeisjes die niet met de jongens gemengd mogen worden? Wat wanneer we gender-gelijke toiletten krijgen, gaan we dan ook weer uitzonderingen maken voor religieuze groeperingen? En zo nee, waarom dan wel gescheiden bidden?

Mijn derde bezwaar tegen het bordje over gescheiden bidden voor mannen en vrouwen, heeft betrekking op waarom het allemaal begon, het principe waarom het ook gaat in de discussie over hoofddoeken bij de Rotterdamse politie: het handhaven van de religieuze neutraliteit van de universiteit. Althans de openbare (Utrecht, Rotterdam, Groningen, UvA, Leiden, de Open Universiteit), niet de confessionele universiteit (Tilburg, Nijmegen, VU).

De Universiteit van Leiden is niet protestants, niet katholiek, en ook niet islamitisch. Wij hebben de 'identity politics' buiten de deur kunnen houden. Individuele studenten kunnen zich profileren als behorend tot deze of gene identiteitsgroep, maar niet de universiteit als zodanig. Om de gedachten te bepalen: het zou ook onjuist zijn weer kruisbeelden aan de wanden van de collegezalen te gaan hangen wanneer christelijke groeperingen daarom zouden vragen (en heus, dat gaan ze doen, let maar op de pastafaries). Wie die wil zien hangen, moet naar de kerk gaan of naar zijn huis, maar de openbare universiteit kan hem of haar daarin niet tegemoetkomen.

Laten we niet teruggaan naar de dagen van Anna van Schurman, maar opkomen voor gelijke rechten van mannen en vrouwen en een religieus neutrale universiteit.

 

Paul Cliteur

De auteur schreef een hele reeks boeken waaronder Moreel Esperanto, Het moniotheïstisch dilemma en The Secular Outlook. Op 8 maart 2018 verschijnt zijn nieuw boek In Naam van God - met Dirk Verhofstadt als co-auteur. De voorstelling vindt plaats in het Liberaal Archief, Kramersplein 23 te Gent (inkom is gratis, maar inschrijven moet wel op info@telenet.be).

Print Friendly and PDF
The Insult - Ziad Doueiri

The Insult - Ziad Doueiri

Op de valreep - Tom van Ewijk

Op de valreep - Tom van Ewijk