Attitudeproblemen in de klas als maatschappelijk probleem? - François Levrau

Attitudeproblemen in de klas als maatschappelijk probleem? - François Levrau

Klasmanagement

Wie zich alleen focust op het begin van het academiejaar, zou de indruk kunnen hebben dat het erg goed gaat met het Vlaamse hoger onderwijs. Elk jaar neemt het aantal inschrijvingen er toe, zelfs in die mate dat de universiteiten zo langzamerhand uit hun voegen barsten (zie https://www.standaard.be/cnt/dmf20210929_97842152). Nochtans blijkt uit internationaal onderzoek van de OESO al langer dat het niveau van het secundair onderwijs daalt. Hoe dat precies te rijmen valt met die verhoogde instroom in het hoger onderwijs is me niet duidelijk. Ongetwijfeld iets met de manier waarop het hoger onderwijs wordt gefinancierd (input- en outputfinanciering) en met de toegankelijkheid van het hoger onderwijs dat zo langzamerhand een doel op zichzelf is geworden. Dat de verhoogde toestroom van studenten die volgens dat OESO onderzoek zwakker presteren een uitdaging vormt voor de universiteiten is een understatement. 

Naast die daling van het niveau wordt ook al enige tijd gewezen op het feit dat er steeds minder mensen zijn die willen les geven. Er is het tanende aantal inschrijvingen in de lerarenopleiding en vele leerkrachten die met volle moed beginnen, geven er al snel de brui aan. Daar zijn vanzelfsprekend vele redenen voor. Ik noem er enkele: onvoldoende verloning, teveel administratieve rompslomp, versnipperde opdrachten over diverse scholen, gebrekkige begeleiding, een niet optimale lerarenopleiding, het steeds meer rekening moeten houden met specifieke noden van kinderen (leerstoornissen, moeilijke thuissituaties, gebrekkige kennis van het Nederlands, etc.). Ook de leermoeheid van leerlingen is een oorzaak, maar dat lijkt (ook bij beleidsmakers) nogal vaak de olifant in de kamer te zijn. 

Iemand die alvast heel direct aandacht vraagt voor het attitudeprobleem van leerlingen is Bénédicte Verbeeck. In een scherp stuk schrijft deze leerkracht dat de jobtevredenheid van de leerkracht wordt beïnvloed en thans vooral aangetast door de leerling. Menig leerkracht worstelt met klasmanagement en zit in een spagaat: enerzijds wil men streng zijn en de jeugd iets bijbrengen, anderzijds wordt gevreesd dat men zich net op die manier ongeliefd zal maken waardoor men de leerlingen nog meer zal verliezen. Het gevolg is dat de drang wordt gevoeld om het toch maar voldoende ‘gezellig’ te houden ten koste van de leerinhoud. “Terwijl we als leerkrachten de passie voor ons vak willen delen, gaat 80 procent van onze energie naar klasmanagement. Probeer de vonk maar eens te laten overslaan als de meeste leerlingen niet eens hun boek meebrengen en duidelijk te verstaan geven dat ze geen les willen. Ze zijn schoolmoe en wij moeten dat begrijpen. Wij moeten onze lessen opleuken met verhaaltjes en audiovisueel materiaal en de puberbreinen vooral niet belasten met cognitieve prikkels.” https://www.tijd.be/opinie/algemeen/de-uitgeputte-klasmanagers-groeten-u/10339978.html?fbclid=IwAR3ULPmAl1mLIzugs3qDgzeyOtZHhkZjZUAjEUUZHPK5Ke_Pi3fMW7qp7IE

Zeg dag tegen het gezag

Als er inderdaad sprake zou zijn van een attitudeprobleem – en als ik om me heen kijk en wat naar de verhalen van mensen uit het onderwijs luister, dan lijkt dat er inderdaad te zijn – dan is het belangrijk om dat probleem te benoemen, te begrijpen en om te buigen. Dat attitudeprobleem is, me dunkt, geen geïsoleerd probleem, maar eerder het gevolg van het feit dat referenties naar extern gezag in de samenleving thans niet meer zo evident zijn en dus snel in vraag worden gesteld. Voor individuen met een gezagsfunctie is het steeds moeilijker geworden om daadwerkelijk vanuit hun positie gezag uit te oefenen. Zij zijn vaak verdacht of zelfs schuldig tot het tegendeel bewezen wordt: politici worden verondersteld zakkenvullers te zijn; politieagenten zijn corrupt of racistisch; priesters niet meer van deze tijd; volwassenen die het over de ernst van het bestaan hebben hopeloos achterhaald; artsen zitten in de zak van ‘big pharma’; en leerkrachten zijn vooral onbekwaam. De toevlucht naar en de vormgeving van een soort ‘op emoties gericht klimaat’ is daar het gevolg van: politici tonen in allerhande programma’s met vooral veel amusementswaarde hun ‘menselijk’ gezicht; van politieagenten wordt verwacht dat ze jouw vriend zijn; priesters verwijzen niet meer al te direct of eenzijdig naar het bestaan van een transcendente en goddelijke autoriteit maar stipuleren het belang van naastenliefde en solidariteit; ouders zetten hun kinderen niet meer op hun plaats, maar behandelen ze als hun gelijke waarmee onderhandeld moet worden; artsen luisteren en brengen begrip op voor de patiënten die schijnbaar beter weten welke behandeling ze nodig hebben; en leerkrachten mogen niet te streng zijn en horen rekening te houden met de gevoeligheden en kwetsbaarheden van de leerlingen (en hun ouders). Die wending is niet noodzakelijk slecht, maar het gevaar is dat in dit klimaat mensen rond het eigen narcistische gevoel een identiteit ontwikkelen waarvoor ze respect vragen (en krijgen, want het schijnt belangrijk te zijn om steeds jezelf te kunnen en mogen zijn). Het geeft aanleiding tot een prikkelbare ontsteking van het samenleven waarbij nogal snel en ongeremd wordt uiting gegeven aan de innerlijke Calimero en Tasmaanse duivel. Woke en cancelcultuur vormen daar allicht de overtreffende trap van, want ja, er is altijd wel iemand die zich aan iets stoort en die de oorzaak van dat gevoel van kwetsuur tot radicaal onrecht verheft (waarmee ik vanzelfsprekend niet wil gezegd hebben dat er nooit sprake van onrecht kan zijn).

Permissieve opvoeding?

De schoolmoeheid van leerlingen is allicht van alle tijden en misschien wel eigen aan de leeftijd, maar het lijkt me dat het een symptoom is van een samenleving die worstelt met gezag en die niet altijd goed weet wat te doen met de bekomen vrijheid. Zo is het opvallend dat de huidige jonge generatie inderdaad over veel vrijheden en mogelijkheden beschikt om zichzelf te ontwikkelen. Wat dat betreft wordt ze eigenlijk heel snel in de richting van de quasi-volwassenheid getrokken en geduwd. Dat die vrijheid die emanciperend werkt een belangrijk goed is, zal niemand ontkennen, maar het gebruik ervan veronderstelt verantwoordelijkheid, zelfsturing en dat veronderstelt dan weer de aanwezigheid van een goed uitgebouwd innerlijk kompas. Dat kompas krijgt men evenwel niet vanzelf. Het is iets dat gewoonlijk doorheen de jaren opgebouwd en ontwikkeld wordt in de confrontatie met oudere generaties die op grond van hun ervaring de vitaliteit van jongeren wat afremmen en belemmeren door hen structuur, regels en orde te bieden (en hen daardoor tegelijk ook mee op weg zetten). Mogelijks plooien de generaties zich thans teveel naar elkaar toe, en vloeien ze teveel in elkaar over en worden ze tot op zekere hoogte allemaal bepaald door een dominante grondstroom waarin de jeugdigheid wordt weerspiegeld. Indien daar enige waarheid in schuilt en in zoverre volwassenen zich dus inderdaad door dat ‘jeugdigheidsideaal’ laten sturen, komt het belang van een richtinggevende of vormende opvoeding/onderwijs wat in gedrang. Zelfbeheersing, hoffelijkheid en verantwoordelijkheid worden dan maar gebrekkig overgedragen en jongeren worden niet geleerd hoe om te gaan met tegenslag of met het feit dat het eigen ego niet voortdurend de spil moet zijn waarrond het allemaal draait. De mogelijke gevolgen van een al te toegeeflijke opvoeding waarbij ‘het kind en jong zijn’ – en alle mantra’s die daarmee samengaan en die vooral tot plezier en het relativeren en zelfs discrediteren van ernst nopen, zoals: ‘Forever young’, ‘You only live once!’, ‘la joie de vivre’, ‘Carpe diem’, ‘Memento vivere’, ‘Just do it!’ – op een voetstuk wordt geplaatst, zijn lang niet altijd positief. Hoewel het er natuurlijk niet allemaal toe te herleiden is, kunnen depressies en angst, maar ook narcisme, eenzaamheid, agressie, verhuftering, en ook de schoolmoeheid voor een stuk begrepen worden door een te permissieve opvoedingsprakijk.

Dressuur?

Dat opvoeding (ook in de educatieve context) het stellen van grenzen behelst, alsook het kunnen berispen en het uitstellen van applaus lijkt wat op de achtergrond te zijn geraakt. Zo moeten leerkrachten die leerlingen straffen er vandaag rekening mee houden dat ze door de ouders van het kind ter verantwoording kunnen worden geroepen. Opvoeding is nochtans voor een stuk disciplinering en tot op zekere hoogte dressuur (de herhaling van regels en het insisteren op bepaalde verwachtingen tot die verinnerlijkt worden). Wie dat negeert, creëert voor de kinderen een narcistische valkuil. Maar, omdat er rond gezag en autoriteit een taboe wordt opgetrokken, voelen ouders zich niet zelden onprettig en zelfs schuldig wanneer ze al te sturend optreden. Angst voor de kwetsuur en het verlies van de sentimentele relaties die men met het kind wil hebben, loeren immers om de hoek. Angst om de liefde en vriendschap van de kroost te verliezen is er allicht ook door het besef dat men niet altijd in de mogelijkheid is om veel tijd samen met het kind door te brengen (omwille van het vele werk, de complexe thuissituatie, of omdat men zelf een druk sociaal of virtueel leven leidt). Een manier waarmee die onzekerheid, schuld of angst kan worden bezworen, is de gedachte dat de kinderen wel groot genoeg zijn en zich wel kunnen beredderen. Daarmee wordt echter opnieuw het verschil tussen de generaties wat uit de weg gegaan.

Parentale burn-out?

Volwassenen nemen dus niet altijd hun symbolische rol op waardoor jongeren een vrijgeleide krijgen om min of meer te doen wat ze willen of ze worden gepusht hun ‘kind zijn’ te verbergen, waardoor ze niet meer zachtjes naar de volwassenheid worden toe geleid. Kinderen leren nauwelijks waar de grenzen liggen en wat de beperkingen van de realiteit zijn omdat een permissieve opvoedings- en onderwijssituatie teveel gericht is op het behoud van een soort symmetrische liefde en vriendschap. Wanneer het het onderwijs betreft, hebben sommigen het wat dat betreft over het gebrek aan werkelijke uitdaging als gevolg van de zogenaamde ‘pretpedagogiek’. Educatieve uitdagingen (zoals het lezen van boeken, het trainen van het geheugen, en het correct gebruik van de taal) worden niet als uitnodigingen tot zelfverbetering gezien, maar als een soort straf ervaren. 

Die ouderlijke en educatieve toegeeflijkheid is, zoals gesteld, mogelijks een symptoom van een zekere onmacht en onzekerheid. Moeders en vaders staan binnen een gezin onder behoorlijk wat druk. Zo zijn de rolpatronen en kaders steeds minder duidelijk waardoor iedereen uiteindelijk zelf zijn relatie en gezinsleven moet bricoleren. Binnen het gezinsleven beoordelen de partners elkaar ook op verschillende vlakken, hetgeen de stabiliteit niet altijd ten goede komt. Een man moet niet enkel een goede vader zijn, maar hij hoort ook een goede echtgenoot te zijn, een goede bedpartner, een begripvolle compagnon, een ideale schoonzoon, een populaire en sociale vriend, etc. De verwachtingen voor een vrouw zijn zo mogelijk nog groter! Het wederzijds engagement is daardoor misschien wat voorzichtiger geworden en het gezin wordt bijgevolg niet als iets onomkeerbaar beschouwd. Het aantal echtscheidingen toont in elk geval aan dat het initiële ‘Ik hou van je!’ geen uitspraak is die een garantie biedt op het ‘Ik blijf bij je!’ De druk op het gezin wordt ook vergroot in zoverre er niet alleen voor de kinderen moet gezorgd worden, maar soms ook voor zorgbehoevende (groot)ouders. Er is vanzelfsprekend ook de druk van het professionele leven. Het werk vormt soms een ware aanslag op het gezamenlijke en gemoedelijke gezinsleven. Daarnaast zijn er de vele alledaagse angsten, keuzes, conflicten en handelingen die allemaal kleine stressfactoren kunnen zijn (‘Is de huur tijdig betaald?, ‘Slaag ik er elke ochtend in om het kind tijdig naar school te brengen?’, Kan ik wel tijdig naar de winkel gaan en het eten bereiden?’, ‘Lukt het me nog om met bepaalde vrienden af te spreken?’ ‘Kom ik op het einde van de maand financieel rond?’ etc.). Ook het consumentisme legt een druk op het gezin. Mensen worden verondersteld zich voortdurend en succesvol verder te ontwikkelen waardoor het gezinsleven misschien ook maar één project is naast de vele andere. Sommigen bezwijken onder al die verwachtingen en lijden onder een ‘parentale burn-out’, een diagnose waarop, zoals Stefan Ramaekers terecht stelt, heel wat aan te merken valt. 

https://www.standaard.be/cnt/dmf20211022_97676545

Bezinning?

Niet dat het als een formule geldt, maar de symptomen van de jeugd wijzen niet zelden op de problemen van de volwassenen. Willen we het ‘attitudeprobleem’ van jongeren aanpakken, dan dienen we ons best collectief te bezinnen over de maatschappij, het gezin, en het onderwijs. Heel wat maatschappelijke veranderingen zijn er achter onze rug gekomen, zonder dat daar dus werkelijk een ernstig democratisch/moreel debat aan vooraf is gegaan. De vraag is simpel: willen we de samenleving die we nu hebben, en hebben we die gekregen als gevolg van beslissingen waarvoor we zelf (als democratie) verantwoordelijk zijn? Ik meen van niet; en wel omdat er amper grondige morele discussies worden gevoerd. Ik citeer wat dat betreft graag Michael Sandel, topfilosoof aan de Harvard University: “Het probleem van onze politiek is niet dat er teveel morele argumenten worden uitgewisseld, maar te weinig. Het politieke debat is oververhit omdat het leeg is en nauwelijks morele of spirituele inhoud heeft. Het slaagt er niet in om zich met de grote vragen bezig te houden die mensen werkelijk belangrijk vinden.” De schoolmoeheid van leerlingen zou erop kunnen wijzen dat er misschien toch iets aan die samenleving schort, en dat die samenleving allicht gebaat is met wat meer discussies over wat het ‘goede (samen)leven’ zoal betekent.

François Levrau studeerde Klinische Psychologie (UGent) en Moraalwetenschappen (UGent). In 2014 promoveerde hij tot Doctor in de Sociale Wetenschappen (UAntwerpen). Hij is werkzaam bij het Centrum Pieter Gillis, Universiteit Antwerpen.

Print Friendly and PDF
Het oog van de naald - Wieslaw Mysliwski

Het oog van de naald - Wieslaw Mysliwski

Met elkaar, voor elkaar – Patrick Loobuyck

Met elkaar, voor elkaar – Patrick Loobuyck