God en allah in het land der atheïsten - Herman Lauwers

God en allah in het land der atheïsten - Herman Lauwers

Na zijn vorige boek “Links-liberalisme: een politieke filosofie voor de 21ste eeuw” is voormalig VU/Spirit-parlementslid Herman Lauwers terug met een nieuwe publicatie. In zijn nieuwste boek God en Allah in het land der atheïsten bestrijkt hij een uiteenlopend aantal thema’s: van christelijk humanisme tot postmodernisme, over nieuw atheïsme tot de vrijheid van meningsuiting als het op spot en satire aankomt. In het eerste deel schetst Lauwers een overzicht van het ontstaan van de verlichting als een intellectuele periode waarin het Europese denken loskwam van de dominantie van de kerken over kennis en macht. Vrij gedetailleerd volgt een opsomming van de belangrijkste filosofen die het verlichtingsdenken hebben beïnvloed en mee vormgegeven. Ook interessant is het hoofdstuk waarin de auteur aantoont waarom de rationalistische theologie binnen de islam geen kans kreeg.   

Lauwers komt tot de bevinding dat er een aantal fundamentele tegenstellingen in de verlichting van de 18de eeuw waren. Volgens hem hebben die samen met latere filosofieën onze huidige opvattingen over staat en religie beïnvloed. De strikte laïcité is voortgekomen uit het Franse model, dat zich positioneert tegenover het meer Angelsaksisch model. Dat vertrekt volgens de links-liberale auteur van een liberale rechtstaat met godsdienstvrijheid die nog verschillend werd ingevuld: in Groot-Brittannië en Denemarken  met de Anglicaanse Kerk als staatsgodsdienst, in de meeste Europese landen met verschillende andere interpretaties over de scheiding van Kerk en Staat. Daarmee maakt hij de brug naar de huidige moderne samenlevingsvraagstukken zoals de rol van religie in de maatschappij. Lauwers merkt op dat bij alle discussies over religie en samenleving naar ‘de Verlichting’ wordt verwezen: naar natie en rechtsstaat, vrijheid van godsdienst en scheiding van Kerk en Staat, naar democratie en het recht van de meerderheid. Allemaal in naam van de verlichting. Door links en rechts, door voor- en tegenstanders van religie in het algemeen en van de islam in het bijzonder. In dit boek volgt Herman Lauwers een ander pad en zoekt hij naar een nieuwe interpretatie van pluralisme in een multiculturele staat.  

Interessante maar tegelijk ook bediscussieerbare stelling is dat Lauwers ‘De Verlichting’ niet alleen als een verzamelnaam beschouwt, maar eerder als een containerbegrip waar volgens hem allerlei discussies in ‘gestopt worden’ zoals zwempakken, hoofddoeken, handen schudden of zwarte piet. De verlichting verwordt op die manier tot een soort stopwoord, ongeacht het standpunt.  Bovendien is de verlichting zelden eenduidig. Lauwers geeft als voorbeeld de discussie binnen de EU over het al dan niet respecteren van rechtsstaatsprincipes door Hongarije en Polen.  Dat illustreert hoe democratisch verkozen politici binnen de verlichtingswaarden keuzes kunnen maken die niet beantwoorden aan wat we verstaan onder liberaal-democratische principes.  Lauwers stelt in z’n boek dat de EU met een handicap worstelt dat ze die principes niet voldoende verduidelijkt heeft, waardoor ze nu afhangt van juridische procedures en interpretaties. Een verrassende invalshoek die ongetwijfeld heel wat nieuwe vragen oproept, maar waar hij wel een teer punt aanraakt over een Europa dat op een aantal vlakken met zichzelf in de knoop ligt.

Lauwers, die zichzelf in het boek omschrijft als een agnost, poneert dat er nood is aan meer nuance en dat we als samenleving keuzes moeten maken tussen meer assimilerende en meer multiculturele modellen voor de samenleving van de 21ste eeuw. Hij verzet zich tegen de lekenstaat, omdat die volgens hem van atheïsme een soort staatsfilosofie maakt. Als alternatief pleit hij voor een pragmatisch pluralisme, waarbij er in de post-seculiere samenleving een soort machtsvrije dialoog (Habermas) ontstaat met minstens tijdelijke elementen van communitarisme: de erkenning van collectieve identiteiten binnen één samenleving. Toch is er ook kritiek op de rol van religie. De vraag die hij opwerpt ten aanzien van de islam is pertinent: hoe moet de Europese moderniteit omgaan met een religie waarin de ‘verlichtingsideeën’ niet konden doorbreken?  Verderop in het boek gaat het over het recht op vrije meningsuiting als een expliciete verlichtingswaarde. Lauwers’ punt is dat ook het beledigen – in de vorm van satire – van een godheid of godsdienst een liberaal-democratische vrijheid is. Toch plaatst hij vraagtekens bij Allah-beledigende cartoons onder het mom van satire. Het recht van Charlie Hebdo om dat te doen betwist hij niet, maar Lauwers stelt openlijk de vraag of dat een bevolkingsgroep zal aanzetten om zich in te schakelen in de liberaal-democratische staat.  En wat met religieuze symbolen? Over de hoofddoekenkwestie is hij duidelijk: politie- en loketambtenaren vertegenwoordigen de overheid in een direct contact met het publiek. Die moeten neutraal zijn zonder uiterlijke kenmerken van religie. Lauwers breekt een lans voor meer begrip voor religie als onderdeel van de samenleving, maar tegelijk is hij pleitbezorger van een scheiding tussen de private en publieke levenssfeer zoals we die vandaag kennen in de seculiere samenleving.  

Glashelder is ook zijn visie op het oude begrip fraternité of broederlijkheid. Een 19de eeuwse term die hij omdoopt tot community­-feeling: het gevoel tussen mensen dat er iets is dat hen verbindt ondanks de verschillen, zelfs als ze elkaar niet persoonlijk kennen. Waarmee hij uiteindelijk belandt bij community-building: het aangestuurd proces dat samenhorigheid en betrokkenheid wil versterken. Die kan regionaal, stedelijk, gemeentelijk tot zelfs op wijkniveau  georganiseerd worden. Lauwers stelt dat het een cruciale fout is om dat te verwarren met nation-building. Community-building streeft niet naar homogeniteit, maar naar verbondenheid ondanks verschil.

De schrijver rekent tot slot af met de identiteitspolitiek en de visie op leidcultuur van Bart De Wever die van bovenaf wordt bepaald in plaats van onderuit wordt opgebouwd. God en Allah in het land der atheïsten bevat vanuit een goed onderbouwd historisch kader een aantal interessante vraagstukken over de moderne samenleving van Europa tot Vlaanderen. Lauwers veroordeelt zelden, maar plaatst vooral een aantal kritische kanttekeningen bij diverse oude maar tegelijk brandend actuele breuklijnen. Daarin ligt meteen ook de grootste verdienste van het boek: een alternatieve kijk op de verlichting, de brede benadering en het durven in vraagstellen van het modern atheïsme én de plaats van religie in de maatschappij. Als gewezen verbondscommissaris van de scouts belicht Lauwers tenslotte ook de rol van het verenigingsleven binnen een inclusieve moderne maatschappij zonder dogma’s.  

Recensie door Harold van der Kraan

 

  

Print Friendly and PDF
België en zijn koningen. Van macht naar invloed - Mark van den Wijngaert

België en zijn koningen. Van macht naar invloed - Mark van den Wijngaert

Het Voorpost-vonnis: verontrustend maar niet verbazend

Het Voorpost-vonnis: verontrustend maar niet verbazend