Poolse extremisten vatten post aan de grens met Duitsland: "Illegale migratie tegengaan"
De geest van Europa vat je het beste met de fiets. Daarom reed journalist David Van Turnhout deze zomer op twee wielen en spierkracht van Schengen in Luxemburg naar de Pools-Russische grens. Op weg naar het einde van de democratie ontmoette hij mensen met verschillende meningen, de ene al wat extremer dan de andere. Hij fietste ook over oude grenzen die doen beseffen dat onze vrijheid niet altijd vanzelfsprekend was. In Polen stuitte hij op een extreemrechtse grenswacht die liever terug wil naar de tijd van gesloten grenzen.
Vanuit Leipzig trek ik na anderhalve week fietsen eindelijk richting Polen. Ik slaap een laatste nacht in Duitsland bij Frankfurt aan de Oder, niet te verwarren met Frankfurt am Main. Om in Polen te geraken moet ik een brug over, waar reeks Europese vlaggen wappert. Het is een vrolijk tafereel, een ode aan de vreugde, lijkt me.
Helaas valt er van die vreugde aan de overkant weinig te merken. Aan de Poolse kant van de brug stuit ik op twee jonge mannen, een Poolse vlag en een spandoek dat pleit voor het sluiten van de Pools-Europese binnengrenzen. Ik ben nieuwsgierig en ga een praatje maken. Ik vraag hen waartegen ze protesteren, maar krijg meteen een vijandig antwoord. “Wat is je probleem?”, klinkt het. Ik vertel dat ik geen probleem heb maar nieuwsgierig ben naar wat ze hier staan te doen en waartegen ze protesteren. Zij staan hier tenslotte met een spandoek, ik niet. “We zijn tegen illegale migratie”, floept zijn kompaan eruit. Ik vraag of er veel illegale migratie is via deze grensovergang. Ja, antwoorden ze. Maar hoe ze dat vaststellen, van welke nationaliteiten de vermeende illegalen zijn en waarom ze deze dan niet tegenhouden aan hun buitengrenzen in plaats van hier, weten ze niet. “We hoeven niet op jouw vragen te antwoorden”, zegt één van hen. “Laat ons met rust.” Ik heb geen zin in gedoe en wandel weg.
“Samen pleiten ze voor keihard optreden tegen, en de deportatie van alle buitenlanders die de Polen beledigen en de Poolse ‘gastvrijheid’ niet op prijs stellen. Als inperking van vrije meningsuiting kan dat tellen.”
Wat verderop zoek ik online hun organisatie op. ROG heet ze. Die blijkt erg anti-Europees te zijn en zich te richten tegen migratie. Ze pleit daarnaast voor een sterke Pools-katholieke soevereiniteit. De organisatie eiste samen met een zusterorganisatie recent nog voor de deportatie van Oekraïners die in Polen verblijven als vluchteling. Dat standpunt standpunt blijkt zijn oorsprong te vinden in een televisie-interview met de Oekraïense journalist Vitaliy Mazurenko. Die liet zich als adjunct-hoofdredacteur van een Poolse krant laatdunkend uit over de Poolse president Karol Nawrocki door hem een ‘pachan’ te noemen. Deze scheldnaam wordt gebruikt voor criminele bendeleiders in de gevangenis. Mazurenko werd daarvoor ontslagen, maar dat was voor ROG en Roty niet genoeg. Samen pleiten ze voor keihard optreden tegen, en de deportatie van alle buitenlanders die de Polen beledigen en de Poolse ‘gastvrijheid’ niet op prijs stellen. Als inperking van vrije meningsuiting kan dat tellen. Dit voorbeeld maakt opnieuw duidelijk dat de vrijheid in Europa onder druk staat door extreemrechts.
De Europese vlaggen staan in schril contrast met de nationalistische actie aan de grens.
Sympathie hersteld
Een warme ontvangst krijg ik in Polen dus niet en ik hoop dat dit niet de toon van mijn verdere reis wordt. Ik stop voor een broodje in een grimmig tankstation en zet daarna mijn tocht weer verder richting Gdansk. Ik trotseer intussen mijn tweede hittegolf en gelukkig lijken ook de mensen op te warmen. Hoewel ik geen woord Pools spreek en de meeste Polen op het platteland geen woord Engels, krijg ik van veel tegenliggers een vriendelijke goeiedag. Onderweg koop ik met veel gebarentaal en een wederzijdse glimlach drankjes, ijsjes en fruit.
Het toppunt van Poolse gastvrijheid bereik ik bij Jaroslaw, een beer van een campinguitbater die me na een lange, zware rit zwaaiend begroet. Buiten adem vertel ik hem dat ik meer dan 150 kilometer in de benen heb en snak naar een fris drankje. “Ik heb bier en water”, antwoordt hij. Ik drink bijna geen alcohol meer en al zeker niet na een inspanning, maar het water steekt me na liters drinken zo tegen, dat ik spontaan voor een frisse pint kies. Jaroslaw haalt een halve liter bier voor me en zegt dat ik er niet voor moet betalen. “Dit komt vanuit het hart”, lacht hij vriendelijk, en ik krijg er een schouderklopje bovenop. Ik kwak het naar binnen als limonade. Gelukkig heb ik een vrij eenvoudige tent die geen nuchtere geest vergt om op te zetten. Na een welverdiende douche staat bij mijn tent sinterklaasgewijs alweer een nieuwe halve liter klaar. Ik steek het blik in de lucht en zeg schol tegen de campingbaas wat verderop. Hij roept of ik een nieuwe wil. Nee, lach ik. Mijn sympathie voor Polen is hersteld.
Bij mijn vertrek neem ik afscheid van de sympathieke Jaroslav en zijn collega.
Vijf sterren
De dag nadien is er van een hittegolf geen sprake meer. Vlak na mijn vertrek naar Gdansk regent het pijpenstelen. Mijn waterdicht jasje trekt het niet meer en algauw voel ik het eerste water door mijn fietsbroek sijpelen. Normaal gezien krijg je het wel warm door te trappen, maar daar steekt de ijzige Baltische wind een stokje voor. Fietspaden zijn er amper en vrachtwagens scheren rakelings langs me heen. De vuiligheid van hun nevel kruipt tot diep in mijn oren en de enige optie is doorgaan. Na vijf uur non stop fietsen in dit rotweer bereik ik eindelijk Gdansk. Opwarmen op een camping is onmogelijk omdat ook mijn bagage helemaal doorweekt is. Ik heb werkelijk niets droogs meer. Omdat het de voorlaatste dag is, boek ik mezelf een vijfsterrenhotel voor de spotprijs van honderd euro, ongeveer het equivalent van tien campingovernachtingen. Ik sta er een halfuur onder een warme douche en laat mijn spullen drogen. Morgen is het eindelijk zover. De Russische grens is binnen handbereik.
Na een ijskoude regendag leg ik mijn kleren te drogen in de hotelkamer.


 
             
            
 
      