Een verhaal van liefde en duisternis - Amos Oz

Een verhaal van liefde en duisternis - Amos Oz

Aan het conflict in het Midden-Oosten lijkt maar geen einde te komen. Zowel Joden als Palestijnen claimen het stukje land aan de Middellandse Zee dat de bakermat vormt van de drie monotheïstische godsdiensten: het jodendom, het christendom en de islam. De vlucht van de Joden uit Egypte naar Kanaën, het gebied dat wat wij nu kennen als Palestina, onder leiding van Mozes kan terecht beschouwd worden als een van de meest ingrijpende migraties uit de ganse geschiedenis. Onder koning David, rond 1000 voor Christus, kozen de Joden Jeruzalem als hun hoofdstad. Zijn zoon koning Salomon bouwde er de eerste tempel. Na Salomon raakte de natie verdeeld in twee koninkrijken, Israël en Judea. Daarop volgde bijna drie millennia lang een strijd op leven en dood tussen allerlei volkeren die over het Bijbelse land wilden heersen. Tijdens de Joodse oorlog van 66 tot 70 na Christus werden honderdduizenden Joden afgemaakt door de Romeinen die de stad en de tweede tempel verwoestten. De Joden werden door de Romeinen als slaven verkocht, vluchtten naar veiliger oorden en verstrooiden zich over de ganse wereld, beter gekend als de diaspora. Het virulente antisemitisme van de christenen zorgde ervoor dat de Joden in Europa zich nergens veilig voelden. Pas na de Balfour-verklaring in 1917 kregen de Joden opnieuw zicht op een eigen land waar ze opnieuw een volk konden zijn.

Wie de problematiek van de Joden en hun vasthoudendheid om in Israël te blijven wil begrijpen, moet de boeken van Amos Oz lezen. Hij schreef verschillende meesterwerken en ontving tal van internationale prijzen, waaronder de Prix Fémina, de Israëlprijs, de Friedespreis des Deutschen Buchhandels en de Prix France Culture. De auteur woont in Arad, studeerde literatuur en   filosofie aan de hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en doceert nu literatuur aan de Ben-Goerion Universiteit in Beërsjeva. Amos Oz vocht in de Zesdaagse Oorlog in de Sinai en in de Jom Kippoer-oorlog was hij met zijn legereenheid op de Golan-hoogvlakte. Hij is een van de oprichters van de Israëlische vredesbeweging Sjalom Achsjav en een prominente voorvechter van een twee-staten-oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. Amos Oz werd vooral bekend door zijn autobiografie Een verhaal van liefde en duisternis, een van de mooiste boeken in de wereldliteratuur waarmee de auteur een plaats verkreeg in het pantheon van de allergrootsten. In dit boek verhaalt hij niet alleen over zijn jeugd en familie, maar legt hij de kern bloot van het Joodse verzet tegen elke vorm van onderdrukking en voor de oprichting van een eigen staat waarin elke Jood veilig zou zijn.

Amos Oz verhaalt over zijn vader, moeder, grootouders, ooms en tantes, vrienden en kennissen en tal van andere Joden die in het begin van de jaren dertig door het antisemitisme in grote delen van Europa op de vlucht sloegen naar Palestina. Zijn familie van moederskant was afkomstig uit Rovno, een stad in het huidige Oekraïne, die tijdens en na de Eerste Wereldoorlog de gruwelijke speelbal was tussen Duitsland, Polen, Oekraïne en Rusland. In 1919 viel het onder Polen, in 1939 onder de Sovjet-Unie en twee jaar later onder nazi-Duitsland. De voornaamste slachtoffers waren keer op keer de Joden die werden uitgespuwd, gediscrimineerd en vervolgd. Op 7 en 8 november 1941 dreven de Duitsers en hun helpers 23.000 Joden uit de stad om ze dood te schieten in de pijnbossen van Solenski. Enkele maanden later werden de 5.000 overgeblevenen vermoord. Onder hen al de klasgenoten van de moeder van Oz en bijna 4.000 baby’s. Zijn familie van vaderskant was dan weer afkomstig van het even antisemitische Vilnius waar 95% van de Joden door de nazi’s en hun kompanen werden vermoord. Ook zij trokken nog voor de oorlog naar Palestina. Oz herinnert zich nog enorme angst die heerste in elk Joods huis, ‘de angst dat we godverhoede een slechte indruk op de gojiem (niet Joden) zouden maken, en dat ze dan boos zouden worden en ons weer vreselijke dingen zouden aandoen…’, schrijft de auteur.

Die levensangst, het gevaar om opnieuw vervolgd en vermoord te worden werd in de loop der jaren alleen maar versterkt, zowel door de afkeer van de Arabieren die de komst van zoveel Joden naar Palestina met lede ogen aanschouwden, als door de instroom van de overlevenden van de Endlösung, slachtoffers van de shoah die zelfs bij de Joden in Palestina op onbegrip werden onthaald. ‘Het waren neerslachtige, treurige mensen, zielenpoten, wiens schuld was het eigenlijk dat ze in al hun wijsheid daar op Hitler hadden zitten wachten in plaats van op tijd hierheen te komen? En waarom hadden ze zich als lammeren naar de slachtbank laten voeren in plaats van zich te organiseren en terug te vechten?’, zo beschrijft Oz de stemming in Jeruzalem waar hij geboren werd. Daarbij voelt de lezer ook de verwarring, het besef dat de Joden als onderdrukte minderheid nu een Arabische minderheid onderdrukken. Mogen de Joden dan geen volk met een land zijn? De auteur wijst vlijmscherp naar Europa als de gemeenschappelijke onderdrukker. ‘Het Europa dat de Arabieren heeft mishandeld, vernederd en onderdrukt door imperialisme, kolonialisme en uitbuiting, is hetzelfde Europa dat de Joden onderdrukt en vervolgd heeft en uiteindelijk de Duitsers heeft toegestaan of geholpen hen uit alle hoeken van het continent te verdrijven en hen bijna allemaal te vermoorden’. Al snel beschouwden de Arabieren de Joden als de nieuwe onderdrukkers ‘als een nieuwe, arrogante loot van het koloniale Europa’ en schreeuwen ze ‘Idzbah al-jahoed’ of ‘Slacht de Joden’.

Al in de jaren dertig groeide een onpeilbare haat tussen Arabieren en Joden en verloren de Britten – die Palestina bestuurden als een mandaatgebied – steeds meer hun greep op de gebeurtenissen. Hun rol was ronduit dubbelzinnig. In 1947 stemde de Algemene vergadering van de Verenigde Naties in met een deling van het land in twee gebieden. De Joden accepteren de VN-deling, de Arabieren niet. Vrijwel onmiddellijk brak er een burgeroorlog uit tussen Joden en Arabieren waarbij Joodse milities erin slaagden om een groot deel van de Arabische bevolking met geweld te verdrijven. Op 14 mei 1948 riep David Ben-Goerion de staat Israël uit waarna zeven Arabische landen in de aanval gingen om de nieuwe staat te vernietigen, zonder succes. De Joden hebben sindsdien een eigen land. Oz was op dat moment nauwelijks negen jaar oud en onderging zelf met zijn familieleden de strijd om Jeruzalem, een strijd op leven en dood. Toen hij wat ouder was sloeg de twijfel toe. In de kibboets, waar hij van 1954 tot 1985 leefde, vroeg hij zich af of ze wel voor een juiste zaak vochten. Het antwoord van een Joodse medestander was even eenvoudig als onthutsend. ‘Nergens op de wereld willen ze me. Niemand op de wereld wil me. Dat is de hele kwestie (…) Als het land van het Joodse volk niet hier is, waar is het dan? Onder de zee? Op de maan? Of heeft alleen het Joodse volk, als enige op de wereld, zelfs geen recht op een klein landje?’

De oorlog van 1948 (net zoals later de Zesdaagse Oorlog en de Jom Kippoeroorlog) was dus een kwestie van lijfsbehoud. Indien de Joden verloren hadden, dan waren ze allemaal uitgeroeid. Maar tegelijk besefte zijn medestander het explosieve karakter van de situatie in het begin van de jaren vijftig en hij waarschuwde dat ‘als wij ze (de Palestijnen) op een dag nog meer afnemen, nu dat we al wat hebben, dan is het een hele grote zonde’. Hier ligt de basis van Oz’ latere houding van verzoening en zijn pleidooi voor een twee-staten-oplossing. In dit boek beschrijft hij gruwelijk mooi de strijd van de Joden voor hun overleven. De broer van zijn vader, diens vrouw en zoontje werden vermoord door de nazi’s. Vele overlevenden werden mishandeld, gedeporteerd en uiteindelijk vermoord, zowel door Duitsers als door andere Europeanen. Tal van vrienden en kennissen werden door Arabische sluipschutters en granaten gedood in Jeruzalem. Oz vertelt hoe zijn grootvader in Haifa aan land kwam en een arts hem bespoot met een desinfecterend middel waarop de oude man de spuitbus uit diens handen sloeg en terugvocht. ‘Tweeduizend jaar hebben we alles stilzwijgend verdragen. Tweeduizend jaar hebben we ons als lammeren naar de slachtbank laten leiden. Maar hier, in ons eigen land, accepteren we geen nieuwe ballingschap meer. Onze eer zal niet meer vertrapt worden’. In deze zinnen ligt de argumentatie van de Joden op het recht op een eigen staat, veel meer dan in welke religieuze redenering ook.

De vader van Oz, die zich als bibliothecaris bewoog binnen hoge politieke en literaire kringen, had het alvast niet begrepen op godsdiensten. ‘Geestelijke leiders beschouwde hij als enigszins dubieuze, domme figuren die oude haat koesterden, angsten verspreidden, leugenachtige preken verzonnen en krokodillentranen vergoten, handelden in vervalste relieken…’, schrijft Oz. Heel wat Joden hadden in de loop der jaren hun geloof trouwens verloren. En opnieuw citeert de auteur zijn grootvader. ‘Ik haat God! Laat hij doodgaan! Die tiran uit Berlijn (Hitler) is al verbrand, maar daarboven zit nog een Hitler! Nog veel erger!’ Toch schaarden zijn familieleden zich niet achter de ‘rode’ Ben Goerion die ze verafschuwden omwille van zijn bereidheid om herstelbetalingen te aanvaarden van Duitsland. Ze kozen partij voor de Cheroetbeweging van Menachim Begin die waarschuwde voor de vijanden van het Joodse volk die enkel uit zijn op hun vernietiging en geen enkele concessie wou doen. ‘Nooit, nooit zullen zij deze natie door de knieën zien gaan. Nooit! Niet tot in het laatste geslacht!’, waarna zijn toehoorders brulden van ‘woede en pijn’. Het was het moment waarop de jonge Oz zijn angst ontwikkelde voor de massa. De massa schakelt immers elk kritisch vermogen uit en laaft zich aan emoties eerder dan aan de rede.

Het boek van Oz is geen historisch werk, het bevat geen objectieve geschiedschrijving, daarvoor was de auteur op jonge leeftijd teveel betrokken partij. Maar het geeft een indrukwekkend beeld van de toenmalige tijdsgeest, de onpeilbare woede, het verdriet, de angst, de hoop op betere tijden. Het boek is vooral een literair meesterwerk. Zijn beschrijving van de uren vóór de beslissing van de Verenigde Naties over het lot van Israël getuigt van een ongekende virtuositeit waarin Oz beelden schetst die via geen enkel ander medium kunnen worden weergegeven. Het gaat over een onpeilbare, afschrikwekkende stilte die voorafgaat aan de bekendmaking van de uitslag via de radio – alsof ze allemaal staande gestorven waren – tot de uitbarsting van vreugde waarbij de kleine Oz over de hoofden van de juichende massa tot bij zijn vader wordt doorgegeven. Het bevat tal van diepzinnige wijsheden die duizendmaal sterker zijn dan de vaak dubbelzinnige geboden uit ‘heilige’ boeken. Zoals de raadgevingen van zijn oom dat hij de weg moet gaan van zijn geweten en niet die van de menselijke kudde, dat men vooral moet lezen, lezen en lezen, en dat men steeds plannen moet maken, want zonder dat zou de wanhoop de overhand krijgen.

De mooiste passages zijn die over zijn moeder. ‘Over mijn moeder heb ik vrijwel nooit gesproken tot nu toe, tot het schrijven van deze bladzijden’, schrijft Oz. Zij pleegde zelfmoord in 1952. De reden hiertoe blijft duister alhoewel haar verdriet over de massamoorden in Rovno, waaronder tal van haar vrienden en familieleden, als een rode draad door het boek lopen. Bladzijden lang boetseert de auteur een buitengewoon prachtig, ontroerend en poëtisch beeld van een vrouw die intens leed onder de gebeurtenissen van haar tijd. Jarenlang zweeg Oz over haar, zelfs tegenover zijn vader, vrouw en kinderen. Maar in dit Verhaal van liefde en duisternis stromen de emoties ongeremd en voluit en gebruikt de schrijver al zijn talent om haar te eren. Zo beschrijft hij een van haar laatste vreugdevolle dagen toen zijn moeder tegen een boom leunde en hij en zijn vader hun hoofd op elk van haar knieën legde – het dierbaarste moment uit mijn hele jeugd, aldus de auteur. Het is één van die vele fragmenten die de lezer naar de keel grijpen en hem doen beseffen hoe belangrijk liefde en vriendschap zijn, en hoe absurd geweld en fanatisme. Het is vanuit die ingesteldheid dat Oz zich regelmatig laat horen in het conflict tussen Israël en Palestina. Als een vredesduif. Iemand die beseft dat beide partijen zware concessies zullen moeten doen ten opzichte van hun aanspraken. Zware concessies die bijzonder moeilijk aanvaard zullen worden gezien al de haat en pijn die zich in het verleden heeft opgestapeld, zowel lichamelijk als mentaal, maar die in het niets vervallen bij datgene wat ermee bereikt kan worden. Een herstel van de normaliteit, het vooruitzicht voor miljoenen mensen om niet langer in angst te leven, en hopelijk, nadat de diepste wonden enigszins geheeld zijn, misschien elkaar kunnen vergeven. Vergeten is niet nodig, zelfs niet wenselijk.

 

Amos Oz, Een verhaal van liefde en duisternis, De Bezige Bij, 2006

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Het Belgisch labyrint - Geert Van Istendael

Het Belgisch labyrint - Geert Van Istendael

Emmanuel Macron, ce n'est qu'un début! - Annemie Neyts

Emmanuel Macron, ce n'est qu'un début! - Annemie Neyts