Ecomodernisme voor beginners Deel II - Thomas Rotthier

Ecomodernisme voor beginners Deel II - Thomas Rotthier

In het vorige stuk schetste ik de basisideeën van het ecomodernisme. Ecomodernisten menen dat de moderniteit de mensheid voor een dilemma plaatst. Steeds meer ontstaat er een spanningsveld tussen de toenemende welvaart in de wereld en de toenemende milieuschade en klimaatopwarming.

Om zowel de welvaartsgroei te garanderen als het milieu te sparen moeten we streven naar ‘ontkoppeling’: de mens moet zo onafhankelijk mogelijk worden van de natuur, zodat er meer ruimte voor wilde natuur ontstaat. Deze ontkoppeling kan het best gebeuren door intensifiëring en verdichting. Intensieve landbouw, verstedelijking, kernenergie, hernieuwbare bronnen, natuurbescherming en technologische innovatie kunnen de menselijke impact op het milieu verkleinen.

Deze ecomodernistische visie botst met een aantal groene ideeën. Toch is het belangrijk voor ogen te houden dat ecomodernisten en groenen in feite dezelfde doelen nastreven: ten eerste, het nastreven van universeel menselijk welzijn, en ten tweede, de bescherming van de fauna en flora op deze planeet. Het is enkel over manier waarop we deze doelen kunnen bereiken dat er meningsverschillen bestaan.

Desondanks heerst er toch nog steeds veel wantrouwen ten opzichte van het ecomodernisme. Ik meen dat deze argwaan gebaseerd is op een aantal misverstanden en verkeerde voorstellingen. Deze misverstanden wil ik in dit stuk ontkrachten.

1.     “ECOMODERNISME DENKEN ALLES OP TE LOSSEN MET TECHNO-FIXES”

De term technofixes heeft vreemd genoeg een negatieve lading binnen de groene beweging. Deze negatieve houding heeft historische wortels. De groene beweging heeft zich van in het begin sterk afgezet tegen de consumptiesamenleving. Groenen waarschuw(d)en dat onze westerse levensstijl veel schade aan het milieu berokkent. Deze kritiek op overconsumptie is niet ongegrond. Maar de negatieve kijk op technologische oplossingen is in feite irrationeel. Elke technologie die het milieu spaart en/of de uitstoot van broeikasgassen vermindert, moeten we  omarmen.

Soms wordt het beeld geschetst dat ecomodernisten wachten op een technologische deus ex machina. Hiermee zouden ze de illusie wekken dat we voorlopig nog niets moeten doen en dat we later wel alles zullen oplossen. Dit klopt zeker niet. Ecomodernisten pleiten niet om te wachten. De koolstofarme energiebronnen die we nu al hebben moet volop worden ingezet. Tegelijk moet er geïnvesteerd worden in low-carbon innovatie (zie Misverstand 3).  

De vraag is vervolgens: zal het gebruik van koolstofarme technologieën volstaan? Neen, er zijn uiteraard nog veel andere maatregelen nodig. Grote natuurgebieden zoals de Amazone en de Afrikaanse regenwouden zullen op een effectieve manier beschermd moeten worden. Ze vormen zogenaamde carbon sinks of koolstofputten. Regenwouden halen grote hoeveelheden CO2 uit de lucht en slaan ze op in de vorm  van hout of ander organisch materiaal. Ook veengebieden en waterrijke kustgebieden (wetlands) zijn belangrijke koolstofputten. Ze worden vaak vergeten in het publieke debat, maar zijn minstens zo belangrijk voor het klimaat als tropische regenwouden.

Hoewel ecomodernisten vurige pleitbezorgers zijn van natuurbescherming, krijgt technologie een centrale rol toebedeeld. Er is een grondige transformatie van ons ‘technologisch metabolisme’ nodig, zoals Jonathan Symons schrijft in Ecomodernism (2018). Het gebruik van koolstofarme technologieën - zoals nucleaire energie, CCS, zonne-en windenergie… -  is essentieel om de klimaatopwarming aan te pakken. Dit is eigenlijk vrij logisch: de klimaatopwarming is in de eerste plaats het gevolg van technologieën en industriële processen die veel broeikasgassen uitstoten.

 

2.     “ECOMODERNISTEN ZEGGEN: CONSUMEER MAAR OP!”

Ecomodernisme is geen pleidooi voor een ‘doe maar op’-mentaliteit waarbij we ons geen enkele zorgen moeten maken over de impact van onze levensstijl op het milieu. Een aantal veranderingen in levensstijl zijn wel degelijk zinvol. Het beste voorbeeld is vlees eten. Ecomodernisten zoals Hidde Boersma en Manuel Sintubin zijn voorstanders van vleesmatiging. Vooral minder rundsvlees eten, kan een veel uitstoot vermijden.   

Er is niks mis met consuminderen. Door zuinig te zijn met water, meer de fiets te gebruiken, minder vlees te eten, … lever je als burger een bijdrage, hoe klein ook.  In feite past dit consuminderen goed past binnen het idee van ontkoppeling, het zoveel mogelijk beperken van de menselijke impact op de natuur.

Helaas zal consuminderen ruimschoots onvoldoende zijn om de klimaatopwarming tegen te gaan. Zelfs de meest milieubewuste burger heeft nog steeds een stevige CO2-uitstoot van enkele tonnen per jaar[1]. Dit komt doordat alles wat ons omringt - onze woningen, elektrische apparaten en materialen (plastic, papier, aluminium, cement, staal) - gemaakt is met behulp van fossiele brandstoffen. Om die reden leggen ecomodernisten zo’n sterke nadruk op de noodzaak van technologische innovatie in de industrie, de landbouw en de energiesector.

 

3.     “ECOMODERNISME IS NEOLIBERAAL”

Neoliberalisme is een vaag begrip voor een ideologie die vaak bekritiseerd wordt, maar zelden expliciet verdedigd. Critici beschouwen het als de ‘heersende ideologie van de laatste 40 jaar’. Met neoliberalisme wordt meestal bedoeld: een sterk geloof in de vrije markt, een slanke overheid, doorgedreven privatisering en financiële deregulering. Historisch gezien klopt die karakterisering niet (volledig)[2], maar ze is intussen stevig ingeburgerd, dus zullen we ze als uitgangspunt nemen.  

Mensen als Paul Verhaeghe, Hans Achterhuis en George Monbiot zien het neoliberalisme als de bron van zowat alle maatschappelijke kwalen. De neoliberale ideologie is volgens hen de voornaamste oorzaak van vervreemding, eenzaamheid en burnouts in onze samenleving. Door ecomodernisme als neoliberaal te bestempelen, krijgt ze  de connotatie ‘kil’, ‘onpersoonlijk’ en ‘vervreemdend’ te zijn.

Er is ook sprake van begripsverwarring. Vaak wordt neoliberalisme gelijkgeschakeld met corporatisme[3], dit wil zeggen, de verstrengeling van overheidsbelangen met die van grote bedrijven of industriële sectoren. In de V.S., en in mindere mate de EU, hebben grote industriële lobby’s een buitensporige invloed op de politieke besluitvorming. Neoliberale economen zoals Milton Friedman en Friedrich Hayek zouden hier nochtans van gruwen. Ze geloofden immers in de vrije markt en in faire economische competitie, niet in dit soort belangenvermenging.

Ecomodernisten zijn noch neoliberaal noch corporatistisch. Ze zien een belangrijke rol weggelegd voor de overheid bij de aanpak van klimaatopwarming. De overheid moet vormen van marktfalen zoveel mogelijk corrigeren. Klimaatopwarming is een klassiek voorbeeld van marktfalen: omdat de atmosfeer van iedereen en van niemand is, zijn er weinig prikkels voor bedrijven of individuen om hun uitstoot van broeikasgassen te beperken. Bijgevolg is er een correctie van de markt nodig.

De klimaateconoom en Nobelprijswinnaar William Nordhaus ziet een koolstoftaks als het beste instrument om de markt te corrigeren. Veel ecomodernisten sluiten zich hierbij aan. In de praktijk blijkt de invoering van een koolstoftaks helaas moeilijk te liggen. Politici hebben vaak niet de moed om er voluit voor te pleiten en ook de publieke opinie is er meestal niet happig op.

Behalve het invoeren van een koolstoftaks heeft de overheid nog een andere cruciale taak. Die bestaat erin om massaal te investeren in technologische innovatie. Die innovatie is bijvoorbeeld noodzakelijk om industriële processen en landbouw te ‘decarboniseren’ (d.w.z. te zuiveren van CO2 en methaan). Op dit moment staat die decarbonisatie nog maar in zijn kinderschoenen.

Om technologische doorbraken te forceren moet er veel onderzoek en ontwikkeling (R&D) plaatsvinden. Dit kan niet zonder grote langetermijninvesteringen. De meeste private bedrijven zullen dit niet doen. Ze hebben geen prikkel om zulke koolstofarme technologieën te ontwikkelen, omdat ze op korte termijn niet winstgevend zijn. Bovendien zijn er grote kapitaalrisico’s aan verbonden: veel dure R&D kan uiteindelijk op niets uitdraaien. De overheid is bijgevolg de enige actor die het risicokapitaal voor deze R&D kan leveren. Investeren in onderzoek en ontwikkeling is totaal onderbelicht in het publiek debat. Het blijkt nochtans het één van de meest effectieve klimaatstrategieën te zijn volgens onderzoek van Let’s Fund[4].  

Uit het voorgaande zou duidelijk moeten blijken dat ecomodernisten geen neoliberalen of ‘vrijemarktfundamentalisten’ zijn. Klimaatopwarming bestrijden zonder dat de overheid krachtige middelen inzet, is onbegonnen werk.

Voor alle duidelijkheid: ecomodernisten onderschrijven wel degelijk het belang van een vrije markt omdat ze een belangrijke welvaartsmotor is. Welvaart is een preconditie voor welzijn, democratie en mensenrechten.  De vrije markt kan evenwel niet alles oplossen.  De overheid moet vormen van marktfalen, zoals milieuvervuiling, corrigeren door middel van milieuwetgeving en taksen.  

Ecomodernisten zien economische groei als iets positiefs. Veel groenen zien dat anders: zij pleiten voor degrowth of ‘ontgroei’. Het concept werd geïntroduceerd door de filosoof André Gorz en de econoom Nicholas Georgescu-Roegen in de jaren ‘70.  Degrowth-aanhangers pleiten voor een gecontroleerde krimp van de productie en consumptie, vooral dan in de rijke westerse landen. Het is niet duidelijk hoe dit proces in zijn werk zou moeten gaan zonder de democratie of de individuele keuzevrijheid ernstig te ondermijnen. Bovendien lijkt ‘ontgroei’ een bijzonder slecht idee voor ontwikkelingslanden, waar de meerderheid van de wereldbevolking woont. Economische groei en ontwikkeling is in deze landen noodzakelijk om mensen uit de armoede te tillen. Volgens ecomodernisten zijn economische groei en zorg voor het milieu/klimaat met elkaar te verzoenen mits we de geschikte koolstofarme technologieën in handen hebben.  Ze geloven in de mogelijkheid van ‘groene groei’. Ze geloven eveneens dat de ontkoppeling tussen economische groei en CO2-uitstoot mogelijk is. Landen als Frankrijk en Zweden zijn voorbeelden van deze ontkoppeling.

 

4.     “ECOMODERNISME IS HETZELFDE ALS HET ECOREALISME  VAN DE N-VA”

N-VA heeft een aantal punten van het ecomodernisme overgenomen. Zo is de partij voorstander om de levensduur van een aantal kerncentrales te verlengen. De partij focust ook op klimaatadaptatie en technologische innovatie, onder andere in de landbouw. Dit zijn uiteraard positieve punten.

Maar in hun brochure blijft het allemaal wat vaag en weinig ambitieus (‘ecologie mag geen religie worden’). Vooral dat laatste is incompatibel met het ecomodernisme. De overheid, bedrijven en het middenveld moeten een actieve rol spelen in de klimaattransitie. Inzake het klimaat geldt immers dat het alle hens aan dek is. Het tot nog toe gevoerde klimaatbeleid – hier een beetje minder uitstoten, daar een beetje adaptatie - volstaat absoluut niet om de klimaatopwarming aan te pakken.  

 

5.     “ECOMODERNISTEN ZIJN LOBBYISTEN VAN BIG INDUSTRY

Doordat de meeste ecomodernisten voor kernenergie pleiten worden ze soms als nucleaire lobbyisten afgeschilderd. Die verdachtmaking is echter nergens op gebaseerd. Geen enkele ecomodernist uit België of Nederland heeft financiële belangen in de kernindustrie.

Bovendien is het niet zo dat ecomodernisme automatisch een pro-nucleaire positie impliceert. Zoals ik in het vorige stuk aanhaalde zit de nucleaire industrie in Europa en V.S. in het slop. Naast deze praktische hindernissen zijn, zijn er andere bezwaren mogelijk, zoals veiligheidsoverwegingen of kernafval. Het is dus mogelijk ook als ecomodernist sceptisch te zijn ten aanzien van kernenergie.

Een ander misverstand is dat ecomodernisten fel gekant zijn tegen hernieuwbare energie. Elke energiespecialist is het erover eens dat we een energiemix nodig hebben en dat hernieuwbare bronnen (zon, wind, waterkracht, geothermie…) daarin onontbeerlijk zijn[5].

Het feit dat ecomodernisten genetisch gemodificeerde gewassen (ggo’s) een nuttige klimaattechnologie vinden, maakt hen volgens sommige groenen ook verdacht. Nochtans is er een ruime wetenschappelijke consensus dat ggo’s veilig zijn.

Ggo’s worden vaak in één adem met de voornaamste producent ervan, de chemiereus Bayer-Monsanto. Voor de duidelijkheid: ecomodernisten zijn voorstander van ggo-technologie an sich, niet van het quasi-monopolie dat Bayer-Monsanto heeft op ggo’s.

Ggo’s worden trouwens niet enkel gebruikt door grote multinationals. De regering van Bangladesh heeft de ggo-technologie succesvol toegepast om een insectresistente aubergine te creëren. Deze variëteit werd gratis ter beschikking gesteld aan arme boeren. Het zijn net deze mooie voorbeelden die ecomodernisten vaker zouden willen zien.. 

Ggo’s zijn vooral op het vlak van adaptatie belangrijk. Er komt sowieso opwarming op ons af, zelfs als we vandaag zouden stoppen met uitstoten, dus is het verstandig om ons zo goed mogelijk aan die opwarming aan te passen. Door planten te veredelen in het labo kunnen er droogte-resistente varianten gecreëerd worden of kunnen landbouwopbrengsten verhoogd worden. Die hogere productiviteit kan ervoor zorgen dat er minder landbouwgrond wordt gebruikt zodat er meer ruimte wordt uitgespaard voor natuurgebied. Dit is het principe van land sparing, de tegenpool van land sharing, waarbij landbouw en natuur met elkaar verweven worden. Dat laatste gebeurt door agro-bosbouw en bij biologische landbouw.

Dit alles tezamen vormen de voornaamste misverstanden die bestaan rond het ecomodernisme. Hopelijk helpt deze verheldering om een constructiever debat mogelijk te maken.  

Thomas Rotthier (°1987) heeft filosofie en rechten gestudeerd. Hij werkt als leerkracht en is één van de initiafnemers achter Ecomodernisme België.

 

 

 


[1] Zelfs als de gemiddelde uitstoot wereldwijd ‘slechts’ 2 à 3 ton CO2 per persoon zou bijdragen - vijf keer minder dan de gemiddelde Belg op dit moment – dan nog zou de totale wereldwijde uitstoot nog altijd 15 à 22 ton Gigaton CO2 bijdragen. Volgens het IPCC moeten we echter uitkomen op een globale netto nuluitstoot rond 2050-2060 om gevaarlijke opwarming te vermijden. 

[2] Zie daarvoor hoofstuk 5 van M. Boudry (2019), Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Polis, Antwerpen.

[3] Onder andere Naomi Klein verwart neoliberalisme met corporatisme in haar boek The Shock Doctrine (2007). De boeken van Naomi Klein hebben een grote ideologische invloed gehad op klimaatactivisten.

[4] Let’s Fund is een organisatie van effectief altruïsten.

[5] Deze misvatting is wellicht ontstaan doordat de meest radicale ecomodernist Michael Shellenberger hernieuwbare energiebronnen regelmatig afbrandt in zijn opiniestukken voor Forbes. Hij is eveneens een vurig voorstander van 100% kernenergie. Shellenberger is echter niet representatief voor de beweging in zijn geheel. Hij is ook niet langer werkzaam bij het Breakthrough Institute.

Print Friendly and PDF
Race om de ruimte barst los - David Van Turnhout

Race om de ruimte barst los - David Van Turnhout

Het verhaal van de grondwet - Wim Voermans

Het verhaal van de grondwet - Wim Voermans