De tirannie van de verdienste - Michael Sandel
Weet jíj aan wie je je talenten te danken hebt? Aan je ouders, je voorouders? Aan een speling van het lot? Aan jezelf? Het laatste boek van de Amerikaanse politieke filosoof Michael Sandel probeert daar niet alleen een antwoord op te geven, maar aan de hand van die vraag een nieuw samenlevingsmodel voor te spiegelen. Dat boek heet De tirannie van de verdienste en is in het Nederlands ondertiteld met de woorden ‘over de toekomst van de democratie’. In het Engels origineel leest dat ‘what's become of the common good?’. Het is niet zo moeilijk om te zien waarom men bij ons voor die andere ondertitel koos. Hier in Europa is de notie van algemeen welzijn immers nog springlevend. Wij hebben bijvoorbeeld algemene en nationale ziekteverzekering, een concept dat in Amerika nooit van de grond is kunnen komen, maar dat wij hier reeds een halve eeuw als de vanzelfsprekendheid zelve ervaren.
De Verenigde Staten blijft een goed land om te gaan werken als je jong bent om er veel geld te gaan verdienen. Maar eens je bijna op pensioen bent, wil je toch liefst terugkeren naar het Europese walhalla waar de ziekenhuizen zo goed als gratis zijn. Maar dan nog, maak geen kinderen in de Verenigde Staten, want als je ze wil laten studeren aan een goede universiteit kost je dat een hand en een been. Men klaagt vaak dat het overheidsbeslag of de belastingdruk hier in Europa hoog is. Men jammert dat het aandeel van wat men verdient dat terugvloeit naar de staatskas, aanzienlijk is. In de Verenigde Staten bedraagt dat beslag slechts 24 procent. In België 53 en in Nederland, het land dat altijd als zuinig wordt afgeschilderd, 47 procent. Dat afgeroomde geld wordt herverdeeld voor het algemeen welzijn en onder de minderbedeelden.
De tirannie van de verdienste vraagt of wij onze trap op de ladder in de maatschappij verdienen. Verdienen heeft in het Nederlands een dubbele betekenis. Het betekent enerzijds ontvangen in geld en anderzijds, iets wat ons toekomt. Vandaar ook het boek van Rutger Bregman, Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. Sandel wil in dit boek eens goed nadenken over verdienste en haalt een paar heel mooie voorbeelden uit de kast. Ook het concept talent komt daarbij aan bod.
De fundamentele achtergrond waartegen het verhaal van de verdienste zich afspeelt is het huidige sociaaleconomische landschap van de klasseloze maatschappij waar iedereen in principe alles kan worden en elke trap op de maatschappelijke ladder kan bereiken. Binnen zo’n systeem krijg je een job of een functie op basis van wat je kan, op basis van wat je weet en op basis van wat je doet, niet op basis van wie je bent, hoeveel geld je hebt of in welke familie je toevallig geboren werd. Zo’n systeem heet meritocratie. De beste man of vrouw op de beste plaats. Dat systeem lijkt ideaal, niet?
Toch is er een schaduwzijde. Vroeger, toen we nog in een klassenmaatschappij leefden, kon je je eigen falen afschuiven op ‘het systeem’, dat per definitie oneerlijk was. Je kon jezelf geruststellen met de gedachte dat je nooit een eerlijke kans had gekregen. Als je in de middeleeuwen in een boerenmilieu geboren was, raakte je daar nooit meer uit, hoe getalenteerd je ook was. Dat bood een zekere troost. Vandaag, nu iedereen gelijke kansen heeft, en alle wegen voor iedereen openliggen, kan je je eigen gebrek aan succes aan niemand anders toeschrijven dan aan jezelf. De troost is weg. Zelfs als ik lelijk, dom en niet getalenteerd was, kon ik mezelf vroeger nog wijsmaken, “ik ben nu eenmaal in de verkeerde klasse geboren, ik verdien eigenlijk wel om baas te zijn maar ik zal het nooit worden.” Nú weet je dat alles wat je hebt, je puur aan jezelf te danken hebt. De wereld is er sindsdien niet vriendelijker op geworden.
Dit wordt nog het meest cynisch verwoord in een passage van de hand van Thomas Nagel, de man die bekend werd met de uitnodiging onszelf als een vleermuis voor te stellen. Hij zegt:
“Wanneer raciaal en seksueel onrecht zijn teruggedrongen, zullen we nog altijd het grote onrecht van de slimmen en de dommen hebben, die zo verschillend worden beloond, voor een vergelijkbare inspanning.”
De slimmen en de dommen. Daar zit inderdaad het grootste probleem. Het is niet alleen een maatschappelijk probleem, maar ook een politiek probleem. Want de grote omslag die heeft plaatsgevonden sinds, laat ons zeggen de jaren 2000, laat zich nu ten volle gevoelen. Waarom denkt u, riep Donald Trump dolenthousiast tijdens de voorverkiezingen: “ik ben dol op de slecht opgeleiden”? Ten eerste zal het feit dat Trump zelf maar een woordenschat heeft van een vijfdejaars lagere school daar zeker voor iets tussen zitten. Maar waar hij vooral blij om is, is dat slechtopgeleiden sinds enige jaren rechts stemmen. Jarenlang stemden de slechtopgeleiden – de arbeiders – links. Ze stemden voor de socialistische partijen die hun belangen verdedigden. De beter opgeleiden stemden rechts. Nu is het precies omgekeerd. De goedopgeleiden stemmen links en de slechtopgeleiden rechts. De consensus is dat ze dat doen omdat ze tegen de elite zijn en daar zit onder andere de gediplomeerde en technocratische kaste tussen. Bovendien is men tot de vaststelling gekomen dat het onderwijs, waar vaak zoveel van verwacht wordt, nauwelijks voor meer burgerzin en een beter begrip van de verschillende sociale milieus zorgt. Het groeiend onderscheid tussen zij mét en zij zonder diploma, de diplomakloof, is de voornaamste breuklijn in de maatschappij geworden.
Bovendien zetelen in de regering enkel universitairen: masters en doctorandi. Bij ons is alleen Meyrem Almaci in de huidige regering de uitzondering. Vroeger waren er arbeiders in de regering die via de socialistische partij opklommen en verkozen werden, vandaag heeft iedereen een master. Op die manier is de regering niet langer een afspiegeling van de maatschappij zoals dat was bij het begin van de democratie, in de 19de eeuw, toen het socialisme opkwam.
Nu zijn er twee dingen waar. Ten eerste, diploma’s zijn niet meer wat ze geweest zijn. Diploma’s in media studies bijvoorbeeld worden wel eens ‘mickey mouse’ diploma’s genoemd. Ten tweede, er zijn ook steeds minder fabrieksarbeidersjobs, die zijn allemaal uitbesteed aan lageloonlanden. We leven in een postindustriële economie die eerder rond diensten dan goederen draait.
Onze algemene productiviteit is blijven stijgen, maar de lonen doen dat sinds 1980 niet meer. Dat viel samen met de mondialisering. De grote verliezers zijn de witte arbeiders, de grote winnaars de derdewereldlanden en de 1%, de allerrijksten op aarde. Er heerst dus heel wat ressentiment onder de mensen die uit de boot vielen, de slachtoffers van de globalisering. Hillary Clinton bestempelde hen tijdens haar strijd tegen Donald Trump als een “zootje betreurenswaardigen” en in de VS noemt men ze ‘trailer trash’ die in ‘flyover states’ wonen, of weinig benijdenswaardige eigenaars van ‘bouwvakkersdecolletés’. Ze worden gepersonifieerd door teeveepersonages zoals Archie Bunker, Al Bundy en Homer Simpson: wit, gefrustreerd, ruggengraatloos en gecommandeerd door hun vrouw.
Het zijn zij die slachtoffer zijn van alcoholisme, depressies en opiatenverslavingen, de nieuwe wanhoopziektes die zo welig tieren in de VS dat ze in 2017 alleen al 70,000 doden eisten. Het zijn zij die bovendien met lede ogen toezien hoe een aantal nieuwe kasten in plaats van gelijke kansen extra kansen krijgen of er lijken aanspraak op te kunnen maken: mensen van kleur, vrouwen en seksueel andersgeaarden.
Het is om redenen van die aard dat 2016 plots als kanteljaar populistisch kleurde: in het Verenigd Koninkrijk stemden de on- en mistevredenen voor de Brexit en in de Verenigde Staten voor Trump. Dit leidde tot een impasse.
Welke oplossing stelt Sandel voor?
Hij is in elk geval geen voorstander van een beleid dat gelijke resultaten beoogt. Velen van links vinden dat een gelijkekansenbeleid niet volstaat, maar dat men een gelijkeresultatenbeleid moet voeren om een gelijk speelveld te verkrijgen. Wie wel eens wat tijd in het onderwijs of in de sociale sector heeft doorgebracht, heeft vast wel eens de tweedelige cartoon gezien van drie jongetjes die dolgraag een sportwedstrijd willen toeschouwen die door een schutting aan hun zicht onttrokken wordt. Ze staan allemaal op een krat. De eerste jongen is groot en steekt dus ruim boven de schutting uit, de tweede jongen is gemiddeld en steekt er met zijn hoofd bovenuit en de derde is zo klein dat hij zelfs staande op die krat niets kan zien. In de tweede prent van hetzelfde tafereel heeft men onder de grote jongen een krat weggetrokken, hij kan nog steeds zien zonder krat; de tweede jongen krijgt een krat en ziet prima; de derde, de allerkleinste, krijgt nu twee kratten en kan ook de wedstrijd bekijken. Die eerste cartoon staat voor gelijke kansen, de tweede voor gelijke resultaten. Op het eerste gezicht lijkt dat logisch maar dat brengt in de praktijk nogal wat nadelen met zich mee die nog het beste worden verwoord door de meesterlijke Kurt Vonnegut in zijn korte verhaal “Harrison Bergeron”, dat begint met de onvergetelijke woorden, ook door Sandel in zijn boek aangehaald:
“Het was het jaar 2081 en allen waren eindelijk gelijk. Ze waren niet alleen gelijk voor God en voor de wet, ze waren op alle denkbare manieren gelijk. Niemand was slimmer dan een ander. Niemand was mooier dan een ander. Niemand was sneller of sterker dan een ander. Al deze gelijkheid was te danken aan het 211e, 212e en 213e Amendement op de Grondwet, en de nimmer afhoudende waakzaamheid van de Minister van Handicaps van de Verenigde Staten.”
In dezelfde trant las ik ooit op een satirische site een nepartikel dat beweerde dat vanaf nu lelijke prostituees in aanmerking zouden komen voor gesubsidieerde plastische chirurgie, in het kader van het gelijkekansenbeleid. Ook dit illustreert het absurde karakter van het gelijkeresultatenbeleid.
Nee, dat soort maatregelen stelt Sandel niet voor. Centraal in zijn betoog staat dat hoeveel je verdient, je waarde niet bepaalt. Dat bewijst onder andere het hoofdpersonage uit de serie Breaking Bad, een man die evolueert van onderbetaalde chemieleerkracht naar een uitstekend verdienende ‘crystal meth’ dealer. Hij verdient daar geld als slijk mee maar de meeste mensen zullen het er toch over eens zijn dat zijn bijdrage aan de maatschappij als drugsproducent niet waardevoller is dan die als leerkracht. Geldwaarde heeft niets met morele waarde te maken. Waar mensen naar snakken, zegt Sandel, en ik ben het daarmee eens, is naar werk dat naar waarde geschat wordt, werk dat als nuttig en op de een of andere manier bevredigend wordt ervaren.
Ik las onlangs, naar aanleiding van de veel te vroege dood van David Graeber, diens boek Bullshit jobs. Daarop vroeg ik aan mijn leerlingen wie er geïnteresseerd zou zijn om voor de rest van zijn leven aan 7000 euro netto per maand per kruiwagen een berg zand van de ene plaats naar de andere plaats te schoffelen, dag in dag uit, zonder enige verandering en zonder enig nut. 7000 euro, gaven ze allemaal toe, is een pak geld, maar de hele tijd onzinnig werk doen? Na rijp beraad bedankten ze voor mijn aanbod. Een mens wil zich nu eenmaal nuttig voelen.
Wat me brengt tot de twee oplossingen die Sandel voorstelt. Let wel, Sandels diagnose is even dik als de oplossing mager is. Wat moet er gebeuren? Ten eerste, een herwaardering van arbeid. Hij heeft hieromtrent in het verleden Zwitserland al eens als voorbeeldland genoemd. In het algemeen moet arbeid minder belast worden. Dat klinkt een beetje als wat Roland Duchâtelet in de jaren ’90 met Vivant voorstelde. Ten tweede, in plaats van arbeid excessief te belasten, belasten we beter speculaties en andere geldstromen die in se niet productief zijn, in de zin dat ze niets werkelijk produceren. Een bekend voorstel om dat probleem aan te pakken was de Tobintaks gericht tegen het soort flitskapitaal waar George Soros in 1992 op een week tijd zo’n slordig miljard dollar rijker mee werd.
Sandel citeert in dat verband een boek van een zekere Rana Foroohar, Makers and Takers, ‘makers’ en ‘graaiers’ dus. In klassieke kringen worden investeerders en bankiers als de ‘makers’ voorgesteld en steuntrekkers als ‘graaiers’. Foroohar draait die logica om en zegt dat de financialisering van de markten ervoor gezorgd heeft dat de ‘graaiers’ net die zijn die enorme winsten opstrijken zonder iets bij te dragen aan de reële economie. Met een beetje fantasie kan je bij de graaiers ook corporatocratieën zoals AB InBev en de GAFA-internetgiganten (Google, Apple, Facebook en Amazon) rekenen.
Sandel haalt het begrip ‘sin taxes’ uit de kast, letterlijk vertaald als zondetaksen, bij ons zijn ze gekend als accijnzen. Zondetaksen zijn taksen op producten met negatieve externaliteiten zoals alcohol, tabak of casino’s. Roken, drinken en gokken worden nu eenmaal niet tot de wenselijke gedragingen der mensheid gerekend. Ze hebben een hoge maatschappelijke kost. Sandels voorstel bestaat erin deze zondetaksen uit te breiden naar elke “casino-achtige vorm van speculatie die de reële economie niet helpt.” Dit in combinatie met verminderde loonheffingen. Het zijn maar voorstellen. Maar wat er volgens hem dringend nodig is, is een publiek debat over wie er nu precies een ‘maker’ is of een graaier’, een publiek debat over wat er nu precies telt als een waardevolle bijdrage aan het algemeen welzijn. Als je die boodschap bij ons politiek vertaalt, kom je algauw bij de PVDA of Vooruit. Daarom is het goed nogmaals stil te staan dat Europa Amerika niet is.
Nog niet.
Amerika is een volledige meritocratie. “Yes we can”, de American Dream, u weet wel. Het land waar men in Manhattan tot duizend dollar per uur voor bijlessen betaalt om kinderen naar de beste universiteiten te laten gaan. Dat soort land.
Maar het kan erger. Het bewijs bij wijze van uitsmijter? Sandel vermeldt een vraaggesprek met Chinese universitaire studenten over de zaak van een jongeman die een nier verkocht om een IPod te kopen. Geen enkele Chinese student scheen daar een bezwaar tegen te maken, op voorwaarde dat die jongen daar zonder druk van buitenaf voor gekozen had. Slik.
De tirannie van de verdienste is een erg leerrijk en goed boek. Wij vermeldden niet de hele geschiedenis van de protestantse werkethiek die je erin meekrijgt en een heleboel andere wetenswaardigheden rond de notie van verdienste, maar het zit er allemaal in. Een aanrader.
J.-W. Geerinck
Kernlid Liberales