De armoede van het historicisme – Karl Popper

De armoede van het historicisme – Karl Popper

In dit boekje werkte Karl Popper zijn eerdere gedachten uit over het fenomeen van – wat hij noemde – historicisme. Het werd oorspronkelijk geschreven in 1935 en meerdere malen herzien voordat Popper in 1957 de laatste editie publiceerde. Intussen schreef Popper zijn magnum opus, The Open Society and Its Enemies (1944), waarin hij de oorsprong van het idee van de historicistische filosofie beschrijft – hij voert het terug tot Plato, en via Aristoteles en Hegel tot Marx.

Ik had The Open Society and Its Enemies al gelezen en was benieuwd of The Poverty of Historicism nieuwe inzichten te bieden had. En ik kan iedereen aanraden om deze prequel van The Open Society te lezen! Popper is een van de helderste filosofen ooit – hij heeft de verbazingwekkende gave om de meest abstracte en droge materie (bijvoorbeeld logica) helder en beknopt uit te leggen. Vergelijk dit met zulke bombastische filosofen als Hegel, Nietzsche en Kant en je zult nooit meer continentale filosofen willen lezen! Dus wat is dit boek precies? The Poverty of Historicism is Poppers logische weerlegging van het historicisme. Historicisme is het idee – overigens heel oud – dat de filosoof de geschiedenis kan bestuderen om historische wetten te vinden. Door deze historische wetten te gebruiken, is de geschiedfilosoof niet alleen in staat de evolutie van de geschiedenis te begrijpen, maar ook – en belangrijker nog – profetische voorspellingen te doen over de toekomst. Dit moet echter worden verduidelijkt, aangezien deze stelling gemakkelijk verkeerd kan worden begrepen.

De historicist beweert dat de geschiedenis zich ontwikkelt volgens de wetten van de vooruitgang; de geschiedenis kent verschillende stadia en elk stadium heeft zijn eigen leidende wetten. De wetten van een bepaald stadium zijn niet van toepassing op de voorgaande of volgende historische periodes. De historicist, die in een bepaalde historische periode leeft, is daarom per definitie niet in staat de toekomst te voorspellen, maar kan slechts een algemene trend van vooruitgang en het inzicht dat een volgende fase nabij is, onderscheiden. Dit leidt de historicist tot twee opties: (1) als het volgende stadium niet aantrekkelijk is, moet de geschiedenis worden gestopt en het huidige stadium voor onbepaalde tijd worden verlengd; (2) Als de volgende fase aantrekkelijk is, moet de geschiedenis versneld worden door actief in te grijpen in de huidige fase. Dus, hoewel de historicus gelooft in een objectieve voortgang van de vooruitgang, die zich onafhankelijk van onszelf ontwikkelt (d.w.z. fatalisme), kunnen mensen met activisme ingrijpen om de vooruitgang te stoppen of te versnellen.

Gezien de abstracte ideeën die hierbij een rol spelen, is het goed om historicisme met enkele voorbeelden te illustreren. Ik noem Plato, Hegel en Marx, in navolging van Poppers eigen voorbeelden.

(1) Plato – volgens Popper de eerste filosoof die het idee van historicisme echt uitwerkte – observeerde de voortdurende verandering in de natuur en concludeerde dat alle verandering in deze wereld degeneratie is. Dit moet in verband worden gebracht met zijn Ideeën of Vormen, die perfecte noties waren van wereldse, imperfecte objecten. Deze voortdurende degeneratie betekent dat, als we een bepaalde maatschappelijke toestand hebben, de zaken alleen maar erger kunnen worden. Wat moeten we doen? We moeten de toekomstige degeneratie uitstellen door nu in te grijpen: de filosoof-koning moet dicteren hoe de maatschappij eruit moet zien en moet ingrijpen waar de zaken uit de hand beginnen te lopen. Plato betoogt in feite dat we tirannie nodig hebben om degeneratie een halt toe te roepen.

(2) Hegel was de eerste die een filosofie van de geschiedenis ontwikkelde. Hij dacht dat de geschiedenis verloopt volgens een dialectisch proces. Eerst verloopt de geschiedenis in de ene richting, dan begint een tegenbeweging de geschiedenis in de andere richting te sturen, en daarna krijgen we een soort synthese van beide bewegingen. Deze synthese is op zichzelf de volgende fase in de geschiedenis en het dialectische proces van these, antithese en synthese herhaalt zich eindeloos. Net als Plato dacht Hegel dus een historische wet te hebben ontdekt, die hem in staat stelde de geschiedenis te begrijpen als een proces van dialectiek.

(3) Karl Marx nam Hegels idee van dialectiek over en versmolt het met zijn eigen idee van materialisme. Volgens Marx wordt de geschiedenis veranderd door revoluties, die in zekere zin de prelude vormen van een nieuwe historische fase. De periode waarin hij leefde, het 19de-eeuwse Europa, zou de ineenstorting van het kapitalisme (als gevolg van interne tegenstellingen) en de revolutie zien waarin de proletariërs de controle over het kapitaal zouden overnemen en uiteindelijk zouden eindigen in de radicale gelijkheid van alle mensen.

Marx' theorie (geschiedenis is klassenstrijd) is de duidelijkste illustratie van Poppers standpunt. Marx dacht dat hij, door de economische geschiedenis te bestuderen, historische wetten had gevonden. Wanneer men deze historische wet (d.w.z. dialectisch materialisme) eenmaal heeft ontdekt, kan men deze gemakkelijk toepassen op de huidige stand van zaken om een ​​voorspelling te doen over toekomstige gebeurtenissen. Zo dacht Marx dat het einde van het kapitalisme een nieuw tijdperk van radicale gelijkheid zou inluiden. Dit was volgens Marx een onvermijdelijk historisch feit. Zoals hierboven vermeld, beweert de historicus niet dat mensen de toekomst kunnen veranderen; hij beweert wel dat men de evolutie van de toekomst kan versnellen of vertragen.

Het is gemakkelijk te begrijpen hoe men in de waan kan vervallen dat men in deze wereld wil ingrijpen om de historische vooruitgang te versnellen. Met andere woorden: laten we een revolutie beginnen om een ​​nieuwe tijd in te luiden!

Een belangrijk kenmerk van het historicisme is, volgens Popper, de wens om holistische en utopische oplossingen te bieden voor actuele problemen. De historicist wil de samenleving radicaal veranderen, alles uitroeien en helemaal opnieuw beginnen. En dit is precies wat er gebeurde in de 20ste eeuw, toen Hitler en Stalin dachten dat ze de historische wetten van (respectievelijk) ras en klasse moesten toepassen en een nieuwe, utopische samenleving in de praktijk moesten brengen – met alle gruwelijke gevolgen van dien. Holistische en utopische idee(ën) kunnen alleen maar leiden tot lijden en tragedie; als oplossing pleit Popper voor stapsgewijze sociale engineering: het nauwgezet veranderen van één variabele tegelijk, met als doel de fouten in het systeem te elimineren. Dus terwijl Lenin beweerde "je kunt geen omelet bakken zonder een paar schelpen te breken" (d.w.z. alles kan), pleit Popper ervoor om aan de knoppen te draaien om lijden te verlichten. Een veel betere kijk!

Maar terug naar de armoede van het historicisme. Popper zet eerst de positie van het historicisme uiteen, waarbij hij alle betrokken kwesties duidelijk schetst en een eerlijke uiteenzetting geeft. Daarna gebruikt hij de rest van het boek om alle argumenten te weerleggen die historicisten gebruiken om hun methode te verdedigen. In het algemeen komt het op het volgende neer.

In de sociologie zou de wetenschapper dezelfde methoden moeten gebruiken als in de natuurwetenschappen. Hij zou hypothetisch-deductieve systemen moeten gebruiken: hypothesen afleiden en vervolgens proberen deze te weerleggen met zorgvuldig gecontroleerde experimenten. Theorieën zouden toetsbaar en falsifieerbaar moeten zijn.

In de geschiedenis zou de historicus een interessant kader moeten kiezen om het historische verhaal te vertellen, waarbij hij alle irrelevante feiten weglaat. Wanneer men een historische trend tegenkomt, moet men deze niet verwarren met een natuurwet: de trend van demografische groei kan abrupt veranderen en is daarom geen universele wet, die te allen tijde en in elke ruimte geldt.

Het is dit laatste punt, aldus Popper, dat aan de basis ligt van de historische trend (woordspeling bedoeld) van het historicisme. Biologische evolutie, evenals de geschiedenis van de mensheid, zijn beide een product van de combinatie van natuurwetten en beginvoorwaarden. Dit betekent dat (bijvoorbeeld) de biologische trend van steeds complexere organismen niets meer is dan de interactie tussen (1) de beginvoorwaarden bij het ontstaan ​​van de Aarde (bijvoorbeeld de overvloed aan elementen) en (2) de relevante natuurwetten (bijvoorbeeld de natuurwetten en de wet van genetica/erfelijkheid). Met andere woorden: beweren dat de biologische evolutie op planeet Aarde een wet op zichzelf is, is een drogreden.

In wezen is De armoede van het historicisme gewoon een onderdeel van Poppers filosofie. Ik vind het geweldig dat hij een compleet nieuw systeem van logica en wetenschap bouwt en dit consequent toepast op het praktische leven. Alleen echt grote geesten kunnen een consistent, coherent en interessant wereldbeeld schetsen, en Popper is zonder twijfel een van de grootste. Hij is origineel, helder, consequent en rigoureus. Veruit mijn favoriete filosoof!

Als laatste opmerking: een zeer kort overzicht van de verbanden tussen zijn drie belangrijkste boeken. In De logica van de wetenschappelijke ontdekking (1934) werkte Popper zijn logica uit: wetenschappers zouden de hoop moeten opgeven om hun theorieën daadwerkelijk te bewijzen; ze zouden gedurfde hypothesen moeten formuleren en proberen deze te falsifiëren met experimenten en observaties. Wanneer theorieën deze tests doorstaan, worden ze bevestigd; zo niet, dan worden ze weerlegd en moeten ze worden geschrapt. Met andere woorden: wetenschappers zouden de slechte theorieën moeten uitroeien, en wat overblijft is een sterke kennisbasis. In The Poverty of Historicism (1936) past Popper deze wetenschappelijke methode toe op de sociologie en rekent hij af met de mystiek van het historicisme en alle inherente gevaren die gepaard gaan met pogingen om de mensheid te controleren en te domineren. In The Open Society and Its Enemies (1945) gaat hij dieper in op de oorsprong van het historicisme en benadert hij het vanuit een meer filosofisch en praktisch perspectief, waarbij hij laat zien hoe de filosofieën van Plato, Hegel en Marx bepalend zijn geweest voor het historicistische denken. In zijn latere werken heeft Popper deze thema's verder uitgewerkt, maar ik denk dat men gerust kan stellen dat deze drie werken de basis vormen van Poppers filosofie.

 

Recensie door Xander Niks

Karl Popper, De armoede van het historicisme, Aula, 1957

Deze tekst verscheen eerst op Goodreads en publiceren we met toestemming van de auteur.

Print Friendly and PDF
We belanden in een illiberale wereldorde – Carl Bildt

We belanden in een illiberale wereldorde – Carl Bildt