De politieke versnippering in Europa bleek een fantastisch voordeel – Paul De Grauwe
Waarom is de industriële revolutie ontstaan in Europa en niet elders? Waarom niet in China? Dat land had in 1700 een wetenschappelijk en technologisch peil bereikt dat vergelijkbaar met en soms zelfs superieur was aan Europa. En toch zou die revolutie niet daar plaatsgrijpen.
Historici en economen hebben sinds mensengeheugenis die vraag proberen te beantwoorden. Met wisselend succes. Een van de Nobelprijswinnaars in de Economie van dit jaar, Joel Mokyr, heeft mijns inziens het overtuigendste antwoord geboden. Ik moet toegeven dat ik deze econoom-historicus nauwelijks kende tot aan de aankondiging van de prijs in oktober. Het was dus tijd om mij te verdiepen in zijn geschriften. Wat ik tijdens deze vakantieperiode deed.
De centrale stelling van deze Nobelprijswinnaar is dat de Europese cultuur die ontstond na 1500, de industriële revolutie mogelijk heeft gemaakt. Die revolutie brak 200 jaar later door, eerst in Engeland en vervolgens op het Europese continent. De motor van die revolutie was de cultuur die zich in Europa ontwikkelde na 1500. Een merkwaardige stelling. We zijn allen erg beïnvloed door de marxistische visie dat de economische en technologische ontwikkelingen de cultuur bepalen. Volgens Mokyr is het omgekeerde waar.
Hoe zag dan die culturele revolutie eruit die de industriële revolutie mogelijk maakte? Het is moeilijk om die in alle details te beschrijven in dit korte bestek. Maar laat mij toch toe een poging te ondernemen.
Een eerste aanzet tot die culturele revolutie is het opborrelende inzicht dat kennis niet in de oude geschriften moet worden gezocht, maar in observatie van de natuur en het opzetten van experimenten. Door dit te doen, konden de wetten van de natuur worden ontrafeld en bleek ook dat vele geschriften uit de oudheid verkeerd waren. Galileo, Copernicus, Kepler, Vesalius en vele anderen stopten met het zoeken van de waarheid in de oudheid en kwamen zo tot revolutionaire inzichten. Het summum werd bereikt door Isaac Newton, die observaties combineerde met wiskunde en zo de wetten van de natuur ontrafelde. Tot meerdere eer van God, want voor vele intellectuele revolutionairen van die tijd, onder wie Newton, was er geen contradictie tussen wetenschap en godsdienst.
Een tweede ingrediënt van de culturele revolutie was het idee dat kennis zou leiden tot een verbetering van de materiële welvaart van de mensheid. De vooruitgangsidee was geboren die vooral in de achttiende eeuw met de verlichting zou doorbreken. Dit gaf aan de wetenschappers en filosofen van die tijd een groot maatschappelijk prestige. Een ommekeer in vergelijking met de geschiedenis voordien, toen maatschappelijke prestige was gekoppeld aan de aristocraten en de clerus.
Die intellectuele ontwikkelingen brachten een ‘markt van ideeën’ tot stand. En die markt was pan-Europees. Een globale Europese markt die leidde tot internationale interacties en tot verspreiding van de beste ideeën. De paradox was dat Europa politiek uiterst versnipperd was, in tegenstelling tot China bijvoorbeeld. Maar die versnippering bleek uiteindelijk een fantastisch voordeel. De politieke en religieuze machten verzetten zich dikwijls tegen de nieuwe ideeën en probeerden die in de kiem te smoren. Maar de politieke versnippering maakte de repressie tandeloos. Wetenschappers en filosofen verhuisden gewoon naar andere oorden.
Ten slotte leidde die culturele revolutie tot nieuwe politieke ideeën. Die waren erg liberaal en waren gericht tegen het absolutisme van het ancien régime. Ze zouden de revoluties op het einde van de achttiende en begin negentiende eeuw intellectueel voeden. De scheiding der machten, de rule of law, vrijheid en de rechten van het individu: allemaal ideeën ontwikkeld door filosofen die later wet zouden worden en tot nieuwe politieke instellingen zouden leiden, die uiteindelijk de industriële revolutie in Europa haar eigen karakter zouden geven. En zo zien we dat ideeën de wereld sturen.
Een vraag blijft nog open: kan het succes van Europa in het verleden, dat op openheid, tolerantie en vrijheid maar ook op politieke versnippering was gebaseerd, een leidraad blijven voor toekomstig succes in een wereld die zich sluit voor openheid en vrijheid, en nationalisme van het type ‘eigen volk eerst’ in het vaandel draagt?
Paul De Grauwe
De auteur is professor economie aan de London School of Economics. Zijn column verschijnt tweewekelijks in De Morgen


