Leven op een vulkaan – Ulbe Bosma
Eindelijk is daar dan een biografie van een van de meest tot de verbeelding sprekende mannen uit de negentiende eeuw: de Duits-Nederlandse ontdekkingsreiziger, indoloog, landmeter, barbier, arts, geograaf, geoloog, tekenaar, lithograaf, etnograaf, antropoloog, schrijver en botanicus, de veel te jong gestorven Franz Junghuhn (1809-1864), uomo universale bij uitstek, tijdgenoot van die andere gigant Alexander von Humboldt (1769-1859). Het is niet voor niets dat Junghuhn de ‘Humboldt van Java’ werd genoemd. En hij was een van de grondleggers van de Nederlandse vrijdenkersbeweging.
Als student keerde hij zich af van het Bijbelse geloof. Ook als student liet hij zich verleiden tot een duel waarvoor hem tien jaar gevangenisstraf werd opgelegd. Na ruim anderhalf jaar wist hij uit de gevangenis te ontsnappen om politiek asiel in Frankrijk aan te vragen. Hij werd gedwongen dienst te nemen in het Vreemdelingenlegioen en ging scheeps naar Algiers, waar hij als arts tewerk werd gesteld in een hospitaal. Het lukte hem terug te keren naar Parijs waar uiteindelijk Alexander von Humboldt erin zou slagen gratie voor Junghuhn te bepleiten bij de Pruisische koning. Uiteindelijk zou hij in opdracht van Nederland op expeditie naar Indonesië vertrekken, opnieuw in de hoedanigheid van militair arts.
Eind 1835 arriveerde onze held in Java, waar hij onmiddellijk met tal van botanische verkenningen begon en waar hij zich een meer dan verdienstelijk tekenaar betoonde. Eind 1838 werd Junghuhn benoemd tot tijdelijk lid van de Natuurkundige Commissie, waardoor hij zich volledig aan de botanie, vulkanen en het schrijven van artikelen kon wijden.
En passant krijgen we een aardig inzicht in de impact van de koloniale macht Nederland. Onthutsend eigenlijk maar Junghuhn laat zich gewoon gebruiken door de bezetter als hij de Bataklanden topografisch en volkenkundig moet beschrijven. De houtkap, waar we ons nu zulke grote zorgen om maken, begon al tijdens de kolonisatie door de Nederlanders. Junghuhn zou in deze periode hevig worden geteisterd door dysenterie waar hij zijn hele leven last van zou houden.
Over de Bataklanden zou Junghuhn het eerste standaardwerk van meer dan 700 pagina’s schrijven op basis van het principe Great Chain of Being. Eerst landschapsbeschrijvingen, dan flora en fauna en tot slot de menselijke samenleving als de meest perfecte vorm. Hij was onder de indruk van de Batakbevolking maar ze aten wel mensen en voerden veel oorlogen. De antiklerikale Junghuhn meende dat kerstening hier de beste oplossing kon bieden. Eerst en vooral als een dam tegen de toenemende islamisering.
Junghuhn was behept met de gebruikelijke raciale vooroordelen uit die tijd. Hij meende dat hitte fnuikend was voor het ontwikkelingspeil dat een volk kon bereiken en hij leunde daarbij zwaar op von Humboldt die meende dat het landschap de stemming van de mens bepaalt.
In 1844 werd Junghuhn opnieuw voorgedragen voor de Natuurkundige Commissie, ditmaal als permanent lid. Tussen haakjes: Junghuhn hield niet van gamelanmuziek, hij noemde het geraas. Dat moeten we hem maar vergeven ook al kost me dat enige moeite. We zijn aangeland in 1848 als het Junghuhn lichamelijk steeds slechter vergaat en hij door eenzaamheid en depressie geteisterd wordt. Nog steeds is er geen vrouw in zijn leven maar we worden niet gewaar of hij daar onder lijdt ofschoon hij in een dagboeknotitie vermeldt: “zonder één enkel wezen op dit eiland, dat naar mij verlangt”.
Terug in Nederland echter vindt hij zijn bruid in Johanna Louisa Frederica Koch (1827-1914). Het was waarschijnlijk niet zozeer een huwelijk uit liefde, als wel uit berekening maar zeker weten we dat niet. Omdat steeds duidelijker werd dat het Nederlanderschap in het voordeel van de Indië-expert Junghuhn zou werken, vroeg hij het Nederlands staatsburgerschap aan dat hem in 1853 werd toegekend.
Juist in deze jaren publiceerde Darwin zijn On the origine of species. Maar in de wetenschappelijke wereld bestond veel scepsis ten aanzien van een wereld zonder God. Ook Junghuhn hield het vooralsnog liever bij de Duitse romantische opvattingen omtrent de natuur, net als von Humboldt ofschoon die zelf vele bouwstenen voor de theorie had aangeleverd. Over de invloed van het klimaat op de levende en dode wereld bestond er bij Junghuhn geen enkele twijfel. Van meet af aan hekelde hij de enorme ontbossing in de Indonesische archipel en de daaruit voortvloeiende uitdroging. De Javaanse boer had evenwel lak aan zijn standpunt, die had behoefte aan landbouwgrond om tabak te verbouwen.
Ten onrechte meende Junghuhn dat alle ziekten die de mens in de tropen bedreigden een gevolg waren van de grote hitte. Maar dat kwam toch vooral doordat men in zijn tijd de malariaparasiet, de virussen en bacteriën nog niet als ziekmakers kende. De biograaf meent dat het misverstand dat de Javaan zelf hier niet onder leed, een wel degelijk racistisch standpunt was maar dat lijkt mij wel erg kort door de bocht. Niettemin, rond 1830 vond 80 procent van de koloniale militairen die uit Harderwijk naar Indië vertrokken, op Java een zeker graf! Pas in 1897 zou de Britse arts Ronald Ross de malariamug ontdekken. Wel wist men al dat kinine de symptomen van de ziekte kon bestrijden. Het was de vriend en medebotanicus Hasskarl die erin slaagde de kinaplant uit Peru te smokkelen en in Indonesië te introduceren maar daarna ging er van alles fout en liet Junghuhn uiteindelijk het slechtste van zijn karakter zien. Maar daarvoor zult u zelf deze overigens voortreffelijke biografie dienen te lezen. Junghuhn zou zich intensief met de kinabast bezighouden. Hij zou internationaal erkend en gelouterd worden om zijn prestaties op dit vlak.
Ofschoon Junghuhn vermoedelijk nooit iets van Spinoza gelezen heeft presenteerde hij zich als een wetenschapper die wetenschap als een levensbeschouwelijk fundament zag en die ieder religieus dogma van de hand wees; een vrijdenker pur sang dus. Leibniz meende dat niets zonder noodzaak geschiedde. Dankzij de goddelijke regie kan ondanks de vrije wil van de mens (die tot zoveel kwaad in staat of geneigd was gebleken) alles volgens Gods plan verlopen. Dit werd het theodicee genoemd, waarin de menselijke vrije wil tot kernelement gemaakt werd. De schepping is dus niet perfect maar wel de beste van alle mogelijke werelden. Net als leibniz geloofde ook Junghuhn dat de mens een vrije wil had, als onderdeel van een hoger plan. In zijn ogen heeft het universum niet alleen een oorzaak maar ook een doel.
Junghuhn geloofde in een bezielde natuur maar moest niets hebben van animisme of een christelijke kerk. In zijn ogen functioneerde de natuur wetmatig. Hij zag de mens als enige bewust van het eigen bestaan en in staat te kiezen tussen goed en kwaad.
In 1854 verscheen van Junghuhn diens Licht- en schaduwbeelden uit de binnenlanden van Java, dat voor sommigen geldt als het startpunt van de Nederlandse vrijdenkersbeweging. Niettemin bleef Junghuhn overtuigd van één ondeelbare God. Hij meende dat een rationeel mens ook een religieus mens kan zijn. Uitgever Günst zou uiteindelijk in 1855 besluiten tot de oprichting van De Dageraad, al snel gevolgd door een vereniging met dezelfde naam.
Op 24 april 1864 overleed Junghuhn, vijfenvijftig jaar oud. Spoedig zou de evolutieleer van Darwin en Wallace het goddelijke plan van Junghuhn definitief vervangen.
Ulbe Bosma, bijzonder hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit, schreef een fraaie biografie, een eerbetoon aan een grote wetenschapper, Franz Junghuhn. Dit is het boek waarnaar ik al heel erg lang op zoek was. Naam en roem van deze pionier hadden mij al lang bereikt, pas dit jaar verscheen deze biografie. Ik heb ervan genoten.
Recensie door Enno Nuy
Ulbe Bosma, Leven op een vulkaan, Frans Junghuhn, een biografie, Atheneum-Polak & Van Gennep, 290 pagina’s