Weerbare democratie - Bastiaan Rijpkema

Weerbare democratie - Bastiaan Rijpkema

‘We komen het parlement binnen om ons te bewapenen met de wapens van de democratie. Als een democratie dom genoeg is om ons vrije doorgang te verschaffen, en een salaris, dan is dat hun probleem. Het maakt ons niet uit. Elke manier waarop wij de revolutie kunnen voltrekken is voor ons welkom. (...) Wij komen niet als vrienden of in een neutrale hoedanigheid. Wij komen als vijanden. Zoals een wolf een schaap aanvalt, zo komen wij ook,’ zo schreef Joseph Goebbels in 1928 over de intrede van nazi-vertegenwoordigers in het Duitse parlement. Vijf jaar later, op 23 maart 1933, keurde ruim twee derde van de vertegenwoordigers van de Rijksdag de Ermächtigungsgesetz goed waardoor Hitler wetten kon goedkeuren, zelfs als die ingingen tegen de grondwet. Daarmee had het Duitse parlement volgens de regels van de democratie – maar wel met straatgeweld, intimidatie en opsluiting van communisten – zichzelf buiten werking gesteld en kwam er een einde aan de democratie.

In 1936, drie jaar na het aan de macht komen van de nazi's in Duitsland, hield de Nederlandse sociaal-democratische politicus George van den Bergh een opmerkelijke toespraak onder de titel De democratische Staat en de niet democratische partijen. Daarin wees hij op de paradox van de democratie die niet toestaat dat men geweld gebruikt tegen de democratie, maar wel politici toestaat die openlijk verkondigen dat ze de democratie willen vernietigen. De kern van zijn betoog betrof een juridisch redenering tot het wettelijk verbieden van anti-democratische partijen. De spreker weigerde zich immers neer te leggen bij de schijnbaar onstuitbare opmars van totalitaire regimes zoals het communisme in Rusland en het nazisme in Duitsland, en de zwakke reactie daarop vanuit parlementair democratische hoek. De toespraak zorgde destijds voor heel wat weerklank in de pers, maar verdween nadien uit het collectief geheugen. Dr. Bastiaan Rijpkema haalt ze opnieuw aan in zijn boek Weerbare democratie waarin hij op zoek gaat naar de grenzen van democratische tolerantie.

‘Democratie kan zichzelf grote schade toebrengen en kan, in sommige gevallen, zelfs haar eigen ondergang inluiden,’ schrijft Rijpkema. Dat was bijvoorbeeld het geval in 1991 toen het Front Islamique du Salut (FIS) in Algerije op het punt stond een tweederde meerderheid te halen bij de parlementaire verkiezingen, en daarmee van plan was het land in een islamitische staat te veranderen. Toen greep het leger in. Maar mag een democratie wel antidemocratische partijen verbieden? Het gebeurde in West-Duitsland dat in de jaren vijftig de Socialistische Reichspartei (in de praktijk een opvolger van de NSDAP) en de Kommunistische Partei Deutschland verbood. Rijpkema gaat in zijn boek naar de politiek-filosofische en juridische rechtvaardiging om dergelijke partijen die een gevaar betekenen voor de democratie, buiten spel te zetten. Anders gezegd, hij gaat op zoek naar de betekenis en de justificatie van een ‘weerbare democratie’.

In zijn oratie wees Van den Berg op de volgende wezenlijke kenmerken van een democratie: de geestelijke vrijheid, de gelijkheid voor de wet en haar zelfcorrigerend vermogen. Wie van plan is om een van die grondbeginselen aan te tasten, sluit zichzelf uit van het democratische spel en mag als partij verboden worden. Die eerste beginselen zijn duidelijk, maar Rijpkema gaat in zijn boek vooral in op dat zelfcorrigerend vermogen. Het doel van een partij om de democratie af te schaffen, is juist de stap die niet vatbaar is voor democratische zelfcorrectie. Zelfcorrectie omvat drie beginselen. Vooreerst ‘evaluatie’ die gewaarborgd wordt door actief stemrecht en vrije, geheime en periodieke verkiezingen. Ten tweede ‘politieke concurrentie’ die mogelijk wordt gemaakt door passief kiesrecht en de vrijheid van vereniging. Ten derde ‘vrijheid van meningsuiting’ als een zelfstandig grondrecht dat niet kan worden afgeschaft. Een partij die een van deze minimumvereisten wil afschaffen of aantasten, brengt daarmee het zelfcorrigerend vermogen van de democratie in gevaar en mag verboden worden.

Niet iedereen is het met deze visie eens. Volgens de Oostenrijkse rechtsfilosoof Hans Kelsen mag een democratie zichzelf niet handhaven tegen de wil van de meerderheid in. Voor Kelsen gaat het gewoon om het tellen van de stemmen en wie er het meeste haalt, kan beslissen om de democratie af te schaffen. Maar Rijpkema haalt John Stuart Mill, Carl Schmitt (voor zijn nazi-periode), John Rawls, Alexander Kirshner, Svetlana Tyulkina en vooral Karl Popper aan, die elk op hun manier argumenten gebruik(t)en voor een weerbare democratie. Zo wees Popper op het gevaar van de tolerantie voor de intoleranten en het gevaar dat meerderheden kunnen besluiten om een tiran aan te stellen. Het wezen van een democratie is juist het voorkomen van een tirannie. Voor Popper is de democratie niet het doel op zich maar wel de open samenleving en de democratie is daartoe het beste middel. Want alleen een democratie schept een kader waarin permanente hervormingen mogelijk zijn en waarbij men de leiders die niet ontvankelijk zijn voor kritiek kan wegstemmen. Dat alles maakt dat ‘verzet in naam van de open samenleving gerechtvaardigd is,’ aldus Popper.

Wanneer of in welk stadium mag een antidemocratische partij dan verboden worden? In het geval van Hitler heeft men niet opgetreden en was een verbod na zijn legitieme aanstelling als kanselier te laat. Volgens politicoloog Alexander Kirshner ‘moet je, om antidemocraten te bestrijden, optreden voordat ze in de positie zijn om antidemocratische wetgeving door te voeren.’ Het is een vorm van zelfverdediging die niet te laat mag komen, zoniet schiet ze haar doel voorbij. Toch bestaat er een consensus dat men best zo lang mogelijk wacht met ingrijpen. Een andere vraag is of ingrijpen enkel van toepassing is op politieke partijen? Volgens de juriste Svetlana Tyulkina is een weerbare democratie ook relevant bij dreiging door religieus extremisme. ‘Wanneer religie in een politieke ideologie verandert, kan dit een serieuze bedreiging voor een democratie opleveren,’ aldus Tyulkina. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verbood in 1997 alvast de Turkse Refahpartij wegens haar vijandigheid tegenover het seculiere karakter van de Turkse staat. Eén van de argumenten tegen Refah was dat het streefde naar de invoering van de sharia in Turkije. De auteur gaat er niet op in, maar deze visie lijkt me interessant in de discussie over een mogelijk verbod van het salafisme en het wahabisme ter bescherming van de democratie.

Weerbare democratie is in elk geval een belangrijk boek dat de aanzet kan vormen voor discussies zoals hiervoor geschetst. De kracht van Rijpkema’s argumentatie is dat hij zich niet laat leiden door politieke of emotionele elementen, maar zich strikt houdt aan politiek-filosofische en juridische beweegredenen. Het boek moet dan ook breed gelezen worden door politici, juristen en al wie begaan is met onze democratische samenleving die er dan ook de nodige conclusies moeten uittrekken. ‘Een weerbare democratie vraagt ook om weerbare democraten,’ zo eindigt Rijpkema zijn boek, en hij heeft gelijk.  

 

Bastiaan Rijpkema, Weerbare democratie, Nieuw Amsterdam, 2015

Recensie door Dirk Verhofstadt

mailto:verhofstadt.dirk@telenet.be

Print Friendly and PDF
Europeana - Patrik Ourednik

Europeana - Patrik Ourednik

Op denkles - Sebastien Valkenburg

Op denkles - Sebastien Valkenburg