Het ethisch gen - Bob Michiels

Het ethisch gen - Bob Michiels

U weet wat men zegt, als men op zijn twintigste geen communist is, heeft men geen hart, en als men op zijn vijftigste geen kapitalist is, heeft men geen verstand. Soms hebben wij de neiging om opnieuw de echt linkse rakker te worden uit onze jeugd. Dat overkomt ons na het kijken van Noam Chomsky filmpjes, na een strijdbare Michael Moore documentaire of na een Facebookpost van mensen met een groot hart zoals de Antwerpse huisarts Elly van Reusel.

Diezelfde neiging tot verlinksing bekroop ons na het lezen van Het ethisch gen. De auteur Bob Michiels (geboren 1950) laat zich erin kennen als een combinatie van een vrijheidsminnende doch teleurgestelde liberaal en een naar gelijkheid strevende idealistische socialist. Dit is zijn tweede boek, het eerste was Terra socialis (2018), een boek dat wij van Liberales niet bespraken maar waarvan wij vermoeden dat de these van de auteur, namelijk dat de mens intrinsiek goed is, uitgewerkt wordt. Met die these over de ingebakken goedheid van de mens plaatst hij zich in de traditie van De supersamenwerker (2016) van de onlangs overleden Dirk van Duppen en het veel populairdere werk van Rutger Bregman, De meeste mensen deugen (2019).

Persoonlijk geloven wij zeer zeker in de intrinsieke goedheid van het gros der mensheid maar evengoed in hun intrinsieke intellectuele beperktheid en hun aangeboren volgzaamheid die grenst aan het slaafse. Hierdoor ontstaat de gevaarlijke situatie dat er niet meer nodig is dan welgeteld een enkele slechte doch charismatische mens om een heel land mee te zuigen in een apocalyps van doem en vernieling. Men denke maar aan Hitler, Pol Pot, Mao, Stalin of Lenin. Wat dat betreft volgen wij de Britse denker John Gray die – contra blinde vooruitgangsoptimist Steven Pinker – volhoudt dat wij te allen tijde maar een haarbreed van de barbarij verwijderd zijn.

Het zijn die twee tegengestelde optimistische en pessimistische wereldvisies en mensbeelden die voor heel wat onenigheid zorgen over de weg die we in post-coronatijden moeten volgen. Wij zijn het met Michiels eens dat 'de kapitalist' wel zal merken dat als de laatste boom geveld is, en de laatste vis gevist, hij zijn geld niet kan opeten. Wij zijn net als Michiels van mening dat het nadenken geblazen is over welke wereld wij onze kinderen willen nalaten en dat het schadebeginsel dient uitgebreid te worden naar intergenerationele gerechtigheid. Wij zijn het roerend met hem eens dat politici niet altijd de beste langetermijnoplossingszoekers zijn. Zijn zij niet in de eerste plaats bezig met herverkozen te geraken?

Maar het ontplooiingsliberalisme van het trio John Rawls, Amartya Sen en Martha Nussbaum dat Michiels in zijn boek verdedigt, vinden wij a) te weinig concreet en b) te veel vastzitten in eigen bubbel. Het pleidooi voor een morele economie zonder bezuinigingsdrift is naar onze mening iets te vrijblijvend en zijn meliorisme, de overtuiging dat we sowieso afstevenen op een betere wereld, iets te zweverig. Bovendien moet de auteur toch beseffen dat België veel te klein is om de “copernicaanse omwenteling van waarden” die hij beoogt, alleen hier te bewerkstelligen? En zijn overtuiging dat alle heil van het onderwijs dient te komen, is dat niet een beetje zoals dromen van een nieuwe Sovjetmens, mooi maar onrealistisch?

Een beschrijving van de stand van zaken krijgen we in dit boek zeker. Het probleem van de salariswagens, falende justitietoestanden (een drugsbaron die zijn boete van 6,4 miljoen euro mag terugbetalen a rato van 20 euro per maand?), lintbebouwing, landschapsversnippering, ja zelfs de mode van de opzettelijk gescheurde jeans komen aan bod. Alles wat mis gaat in ons kleine België, passeert de revue.

Voor ons liberalen is de toegevoegde waarde van dit boek een uitgebreide en diepgaande analyse van het liberalisme waarin prangende vragen gesteld worden als: wat bedoelt een liberaal precies met vrijheid? De vrijheid om zieke kinderen te verplegen in Afrika? Of de vrijheid om de hele dag televisie kijken op de bank? Is ons dat moreel gezien om het even? Zolang het maar om een vrije keuze gaat? Dat soort spiritueel leeg liberalisme hebben wij op deze pagina's al eerder aangekaart en wij vinden dat samen met Michiels laakbaar.

Het is niet omdat Michiels streng is voor de liberalen dat hij minder streng is voor de linkerkant van het politieke spectrum. Hij is voorstander van het degressief maken van de werkloosheidsuitkeringen en echoot het verwijt dat de socialisten in Antwerpen tot een 'allochtonenpartij' zou verveld zijn. Hij heeft het nog net niet over biefstuksocialisme. In Zwarte Piet ziet hij dan weer geen graten, daar verbazen wij ons enigszins over.

Wij krijgen op het einde van het boek de indruk dat de auteur in 2024 nog steeds niet zal weten op wie te stemmen. Misschien is het feit dat hij de uitspraak dat “sociaaldemocraten links-liberalen zijn die het écht menen” tot drie maal toe citeert wel veelbetekenend. Zijn teleurstelling met de liberale familie steekt hij niet onder stoelen of banken als hij de immer scherpzinnige Liesbeth Van Impe aanhaalt die nog niet zo lang geleden genoeglijk zei dat de "belofte lijkt te zijn dat als je N-VA stemt, je er de Open VLD gratis en voor niets bij krijgt." Ouch.

Uiteraard is er veel kritiek op het neoliberalisme. Maar anders dan bijvoorbeeld Paul Verhaeghe, de grootste criticus van die volgens hem verderfelijke doctrine, voorziet Michiels historische achtergrond. Zo is hij voldoende thuis in de materie om Adam Smith, u weet wel, de man van de 'onzichtbare hand', terecht als iemand die kritisch was voor het ongebreideld kapitalisme aan te duiden. Kritiek op het kapitalisme mag er ook van ons heus wel zijn. Ten eerste bestaat het ongebreideld kapitalisme in het westen eigenlijk de facto al lang niet meer. Ten tweede gaan er ook in het hart van het kapitalisme stemmen op om blinde winstmaximalisatie te beteugelen. Of wat dacht u van de kop "Capitalism: time for a reset" die september vorig jaar de frontpagina van de Financial Times sierde?

Er werden de laatste maanden een resem boeken geschreven over hoe we na de coronacrisis onze samenleving moeten organiseren. Sommigen onder ons hebben de lockdowntijd goed besteed. Naast het boek dat we hier bespreken was er ook Wat na corona? Brief aan Vlaanderen van Bleri Lleshi; De goede kant op? Kansen na corona van Meyrem Almaci en Petra De Sutter; en Pandemic! van Slavoj Žižek dat nog geen vertaling kreeg.

Toch raden wij specifiek Het ethisch gen aan.

Het mag dan wel in eigen beheer uitgegeven zijn, het kreeg een goede eindredactie. Dat het notenapparaat beter had gekund en een index ontbreekt, nemen we er voor lief bij. Het boek is zeer geschikt voor wie een snelcursus Belgisch politiek landschap voor gevorderden zoekt. Het blikt evenveel voor- als achteruit en is gebouwd op een mooi filosofisch fundament. Wij staken er heel wat van op.

Maar zijn we ook verlinkst? Tijdens het lezen zeer zeker wel. Maar nadien namen wij – bij wijze van tegengif – een portie Chomsky-kritiek tot ons en werden wij weer even links als voorheen.

Heterodox links dus.

Bob Michiels, Het ethisch gen. Uitgeverij Aspekt, 2020.

Recensie door Jan-Willem Geerinck

Print Friendly and PDF
Passionele moord -Sara De Mulder

Passionele moord -Sara De Mulder

De zin van corona - David Van Turnhout

De zin van corona - David Van Turnhout