Over vrijheid -Maggie Nelson

Over vrijheid -Maggie Nelson

Het was een interview in De Morgen dat me deed besluiten om Over vrijheid (2021) van Maggie Nelson te schrijven. Ik weet niet precies meer wat mijn aandacht prikkelde, waarschijnlijk het woord queer.

Het woord queer neemt al geruime tijd een centrale plaats in mijn vocabularium in. Queer. In het Nederlands vertaalde je het vroeger als vreemd of eigenaardig maar tegenwoordig staat het voor seksueel anders.

In de jaren negentig werd de term in Westerse universiteiten voorwerp van een heuse theorie, een wereldbeeld. Men noemde die nieuwe discipline queer theory. Toen ik in 1996 voor het eerst het grote boek van het internet opensloeg – ik was er vroeg bij – lag het woord queer daar op mij te wachten. Ik vond het waarschijnlijk na een paar dagen al. Maar het is evengoed mogelijk dat ik het in het magazine Wired las of in HUMO toen Camille Paglia geïnterviewd werd naar aanleiding van de vertaling van Het seksuele masker (1990).

Queer, of seksueel anders-zijn, is iets dat me altijd al beziggehouden heeft. Het veroorzaakte ook ten dele de breuk met de moeder van mijn kinderen die niet langer tegemoet wenste te komen aan mijn queer verlangens. En gelijk had ze. Maar genoeg over mezelf, dit is niet mijn autofictie, het is die van Maggie Nelson.

Ik heb ontzettend genoten van Over vrijheid en ik vind het dan ook verwonderlijk dat ik Nelson niet eerder op het spoor kwam, temeer omdat haar eerdere boek De argonauten bij ons reeds in 2016 een vertaling kreeg die niet onopgemerkt bleef.

Over vrijheid draagt in het Engels de titel On freedom - four songs of care and constraint. Het boek gaat dus niet alleen over vrijheid, maar ook over zorg (care) en beperking (constraint). In het Nederlands heeft men die nuance in de titel helemaal laten varen en krijgen we Over vrijheid, in kunst, seks, drugs en klimaat. Weg zorg, weg beperking, hoewel die in het boek nog evenveel voorkomen, gezien de auteur eerst zinnens was een boek over zorg te schrijven.

Vrijheid – ik moet het u niet zeggen – staat in een kwaad daglicht tegenwoordig. Voor liberalen is dat geen goed nieuws vermits vrijheid de kern van hun wezen uitmaakt. Toch is het goed af en toe echt stil te staan bij het begrip zelf.

Dat vrijheid een in de kern omstreden concept is, heeft Nelson goed begrepen. Kunst is ook zo’n in de kern omstreden concept. Net als vrijheid is het geen waardenvrij concept, nee het is de locus van een strijdtoneel. Kunst, net als vrijheid, draagt van nature een positieve connotatie, de strijd wordt gestreden om wat er onder valt, en wat er niet toe behoort. Tijdens corona werd dit duidelijk in verband met vrijheid; toen wilden sommige mensen de vrijheid zich niet te laten vaccineren, terwijl anderen het hadden over de vrijheid niet besmet te geraken.

Dat kan je uitbreiden naar andere strijdtonelen. De vrijheid om een vuurkorf in je tuin aan te steken of de vrijheid om geen slachtoffer te worden van fijn stof? De vrijheid om overal je auto te gebruiken of de vrijheid om door de binnenstad zonder hinder van auto’s rond te slenteren? De vrijheid om te consumeren of de vrijheid om de aarde van verdere plundering te vrijwaren? Over welke vrijheid hebben we het?

Nelson is er duidelijk over.

Als vrijheid tot het ‘ik’-domein behoort dan maakt zij duidelijk dat ze meer gelooft in ‘wij’ dan in ‘ik’. Zo zegt ze het: ‘het uitgangspunt van mijn boek is dat ons hele bestaan, inclusief onze vrijheden, stoelt op een ‘wij’ in plaats van een ‘ik’.’ Zij kiest dus voor een soort vrijheid die vandaag opgang maakt bij progressieven en die vooral de kaart van de zorg en beperking kiest.

Gelukkig laat ze in de hoofdstukken over ‘seks’ en ‘drugs’ veel ruimte voor het ‘ik’.

Een waarschuwing. Dit is een Amerikaans boek, het geeft een Amerikaans perspectief, dus als de auteur schrijft dat er een ‘zorgcrisis [is] die in de hand is gewerkt door raciaal kapitalisme en neoliberalisme’ dan heeft zij het over Amerikaanse toestanden waar mensen geen ambulance durven bellen omdat ze vrezen dat ze voor dat ene ritje de rest van hun leven zullen moeten afbetalen. In West-Europa is iedereen verzekerd en is een ambulance nagenoeg gratis. Nelson streeft ‘sociale gelijkheid’ en ‘rechtvaardigheid’ na en als liberaal vind ik dat we dat – hier in West-Europa althans – reeds grotendeels bereikt hebben, dat de gelijkheidsmachine hoogstens nog wat fine-tuning nodig heeft.

Nog een waarschuwing. Dit had evengoed een boek kunnen zijn dat bol stond van de term ‘woke’ maar ik hield het goed in de gaten en de term komt er nergens in voor.

Het boek is over de ganse lijn verstrengeld met het verhaal van het persoonlijk leven van de auteur en daar waar die verstrengeling het meest uitgesproken is, las ik het met het grootste plezier. Dat waren de hoofdstukken over drugs en seks en die vond ik magistraal goed. Alles wordt filosofisch onderbouwd en daarom noemt men haar genre ook autotheory. Je wordt helemaal in de wereld van Maggie meegezogen en tegelijkertijd met de namen van tig queer theoretici om de oren geslagen.

Over verstrengeling gesproken. Ook verknoping en vervlechting zijn vaak gehoorde woorden in het boek, termen die je ook tegenkomt in het oeuvre van de betreurde Joost Zwagerman.

En nu we het toch over woordenschat hebben, Nelson schuwt de moeilijke woorden niet: somatisch, metabolisch, inchoatief en ontologisch passeren de revue. Voor ontologisch gebruik ik vandaag liever ‘wezenlijk’. Metabolisch en inchoatief had ik als auteur vermeden en anders omschreven. ‘Somatisch’ levert dan wel weer een prachtige zin want er staat ‘[Politiek] is somatisch: onze libidineuze opwellingen sijpelen weg’.

Kunst

Het boek opent met een hoofdstuk over kunst en – hoewel interessant – is het voor een Europeaan moeilijk te volgen in die zin dat het over kunstdiscussies gaat die in de Verenigde Staten het nieuws domineerden, maar hier niet aan bod kwamen; meestal verhalen van witte kunstenaars die thema’s behandelen die de gekleurde diaspora aanbelangen.

Zo heb je Sam Durant (1961) die met zijn Scaffold (2012) een galg nabouwde die de dood heeft betekend van veel mensen van kleur. Er is Dana Schutz’s Open casket (2016), een schilderij van Emmett Till, een zwarte veertienjarige jongen die in 1955 afgetuigd en gelyncht werd omdat hij een witte vrouw zou hebben pogen te versieren. ‘Open casket’ verwijst naar de open doodskist waar het tot moes geslagen gezicht van de puber getoond werd.

Nelson besluit dat witte kunstenaars zoals Durant en Schutz toondoof zijn voor ‘kwesties waar andere mensen al hun hele leven mee worstelen’ en ze lijkt witte kunstenaars aan te raden dat veld voor andere, meer betrokken partijen, open te laten.

Seks

Het tweede hoofdstuk is getiteld ‘ballade van seksueel optimisme’ en op pagina 93 worden wij reeds aangenaam verrast als Nelson de feministische gemeenplaats ‘seks is goed’ afwijst.

Maar vooral het hoofdstuk getiteld ‘Darkrooms’ is een parel; bijvoorbeeld als Nelson het heeft over hoe vrouwen hun ‘verlangens vaag houden’ en over ‘de magie van aantrekken in plaats van najagen.’

Heel het hoofdstuk barst van de interessante observaties: ‘alcoholist of niet, de meeste mensen drinken deels om de loodzware last van onze wil te verlichten’ en om ‘alles maar te laten gebeuren’.

Ook in #metoo zaken (net zomin als het woord ‘woke’ gebruikt Nelson het woord ‘metoo’) toont Nelson zich van een verrassende kant. Ze beweert dat ze razend zou zijn geworden indien de zanger van een bekende band haar seksueel zou afgewezen hebben omdat hij niet wenste van zijn privileges gebruik te maken.

En dan is er de prachtige passage van Maggie als zestienjarige in een relatie met een oudere jongen of man met een lichte maar besliste voorkeur voor vernedering en hoe ze die sadomasochistische scènes tijdens het masturberen voor haar geestesoog afspeelt.

Heel de genderkwestie, over de vrijheid op dat gebied eigen keuzes te maken, wordt niet behandeld, wat vreemd is, maar misschien toegeschreven kan worden aan het feit dat dat thema uitvoerig in De argonauten (2015) behandeld werd, een boek dat ik tijdens het schrijven van deze recensie lees.

Nelson lijkt de boeken te lezen die niemand anders leest en ik ben er haar dankbaar om. Ik krijg het gevoel dat wat zij gelezen heeft, ik niet meer hoef te lezen omdat ik toch de essentie meegekregen heb. Daar zit obscuur werk bij zoals Straight life (1979), de autobiografie van muzikant Art Pepper, het enige boek dat ze kent, beweert ze, waar verkrachtingen uit het oogpunt van de dader geschreven zijn. Verder komt er een zeer uitgebreide plotbespreking en analyse van de ongemeen grensoverschrijdende roman Like being killed (1998).

Tijdens het lezen kan ik niet anders dan vaststellen dat hoewel Nelson slechts acht jonger is dan mezelf, de wereld in die acht jaar werkelijk veranderd is en dat ik daar alleen maar blij om kan zijn, misschien ook omdat er nergens flauw gedaan wordt. Het lijkt alsof ik zat te wachten op iemand als Nelson om me te verzoenen met een aantal maatschappelijke evoluties. Gebracht door haar, zet ik mijn conservatieve alter ego met plezier even aan de kant.

Drugs

Ook het hoofdstuk drugs is fris en geeft blijk van een onalledaags wereldbeeld. Terwijl ik het lees realiseer ik me hoe pover het gesteld is met de Nederlandse letteren. Ik kom de betekenis van addictus aan de weet: slaaf, iemand die niet meer meester over zichzelf is en toegewezen wordt aan iemand anders. Op pagina 156 vertelt Nelson dat ze drugsliteratuur weliswaar graag heeft, maar vindt dat een aantal getuigenissen van mannelijke drugsverslaafden geen toonbeeld zijn van ‘machobevrijding’ maar eerder ‘expliciet gefeminiseerde ervaringen van afhankelijkheid, fragmentatie, vernedering, dwang en penetratie’. Op dat moment vind ik het verwonderlijk dat Nelson zich nog zo essentialistisch toont door dat soort ervaringen als expliciet ‘vrouwelijk’ te beschrijven.

De getuigenis van Nelson zelf, hoe ze met alcohol stopte is herkenbaar voor iemand die een paar jaar geleden dezelfde stap zette.

Klimaat

Het hoofdstuk over het klimaat is het minst bevredigend. Er wordt gesproken over ‘onvrijheden’ en ‘verstoringen’ omdat we ons zo laat zijn beginnen bekommeren om het klimaat. Dat klopt. Ik vind het prettig om te merken dat Nelson aan dezelfde eco-fascistische fantasieën leidt als ikzelf. Er worden opmerkingen gemaakt dat klimaat en queer goed te combineren vallen, want queer mensen planten niet voort. Dus logisch dat die twee elkaar vinden. Niet dat ze het over anti-natalisme heeft want een van de zaken die haar generatie queer denkers binnenbrengt is het verlangen voort te planten en er zijn mooie passages over haar opgroeiende zoon.

Wonderlijke samenhang

Over vrijheid is een bijzonder bevredigend boek en getuigt van een wonderlijke samenhang. Het brengt verrassende inzichten en onverwachte verwijzingen zoals The myth of freedom (1976) van boeddhist Chögyam Trungpa.

Ik verwachtte me de hele tijd aan Zappa’s even beroemde als onvertaalbare bon mot, ‘if we cannot be free, at least we can be cheap’, maar het kwam niet. Maar ja, wat wil je, het is dan ook niet mijn autofictie, noch mijn autotheorie, maar die van de best wel geniale Maggie Nelson.

Over vrijheid (2021) van Maggie Nelson verscheen in een vertaling van Nicolette Hoekmeijer bij Atlas Contact.

Jan-Willem Geerinck is kernlid bij Liberales.

Print Friendly and PDF
Het asielrecht is niet alleen een wettelijke, maar ook en vooral een morele verplichting - Celia Groothedde en Dirk Verhofstadt

Het asielrecht is niet alleen een wettelijke, maar ook en vooral een morele verplichting - Celia Groothedde en Dirk Verhofstadt

Op reis naar een dictatuur – Jef Druyts

Op reis naar een dictatuur – Jef Druyts