Het oude paradigma heeft gefaald – Paul De Grauwe

Het oude paradigma heeft gefaald – Paul De Grauwe

Onlangs nam ik deel aan een conferentie van het Forum New Economy in Berlijn. Dat is een jaarlijkse bijeenkomst van economen die zoeken naar een nieuw economisch paradigma. Je zult zeggen: daar zijn economen al honderden jaren mee bezig. Hebben ze dan het juiste economische paradigma nog altijd niet gevonden? Ik begrijp het scepticisme van de lezer wel. Maar economie is een uiterst moeilijke wetenschap. Economen blijven dus zoeken.

In de jaren 80 van de vorige eeuw dachten ze het juiste paradigma te hebben gevonden. Dat was het paradigma van de aanbodeconomie. Dat stelde dat de aanbodzijde van de economie moest worden aangewakkerd. Dat zou het best gerealiseerd worden door de bedrijven zo vrij mogelijk te laten en ze zo weinig mogelijk te belasten. Want die bedrijven die vrij en vrolijk hun winst maximaliseren, zouden die winsten investeren. Dat zou tot nieuwe producten en diensten leiden en de tewerkstelling aanwakkeren. De economische groei zou stijgen. Het was de triomf van Adam Smith, die stelde dat als iedereen zijn eigen winst maximaliseert, de welvaart van de maatschappij in haar geheel zou stijgen.

Opdat dit allemaal goed zou functioneren moest de overheid haar begroting in evenwicht houden. Anders zou het subtiele raderwerk van die aanbodeconomie verstoord worden. De overheid moest dus continu de tering naar de nering zetten door te bezuinigen op de uitgaven.

Dat mocht zeker niet gebeuren door een verhoging van de belastingen. Integendeel, de belastingen van de bedrijven moesten dalen en ook de hogere inkomens moesten ontzien worden, want die dragen het meeste bij tot de maatschappelijke welvaart. Dat leidde tot een dramatische daling van de vennootschapsbelastingen en van de toptarieven in de personenbelastingen.

Groei neemt af

Vandaag kan worden gesteld dat dit oude paradigma heeft gefaald. De stijging van de economische groei die ons werd beloofd is er niet gekomen. Integendeel, de economische groei is stelselmatig gedaald. Vooral in Europa, waar de economische groei nu minder dan de helft bedraagt dan voor 1980.

Wat zijn de oorzaken van die mislukking? Hier is de belangrijkste. De toepassing van het oude paradigma heeft geleid tot een herverdeling van het inkomen uit arbeid naar het inkomen uit kapitaal. De aandeelhouders, en in hun spoor de topmanagers die door winstdeling aangespoord werden om absolute prioriteit te geven aan de winst, zijn rijk geworden. Om dit mogelijk te maken moest loonmatiging afgedwongen worden en moesten de belastingen op de winst en op de topinkomens naar beneden. Dat is gelukt.

Die herverdeling heeft tot een grote macro-economische verstoring geleid. Er zijn niet zoveel aandeelhouders en topmanagers. Ze worden wel alsmaar rijker, maar als groep consumeren ze onvoldoende. Loonmatiging en de constante druk op de overheid om te bezuinigen zijn er ook niet op gericht de vraag aan te wakkeren.

Het gevolg is ook dat investeringen uitblijven, want bedrijven investeren slechts als ze een groei van de vraag verwachten. Maar die bleef uit. Europa is nu in stagnatie beland.

Rol van de overheid

Hoe hieruit te geraken? Dat was ook de vraag die we ons in Berlijn stelden. Niet door het marktsysteem overboord te gooien. Wel door terug te grijpen naar een aantal keynesiaanse principes die in het oude paradigma in de prullenmand waren gegooid.

Een eerste principe is opnieuw een centrale rol te geven aan de overheid om de vraag aan te wakkeren. Dat moet in eerste instantie gebeuren door meer publieke investeringen, die gerust mogen gefinancierd worden door schuld.

De evidentie is dat die overheidsinvesteringen private investeringen aanwakkeren. Dat leidt tot meer economische groei en meer overheidsinkomsten en zo tot terugverdieneffecten die vele malen hoger zijn dan de terugverdieneffecten van het gepruts aan de aanbodzijde. De fixatie in Europa op bezuinigen heeft het omgekeerde effect: die leidt tot stagnatie en minder overheidsinkomsten. Een vicieuze cirkel.

Een tweede principe is dat een kapitalistische economie slechts goed kan functioneren als de werkende bevolking evenveel profiteert van economische vooruitgang als de bezitters van kapitaal. Dat is in de laatste halve eeuw niet gebeurd.

Een te groot deel van de toename in de productie is naar de bezitters van kapitaal en de topinkomens gegaan. Die trend moet worden omgebogen door een verhoging van de vennootschapsbelastingen en van de toptarieven van de personenbelastingen.

Nieuw paradigma

Het oude paradigma dat in het teken staat van een deregulering van de aanbodzijde, lees de winsten van bedrijven en hun aandeelhouders prioritair opkrikken, heeft niet geleid tot meer groei, wel tot stagnatie. Tijd dus voor een nieuw paradigma waarin de overheid de vraag, en vooral de investeringsvraag, aanzwengelt.

Er zijn nog andere pijnpunten in het oude paradigma. Ik bespreek er hier twee.

Eén. De toename van de bedrijfswinsten is niet in eerste instantie gebruikt om meer investeringen te doen, maar om op jacht te gaan naar overnames van concurrenten en start-ups. Die laatste zijn toekomstige concurrenten. Dus beter ze nu op te eten zodat ze later geen dreiging meer vormen. Die tactiek is in vele sectoren toegepast, maar vooral in de hightechindustrie. Het gevolg is dat die nu gedomineerd wordt door enkele mastodonten die alles oppeuzelen wat in hun weg komt te staan.

Die concentratie verzwakt de concurrentie en verhoogt de winsten van de mastodonten tot ongekende hoogtes. De eigenaars van die bedrijven stapelen vermogens op die doen duizelen. Wat doen ze met die vermogens? De politiek omkopen. Dat proces is nu het verst gevorderd in de VS, waar een aantal miljardairs een groot deel van het staatsapparaat controleert. Met het doel nog rijker te worden. In Europa zijn we nog niet zover, maar als we alles laten begaan, komen we ook terecht in een kleptocratisch politiek systeem.

Zeepbel

Twee. De financiële sector, inclusief de banksector, heeft in het oude paradigma vleugels gekregen. De financiële sector moest bevrijd worden van de ketens die de overheid rond de sector had gedraaid. Deregulering dus. Dat zou leiden tot een nieuwe economische dynamiek waarin de financiële sector op efficiënte wijze de spaarcenten van de mensen zou kanaliseren naar de meest beloftevolle investeringsprojecten.

Dit idee leidde in de jaren negentig tot een verregaande deregulering van de banksector in de VS door president Clinton, een Democratische president. Deregulering in Europa kon ook niet achterblijven.

We kregen inderdaad een boom in de economie. Maar die werd in eerste instantie gedreven door een zeepbel in de vastgoedmarkten. Banken moesten zich niets aantrekken van de risico’s die ze namen. De overheid sloot de ogen en liet alles toe. Tot de zeepbel ontplofte en tientallen banken overkop gingen.

De meeste werden door de overheid gered. Ze waren too big to fail. Bankiers die roekeloos waren omgesprongen met de spaarcenten van de mensen werden niet gestraft. Niets heeft de credibiliteit van zo een economisch systeem meer ondermijnd dan dit spektakel.

De expansie van de financiële sector had nog een ander effect. Het leidde tot een dictatuur van het kortetermijndenken. De duizenden overbetaalde analisten in de financiële sector plozen de kwartaalcijfers van bedrijven voortdurend uit. Bij de minste daling van de return on capital (de opbrengst voor de aandeelhouders) luidde het advies: verkoop.

Zo werden bedrijven slaven van financiële markten en werden ze voortdurend gedwongen om de kosten te drukken, lees werknemers af te danken om zo meer te kunnen uitkeren aan aandeelhouders. Langetermijninvesteringen werden verwaarloosd ten voordele van de permanente cost cutting en interne reorganisaties, die de werknemers van de bedrijven tot wanhoop dreven.

Concurrentie aanscherpen

Que faire? Hier zijn enkele elementen van wat de inhoud van een nieuw paradigma moet zijn. Eén. De overheid moet dringend de macht van de grote bedrijven breken. In de VS is het waarschijnlijk al te laat. In Europa nog niet en moet de concurrentiewetgeving aangescherpt worden. Die moet het mogelijk maken de bijna-monopolies in kleinere eenheden te kappen.

Twee. De financiële sector moet aan banden gelegd worden. Die is veel te groot geworden en bedreigt de toekomst van een vrij economisch systeem. Dit kan door de vennootschapsbelastingen die de banken haast niet betalen, drastisch te verhogen. Het kan ook door de banken te dwingen veel meer kapitaal aan te houden als buffer voor toekomstige verliezen.

Het zal niet eenvoudig zijn om zo een nieuw programma in de praktijk om te zetten, omdat de tegenwerking van grote bedrijven en banken kolossaal is. Het excuus dat zo een programma utopisch is, zal echter niet kunnen worden ingeroepen. Dit programma bestond in de periode van voor 1980 en zorgde voor een grote groei in de welvaart.

 

Paul De Grauwe

De auteur is professor economie aan de London School of Economics. Zijn column verschijnt tweewekelijks in De Morgen.

Print Friendly and PDF
Dankwoord Prijs Vrijzinnig Humanisme 2025 – Dirk Verhofstadt

Dankwoord Prijs Vrijzinnig Humanisme 2025 – Dirk Verhofstadt

Een verbluffende en tragische uitspraak van het Hooggerechtshof - Erwin Chemerinsky

Een verbluffende en tragische uitspraak van het Hooggerechtshof - Erwin Chemerinsky