Zelfbeschikking als hoeksteen van het liberalisme – Ivan Vandermeersch
Het liberalisme heeft de laatste jaren veel gedaanten aangenomen. Te vaak verengd tot een economische doctrine, tot fiscaal beleid of tot strategisch kiezersmanagement, raakt de kern van het liberale gedachtegoed daarbij ondergesneeuwd. Het is tijd om opnieuw helder te stellen waar het in wezen om draait: zelfbeschikking. Niet als slogan, maar als fundamenteel mensenrecht. Niet als exclusieve claim van seksuele vrijheid, maar als brede, doordachte en noodzakelijke keuzevrijheid in alle domeinen van het leven. Zelfbeschikking is de ethische onderstroom van het vrijheidsdenken.
Wat vandaag als ‘liberaal’ wordt gepresenteerd door partijen als MR en N-VA, is in wezen een karikatuur van de liberale traditie. Hun programma's zijn doordrenkt van controlelogica, fiscale orthodoxie en technocratisch moralisme, en staan haaks op het fundamentele principe van zelfbeschikking. Ze gebruiken de taal van de vrijheid om een beleid te verantwoorden dat individuele keuzevrijheid juist systematisch ondermijnt, of het nu gaat om palliatieve zorg, culturele expressie of persoonlijke levensstijl. Het gaat om het morele en institutionele fundament van een vrije, solidaire samenleving waarin mensen worden erkend als burgers, niet als louter consumenten, onderdanen of objecten van zorg.
Vandaag herleeft een patroon van het oude christendemocratisch paternalisme: een overheid die, in naam van het algemeen belang, tot diep in het persoonlijke leven van burgers stuurt. Die sturende logica keert terug, niet via de biechtstoel, maar via beleidsnota’s en technocratische hervormingen. Burgers worden benaderd als objecten die men moet ‘sturen’, niet als vrije subjecten van recht. Wat N-VA en MR voorstellen is geen liberaal project, het is controlepolitiek om uniformiteit en conformisme af te dwingen. Vlaanderen dreigt te evolueren naar een N-VA-staat, waar individuele autonomie plaatsmaakt voor beleidsmatige eenvormigheid en culturele nivellering.
Waar vroeger studenten, ook uit minder begoede milieus, zich een weg naar boven konden werken als intellectueel, is die weg nu grotendeels afgesloten. De status van “intellectueel” is verdacht geworden, elitair genoemd, of irrelevant in een marktlogica die slechts waarde toekent aan het meetbare. Veel van die jonge mensen hebben dus twee opties: zich hervinden als ondernemers van de cultuur, op de rand van de precariteit; of vertrekken naar plekken waar het intellectuele leven nog een publieke plaats heeft. Dat is de diepste tragedie van de verschuiving: niet alleen wordt het liberalisme verraden door zijn zogenaamde erfgenamen, maar tegelijk verdwijnt het sociale weefsel dat het ooit mogelijk maakte.
Een hernieuwd liberalisme dat zelfbeschikking radicaal ernstig neemt als bestaansvoorwaarde voor een waardig leven, raakt een gevoelige snaar. Zonder ruimte voor intellectuele ontwikkeling, voor culturele autonomie en voor afwijkend gedrag, blijft er van die vrijheid enkel een boekhoudkundige schim over.
Deze ontsporing is geen louter ideologisch accident. Wat er mee verdwijnt, is de culturele onderbouw van het liberalisme zelf. In Vlaanderen bestond ooit een liberale stroming waarin zelfbeschikking werd gedragen door een ideaal van persoonlijke ontwikkeling, “Bildung” en intellectuele emancipatie. Dat liberalisme was geen excuus voor marktdenken, maar een cultuurpolitiek project. De intellectueel had er zijn plaats, ook (of net) als criticus van de macht.
Wat rest, is een gedragssturende overheid die haar betutteling verpakt in efficiëntie, en een politieke klasse die eerder technocraat is dan vrijheidsdenker. In naam van culturele bescherming of strategisch realisme plaatst men collectieve normen boven individuele keuzes. Zo ontstaat een systeem waarin uniformiteit primeert boven pluraliteit, en waarin de burger geacht wordt zich te conformeren in plaats van te kiezen. Het liberalisme wordt zo gereduceerd tot een economische doctrine, verstoken van haar emancipatorische ziel.
Dat patroon van dubbele standaarden stopt niet aan de grenzen. Ook in het buitenlands beleid van onze zogenaamde liberale partijen wordt de taal van vrijheid misbruikt om strategisch zwijgen te verpakken als diplomatie.
Wie mensenrechten selectief toepast, bedrijft geen liberalisme. Wie het doden van Palestijnse kinderen onder een bommentapijt minimaliseert als “complex”, verliest elk moreel gezag. Wie over Oekraïne klare taal spreekt, maar over Gaza zwijgt, bedrijft geen diplomatie maar medeplichtigheid. Georges-Louis Bouchez zwaait met de naam van Jean Gol alsof het een erfmerk is dat volstaat om moreel leiderschap te claimen. Maar Gol was een man van principes, niet van branding. Hij stelde glashelder: “Les libertés ne sont pas un luxe qu’on peut se permettre quand les circonstances sont bonnes; c’est un principe inaliénable.” Vrijheid is een onvoorwaardelijk beginsel, vooral wanneer het politiek moeilijk ligt. Over Gaza zwijgen is geen neutraliteit. Het is een verraad aan de menselijkheid. Gewoonweg lafheid.
Stemmen binnen de MR breken nu met de partijlijn en waarschuwen: “Als we blijven wachten, zal er niets meer te erkennen zijn.” Maar Georges-Louis Bouchez blijft doodleuk doen alsof het erkennen van Palestina pas mogelijk is wanneer Israël het goedvindt. Bij de N-VA is het nog cynischer: terwijl ziekenhuizen worden vergruisd en kinderen verbrand, blijft men kibbelen over komma’s, FIT-activiteiten in Tel Aviv, en juridische risico’s bij het stoppen van wapenexport. Zelfs de erkenning van Palestina als een federale bevoegdheid wordt door de Vlaamse regering gekaapt om voorwaarden op te dringen die de erkenning onmogelijk maken. Dat is technocratie op zijn best: morele inertie verstopt achter procedurele spitsvondigheid.
Het zomerakkoord van de regering De Wever is een schoolvoorbeeld van moderne betutteling. Onder het mom van responsabilisering en efficiëntie zien we de terugkeer van morele discipline, verpakt in fiscaliteit en arbeidsregels: een pensioenbonus-malusregeling die mensen afstraft voor persoonlijke keuzes, het afbouwen van het huwelijksquotiënt die zogezegd werk moet aanmoedigen, maar tegelijk een culturele keuzevisie op gezin en zorg ondermijnt.
De parallellen met het vroegere paternalisme van de CVP zijn vandaag onmiskenbaar. Waar toen de biechtstoel en het katholieke morele keurslijf de norm dicteerden, gebeurt dat nu via beleidsnota’s en technocratische akkoorden. Het zomerakkoord van de federale regering onder leiding van Bart De Wever leest als een handleiding in bestuurlijke betutteling: van het inperken van de pensioenrechten tot het opschuiven van fiscale voordelen, onder het mom van responsabilisering en economische logica.
Een uniforme levensloop wordt opgedrongen: langer werken of minder pensioen, meer flexibiliteit of minder rechten. Het idee dat een individu vrij zou beslissen over de invulling van zijn loopbaan, zijn zorgtraject of zelfs zijn levensavond, maakt plaats voor een systeem waarin zelfbeschikking wordt herleid tot de marge. Dit technocratisch moralisme is geen uitdrukking van modern bestuur, maar een terugkeer naar een oud patroon: uniformiteit opleggen en keuzes legitimeren vanuit een zogenaamd objectieve rationaliteit. MR en N-VA, die zichzelf liberaal noemen, drukken in realiteit een controlestaat door waarin individuele vrijheid wordt onderworpen aan economische conformiteit.
Zo wordt de liberale belofte van autonomie ingeruild voor een strak geregisseerde normaliteit. Echt liberalisme begint waar die betutteling ophoudt. Zelfbeschikking beperkt zich niet tot seksuele vrijheid, hoe fundamenteel die ook is. Ze omvat ook de vrijheid om over het einde van het leven te beslissen. Bijvoorbeeld of men palliatieve zorg of euthanasie thuis of in het ziekenhuis wenst. Extreem betekent het ook dat men het recht heeft om zijn lichaam te tonen zoals men dat wil, zonder de ander te storen. Naturisme als expressie van lichamelijke autonomie is daar een karikaturaal maar verhelderend voorbeeld van. Het punt is: de overheid heeft het recht niet om zich te mengen in morele keuzes die mensen maken zolang die anderen niet schaden.
Liberalisme is veel meer dan het beschermen van markten of het inroepen van rechten wanneer het electoraal goed uitkomt. Het is een ethiek van vertrouwen in de mens, als wezen dat keuzes kan maken en dus ook verantwoordelijkheden kan dragen. Waar partijen die zich liberaal noemen in praktijk de burger behandelen als een kind dat geleid moet worden, is het aan échte liberalen om te zeggen: genoeg. Want zonder zelfbeschikking is solidariteit een vorm van dwang. En zonder vrijheid van verschil, wordt gelijkheid een masker voor conformisme.
Ivan Vandermeersch
De auteur is voormalig Secretaris-generaal van BAM. Hij schreef de tekst ‘Pleidooi voor Moderne Vrijheid: verantwoordelijk individualisme in een inclusieve samenleving’ (2024).