On Liberalism. In defense of freedom – Cass R. Sunstein
Lange tijd dachten veel mensen dat het liberalisme en de liberale democratie wereldwijd onstuitbaar waren. De Amerikaanse Harvard-politicoloog Francis Fukuyama had het in zijn ophefmakende boek The End of History and the Last Man (1992) zelfs over de liberale democratie als een dominante factor in de politieke geschiedenis van de mensheid.[1] Dat was niet onlogisch want Fukuyama werd geïnspireerd door de periode van de burgerrechtenbeweging in de VS en zag zelf hoe het communisme steeds meer onder druk kwam, met als hoogtepunt de val van de Berlijnse Muur in 1989. De terreuraanslagen van 9/11, de globalisering, de opmars van China en India, de toenemende migratiegolven, de problemen met de multiculturele samenleving, de ecologische rampspoed, de bancaire en financiële crisis hebben gezorgd voor een complete ommekeer van die tijdsgeest.
Meer dan ooit sinds de Tweede Wereldoorlog staat het liberalisme nu echter onder druk, zelfs onder staat van beleg. Aan de rechterzijde hebben sommigen het liberalisme opgegeven. Zij houden het verantwoordelijk voor de teloorgang van het gezin en traditionele waarden, wijdverbreide criminaliteit, gebrek aan respect voor autoriteit en wijdverbreide immoraliteit. Aan de linkerzijde keren sommigen het liberalisme de rug toe. Zij denken dat het de middelen mist om de problemen aan te pakken die worden veroorzaakt door diepgewortelde ongelijkheid, racisme, seksisme, de macht van het bedrijfsleven en milieuvervuiling. Dat alles vindt althans Carl Sunstein, een Amerikaanse rechtsgeleerde en professor een de universiteit van Harvard, die een belangrijke adviseur was van president Obama. Hij publiceerde onlangs het boek On Liberalism. In Defense of Freedom waarin hij het liberalisme, ondanks alles, voluit verdedigt tegenover de populistische en opruiende politieke kreten van vandaag.[2] Eindelijk wat munitie voor een liberale beweging die wereldwijd in de touwen hangt.
Carl Sunstein in de Harvard Law School Library in 2025.
Volgens Suntein is het liberalisme nu meer dan ooit nodig. Hij maakt duidelijk hoe en waarom het vroeger zowel links als rechts aantrekkelijk is geweest en dat nog steeds zou moeten zijn. Hij toont ook aan dat er veel meer liberalen zijn dan men op het eerste zicht zou denken. Zo wijst hij op de vele denkers die in de loop van de voorbije eeuwen elementen hebben aangebracht die het liberalisme vormgaven als filosofische stroming, als politieke ideologie, en zelfs als levenswijze. Hij heeft het over de ideeën van John Locke, Immanuel Kant, Benjamin Constant, John Stuart Mill, Friedrich Hayek en John Rawls. “Liberalism is a wide tent,” zo schrijft Suntein en hij haalt 85 (jawel, vijfentachtig) redenen aan waarom mensen zich tot de liberale familie zouden kunnen rekenen. Zo omarmen de meeste liberalen de vrije markt, maar geloven ze niet dat die onfeilbaar is. Ze zijn geïnteresseerd in de mening van een ander, zelfs als die niet overeenstemt met die van hun. Ze willen een ondernemerschap stimuleren, maar geloven in herverdeling met zwakkeren. Ze leven in het heden, maar begrijpen het belang van een leefbare wereld voor de toekomst. Ze pleiten voor verandering, maar aanvaarden tradities.
““Wie liberalen van diverse gesternten wil verzamelen zal inspiratie vinden in dit boek.””
Het liberalisme kent vele kamers, maar volgens Suntein hebben liberaal-gezinden meer gemeen dan dat ze van elkaar verschillen. En de essentie daarvan staat in de ondertitel: In defense of freedom. Het klinkt allemaal wat abstract, theoretisch en zelfs pathetisch. Maar zijn concrete uitwerkingen ervan zijn prikkelend, inspirerend en soms hartverwarmend, als een wollen deken over onze verkleumde schouders in dit tijdperk van polarisering, haat en geweld. Maar ook als een aanvuring om die liberale waarden opnieuw uit te dragen, op welke manier dan ook. Want de vrijheid, die centraal staat in het liberalisme, moet dag na dag verdedigd, veroverd of heroverd worden op de krachten die haar willen vernietigen.
De auteur heeft het over een eigenschap van het liberalisme die we vergeten zijn: rebelsheid! En hij verwijst naar toonbeelden als Spartacus, Galileo, Rosa Parks en James Dean (terwijl ik ook denk aan Bob Dylan, Ai Weiwei, Peter Singer, Lady Gaga en Lola Young). Of neem nu Harriet Taylor en John Stuart Mill. Zij een gehuwde vrouw met kinderen in het Victoriaanse Engeland, hij een recalcitrante filosoof. Samen kozen ze ervoor om zich niet binnen de sociale en culturele normen van die tijd te houden. Ze waren verliefd, rebels en liberaal. De late geschriften van Mill, waarvan hij steevast zei dat ze meegeschreven waren door zijn Harriet (die al stierf in 1858), vormen dan ook bakens voor wie het liberalisme genegen is: On Liberty, The Subjection of Women en Autobiography. Mill kwam op voor vrouwenstemrecht wat hem heel wat kritiek opleverde, maar tegelijk veel suffragettes – allemaal rebellen – inspireerde. Of neem Simone Veil, Henry Morgentaler, Emma Bonino en Lucienne Herman-Michielsens die mee zorgden voor de legalisering van abortus. Of Pieter Admiraal, Els Borst, Ludwig Minelli en Etienne Vermeersch die het recht op euthanasie afdwongen. En activisten als Harvey Milk, Pedro Zerolo, Boris Dittrich en Tom Lanoye die openlijk zichzelf durfden te zijn en de homobeweging een stem gaven. Wat ze allen gemeen hadden en hebben, was en is hun strijd voor meer zelfbeschikkingsrecht van de mens waar we nu met zijn allen van kunnen genieten. Op een of andere manier hebben die rebellen ons méér vrijheid geschonken dan despoten die hun volgelingen de hemel op aarde beloofden, waarna ze terechtkwamen in de hel.
John Stuart Mill en Helen Taylor, de dochter van Harriet Taylor in 1868.
Een ander liberaal gemeenschappelijk punt is voor liberalen de rechtsstaat. Al in de achttiende eeuw waren er verlichte filosofen zoals Montesquieu en Cesare Beccaria – die de auteur onbegrijpelijk onvermeld laat – die beseften dat alleen de scheiding der machten de basis kon leveren voor een systeem waarin de individuele rechten van de burgers beschermd werden. Wetten moesten, zoals Beccaria chreef in zijn Dei delitti e delle pene, duidelijk zijn: geen straf zonder wet (en ook geen retroactiviteit); iedereen gelijk voor de wet; heldere wetten en transparante procedures; geen anonieme beschuldigingen; geen martelingen; geen gruwelijke straffen; geen wraakneming; geen doodstraf (al werd Beccaria op dit punt in zijn tijd nauwelijks gevolgd).[3] Sunstein voegt er een bijzonder actuele element aan toe: “Zelfs de president van de Verenigde Staten mist de bevoegdheid om mensen een of andere hoorzitting te ontzeggen.” Men kan je niet zomaar zonder gerechtelijk bevel oppakken, je hebt recht op een rechter of jury die kan oordelen, je hebt recht om de aanklacht te vernemen, je hebt recht op juridische bijstand, en dit alles moet gebeuren in de openbaarheid. Voor wie de massadeportaties in de VS vandaag wat volgt, waarbij veel mensen zonder rechterlijk bevel worden opgepakt en uitgewezen, weet hoe belangrijk die zaken (zouden moeten) zijn.
Sunstein bepleit geen absolute vrijheid en betwist dat liberalen iets tegen regels zouden hebben. Zonder regels is er immers chaos en onzekerheid. “Regels minimaliseren de informatiekosten en bevorderen de voorspelbaarheid en planning voor wie beslissingen neemt. Regels maken van burgers rechthebbenden,” zo schrijft hij. We hebben regels nodig om juist onze vrijheid te garanderen. Hij vermeldt hem niet, maar het is de negentiende-eeuwse sociale activist Henri Lacordaire die het belang van wetten goed omschreef: “Tussen de sterke en de zwakke, tussen de rijke en de arme, tussen de meester en de dienaar, is het de vrijheid die verdrukt en de wet die bevrijdt.”[4] Wat zouden we bijvoorbeeld zonder verkeersregels zijn? Dat je zomaar links mag rijden, niet moet stoppen voor een rood licht of honderd vlammen door de dorpskom. Zonder die regels ken je niet alleen geen veiligheid maar finaal ook geen vrijheid.
Neem ook het schadebeginsel van Mill: “De enige reden waarom men rechtmatig macht kan uitoefenen over enig ander lid van een beschaafde samenleving, tegen zijn zin, is de zorg dat anderen geen schade wordt toegebracht.”[5] Vandaar het belang van rechtsregels, bouwvoorschriften, antikartelwetten, milieunormen, wapenverboden, voedselveiligheid, en dergelijke die moeten voorkomen dat mensen in hun doen en laten schade toebrengen aan of schade ondervinden van anderen. Dus ook ‘laten’. “Niet alleen door zijn handelingen, maar ook door zijn nalatigheid kan iemand een ander leed doen, en in elk van beide gevallen draagt hij met recht de verantwoordelijkheid,” aldus Mill.[6] Hieruit blijkt de erkenning van de plicht van elke mens om goed en rechtvaardig te zijn, en sluit op dit punt dicht aan bij de deontologische ethiek van Kant met zijn categorische imperatief.
Ook andere kernpunten van het liberalisme komen bij Sunstein aan bod, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van geloof, het eigendomsrecht, de bescherming tegen autoritarisme en totalitarisme, maar hij staat langer stil bij de vrije markt en zijn limieten. Hayek verdedigde vrije markten op grond van het feit dat ze compleet verspreide kennis incorporeren, veel meer dan planners ooit zouden kunnen hebben. Hij schreef dit in 1944 in zijn boek The Road to Serfdom, waarin hij waarschuwde voor het gevaar van tirannie als de economie onder toezicht staat van centrale planning zoals onder het communisme en het fascisme. De geschiedenis heeft aangetoond dat dit laatste een terechte vrees is. Maar absoluut mag die vrije markt niet zijn. Dat leidt immers tot willekeur, gebrek aan transparantie, monopolies, machtsconcentratie, milieuvervuiling, uitbuiting en ongelijkheid. “De keerzijden van de ‘zuivere’ markteconomie is dat zij, ondanks haar buitengewone doelmatigheid, aanpassingsvermogen en creativiteit, op een darwiniaanse wijze de zwakken en onvermogenden uitschakelt en brede lagen van de bevolking laat lijden door economische tegenstellingen te creëren, die op de lange duur verworden tot sociale, politieke en culturele barrières,” aldus Mario Vargas Llosa.[7] In die zin moeten liberalen zich keren tegen diegenen die van de vrije markt een dogma maken en streven naar het opheffen van alle overheidsregels.
Milton Friedman over het principe van de vrije markt aan de hand van een potlood.
En toch is de vrije markt essentieel voor vrijheid én voor welvaart. Sunstein haalt het niet aan, maar het beste voorbeeld van het succes van de vrije markt gaf Milton Friedman in zijn boek Free to Choose.[8] Neem een gewoon potlood. Er is geen enkele persoon ter wereld die dit kan maken. En ik parafraseer Friedman verder: “Het maken van dat potlood met aan het uiteinde een gom, met een koperen ringetje, is het bewijs dat de vrije markt zorgt voor efficiëntie en wederzijds vertrouwen en vrede tussen mensen en landen. Het potlood waarmee talloze mensen in de wereld schrijven is gemaakt van hout uit noordelijk Washington, grafiet uit Sri Lanka, koper uit Congo, drukletters uit Italië, rubber uit Indonesië, verf uit Marseille. Er is aan gewerkt door houthakkers, zagers, ertsdelvers en rubberproducenten, en verdeeld, gekocht en verkocht door transporteurs, distributeurs, magazijniers en detailhandelaars. Mensen met verschillende achtergronden, andere culturen, andere religies, die andere talen spreken. Om dat potlood tot stand te brengen heb je vrije samenwerking en handel nodig. Letterlijk duizenden mensen hebben samengewerkt om dit te maken. En je koopt het voor een geringe prijs in de winkel.”
De vrije markt is alvast het beste systeem om goederen zo efficiënt mogelijk te produceren, om innovatie en creativiteit te stimuleren, om de concurrentie te dwingen betere producten en diensten aan te bieden, om consumenten macht te geven, om zich vlot aan te passen aan veranderingen en voorkeuren, om investeringen en handel te bevorderen. Maar ook hier moet de overheid regels opstellen zodat er geen monopolie- en trustvorming ontstaat, mensen niet worden uitgebuit, consumenten beschermd worden, en het milieunormen worden nageleefd. Consumenten maken soms irrationele keuzes die slecht zijn voor de samenleving en hun eigen gezondheid, aldus Sunstein. Dat betekent niet dat hij mensen wil dwingen. Hij is voor van eigen keuzes, maar pleit wel voor nudging. Samen met econoom en Nobelprijswinnaar Richard Thaler schreef Sunstein het boek Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness.[9] Nudging is het subtiel en positief beïnvloeden van menselijk gedrag door kleine aanpassingen in de omgeving of de manier waarop keuzes worden gepresenteerd, iets te verbieden of dwingend te zijn. Zoals gezond voedsel in een bedrijfsrestaurant op ooghoogte te zetten, of de afbeelding van een vlieg kleven in een urinoir waardoor men niet naast de pot plast. Hayek zelf bepleitte ook een vorm van nudging in de vorm van informatiecampagnes door de overheid. Hoe meer we weten hoe beter keuzes we maken.[10]
Een bijzonder interessant hoofdstuk in On Liberalism is gewijd aan Franklin Delano Roosevelt. Sommige klassieke liberalen en zeker libertariërs omschrijven hem als een sociaaldemocraat. Hij was tenslotte de man die in de periode van de Grote Depressie in de jaren dertig de New Deal doorvoerde, een reeks overheidsinitiatieven zoals werkgelegenheidsprogramma’s voor de bouw van wegen en bruggen, het voorzien in voedselhulp voor de armen en werklozen, het toekennen van landbouwsteun, het stabiliseren van lonen en prijzen. Roosevelt voerde de Social Security Act in met ouderdomspensioenen en werkloosheidsuitkeringen. Alles samen vormen ze zowat de Second Bill of Rights, met sociale en economische rechten voor mensen. Wie het belang ervan wil kennen, moet het boek Wisselwachter van Geert Mak lezen.[11] Toch, of misschien eerder juist daarom, plaatst Sunstein de Amerikaanse president in de liberale traditie en heeft daar argumenten voor. “Hij was voorstander van vrije markten, privébezit en ondernemerschap,” aldus de auteur. Tegelijk verdedigde hij het recht op onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid, en het niet onderhevig te zijn aan monopolies. Allemaal zaken die de vrijheid en het zelfbeschikkingsrecht van mensen versterken.
De belangrijkste bijdrage aan het liberalisme was Roosevelts beruchte Four Freedoms speech voor het Amerikaanse Congres op 6 januari 1941, toen de liberale democratieën wereldwijd op de rand van de afgrond stonden. “We kijken uit naar een wereld die gebaseerd is op vier essentiële menselijke vrijheden,” zo sprak de president, en hij vermeldde de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van geloofsovertuiging, de vrijwaring van gebrek en de vrijwaring van vrees.[12] En hij benadrukte dat elk van die vrijheden moest gelden voor alle inwoners van de wereld. Met de vrijheid van gebrek bedoelde hij dat het de plicht van de overheid is om te zorgen dat elke Amerikaan de mogelijkheid had op ‘een goedbetaalde baan, een fatsoenlijk huis, een goede gezondheidszorg en bescherming tegen armoede bij ouderdom, ziekte, ongeval en werkloosheid’.[13] En dat moest samengaan met de vrijheid, of beter gezegd, de vrijwaring van vrees. Veiligheid is misschien wel het allerbelangrijkste, want wat zijn al onze rechten en vrijheden waard als ze niet beschermd kunnen worden? Het is een zaak die ook vandaag weer bijzonder actueel is, gezien de geopolitieke ontwikkelingen in de wereld.
Franklin Delano Roosevelt over de ‘Four Freedoms’ in het Congres op 6 januari 1941.
De vier vrijheden van Roosevelt vormden later de kern van de Universele Verklaring van de Mens waarvoor zijn vrouw Eleonor zo hard gestreden heeft. Het inspireerde ook de opstellers van het Manifest van Oxford van 14 april 1947 en die de Liberale Internationale hebben opgericht.[14] Daarin staat de vrijheid van gebrek uitgelegd als ‘de bescherming tegen de gevaren van ziekte, werkloosheid, handicap en ouderdom’, en ‘de continue verbetering van de arbeidsvoorwaarden en van de huisvesting en werkomgeving van de arbeiders’. Het Manifest werd geschreven op de ruïnes van de Tweede Wereldoorlog en blijft een bron van inspiratie voor iedereen die opkomt voor vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. Het werd ondertekend door vertegenwoordigers van liberale partijen uit 19 verschillende landen. Veel van deze ideeën hielden ook de Amerikaanse filosoof John Rawls bezig naar wie Sunstein nadrukkelijk verwijst. Ook hij hoort met zijn boek A Theory of Justice tot de liberale canon.[15] Rawls merkte op dat sommige mensen rijk geboren zijn, gezond zijn of veel talent hebben. Anderen groeien op in armoede, kunnen moeilijk studeren of zijn ziek. Het zijn zaken waar mensen zelf weinig of niets aan kunnen doen en die niets te maken hebben met een soort ‘morele verdienste’. Die verschillen kunnen we niet of niet helemaal wegwerken, maar we kunnen er bij de herverdeling van de schaarse middelen wel voor zorgen dat ieder het deel krijgt dat hem in staat moet stellen om menswaardig te kunnen leven. Het liberalisme is in wezen een humanitaire beweging. Wie het beschouwt als een louter economische stroming, vergist zich. Het liberalisme zal sociaal zijn of het zal niet zijn. Het gaat hier om nog een andere eigenschap van het humanistische liberalisme en dat is generositeit.
““Het liberalisme zal sociaal zijn of het zal niet zijn.””
On Liberalism. In defense of freedom is een inspirerend boek, niet enkel voor liberalen, maar voor elkeen die streeft naar vrijheid én een rechtvaardige samenleving. Misschien beseft niet iedereen het, maar we hebben het geluk dat we leven in een (alsnog) veilig land, met een goede sociale zekerheid en een gedegen rechtsstaat. We kunnen genieten van onze vrijheid in al zijn diverse aspecten, en dit in tegenstelling tot mensen die leven in illiberale democratieën en autocratieën. De Canadese filosoof Alexandre Lefebvre omschreef onze rechten en vrijheden die we elke dag gebruiken als Liberalism as a way of life.[16] “Het liberalisme is onze poriën binnengedrongen om diepgaand en persoonlijk vorm te geven aan wie we zijn,” aldus Lefebvre. Anders gezegd: het liberalisme is een manier van leven, die je uitnodigt om erin te duiken.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Cass Sunstein, On Liberalism. In defense of freedom, The MIT Press, 2025
[1] “What we may be witnessing is not just the end of the Cold War, or the passing of a particular period of post-war history, but the end point of mankind’s ideological evolution and the universalization of Western liberal democracy as the final form of human government.” – Francis Fukuyama
[2] Carl Sunstein, On Liberalism. In Defense of Freedom, The MIT Press, 2025.
[3] Dirk Verhofstadt, Cesare Beccaria. 250 jaar over misdaden en straffen, Houtekiet, 2014.
[4] “Entre le fort et le faible, entre le riche et le pauvre, entre le maître et le serviteur, c'est la liberté qui opprime et la loi qui affranchit.”
[5] John Stuart Mill, Over vrijheid (1859), Boom Klassiek, 2002, p. 45.
[6] Idem, p. 47.
[7] Mario Vargas Llosa, De cultuur van de vrijheid (1983), Meulenhoff, 1989, p. 129.
[8] Milton en Rose D. Friedman, Free to Choose (1980), Mariner Books, 1990. Friedman baseerde zijn tekst op het essay I, Pencil van Leonard Read uit 1958.
[9] Richard Thaler, Cass Sunstein, Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness, Penguin Books, 2009.
[10] Roger Franz, Robert Leeson, Hayek and Behavorial Economics, Palgrave Macmillan, 2013.
[11] Geert Mak, Wisselwachter. Amerika-Europa 1933-1945, Atlas Contact, 2025.
[12] Dirk Verhofstadt, De vier vrijheden van Franklin Delano Roosevelt, Liberaal Archief, 2016.
[13] Edmund Fawcett, Liberalisme. Het verhaal van een idee, De Bezige Bij, 2015, p. 346.
[14] De volledige tekst van het Manifest van Oxford staat op https://liberal-international.org/who-we-are/our-mission/landmark-documents/political-manifestos/oxford-manifesto-1947/
[15] John Rawls, Een theorie van rechtvaardigheid (1971), Lemniscaat, 2006.
[16] Alexandre Lefebvre, Liberalism as a way of life, Princeton University Press, 2024.