Ieder het zijne, maar geen fietsen toegelaten in Buchenwald
De geest van Europa vat je het beste met de fiets. Daarom reed journalist David Van Turnhout deze zomer op twee wielen en spierkracht van Schengen in Luxemburg naar de Pools-Russische grens. Op weg naar het einde van de democratie ontmoette hij mensen met verschillende meningen, de ene al wat extremer dan de andere. Hij fietste ook over oude grenzen die doen beseffen dat onze vrijheid niet altijd vanzelfsprekend was. Vandaag houdt hij halt in het concentratiekamp Buchenwald.
Al vrij vroeg pak ik ’s ochtends mijn boel bij elkaar. Het wordt een zware dag. Niet op het vlak van hoogtemeters of een pijnlijke knie, maar wel mentaal. Vandaag bezoek ik het concentratiekamp van Buchenwald, een tiental kilometer verderop. In mijn rugzak zit nog wat brood en een ongeopend blik makreel in tomatensaus dat kan dienen als ontbijt. Na een tijd van weinig comfort eet je alles en slaap je overal. Een mens past zich aan.
Dat bedenk ik me ook wanneer ik onderweg naar Buchenwald herdenkingsplaten zie die herinneren aan de dodenmarsen van januari 1945. Naarmate het Russische leger optrok naar het westen, maakten de Duitsers hun concentratiekampen leeg. De uitgeputte, graatmagere en getergde gevangenen moesten zich dan onder het oog van gewapende kampbewakers te voet vaak honderden kilometers naar het westen verplaatsen. Tot overmaat van ramp was de winter dat jaar uitzonderlijk streng. Bij temperaturen tot min twintig graden ploegden ontmenselijkte gevangenen zich een weg door ijs en sneeuw, meestal gekleed in een lapje stof dat moest doorgaan voor een gevangenisplunje. Ook mijn grootvader wandelde mee in de dodenmarsen, maar dan in de buurt van Auschwitz en Mauthausen. Ik beschreef samen met Dirk Verhofstadt zijn tocht in mijn boek ‘Kleermaker in Auschwitz’. Mijn grootvader was amper een meter achtenvijftig groot, maar het is de grootste man die ik ooit heb gekend.
Haken aan de muur
Via de rand van het bos kom ik aan bij het concentratiekamp van Buchenwald. Er is geen poort of omheining, dus loop ik met mijn fiets aan de hand recht vanuit het bos het domein op. Ik lees op infoborden hoe het kamp in de jaren dertig van de vorige eeuw bedoeld was voor het opsluiten van politieke dissidenten. Algauw vonden ook homoseksuelen, zigeuners en later ook Joden hun onfortuinlijke lot. Het kamp voorzag plaats voor ongeveer achtduizend gevangenen, maar vanaf de tweede wereldoorlog verbleven er permanent meer dan vijftienduizend gevangenen waarvan velen omkwamen door honger, koude en geweld. Buchenwald was niet bedoeld als een vernietigingskamp en er was geen gaskamer, maar door de ontbering stapelden de lichamen zich op en ontstond de behoefte aan een crematorium. Dat werd net als in de meeste andere concentratiekampen gebouwd door de firma Topf und Söhne.
“Via een lijkenlift werden lichamen naar boven gebracht en daar in een verbrandingsoven uitgewist alsof ze nooit hadden bestaan.”
Vijfentachtig jaar later wandel ik het gebouw binnen. Ik kijk in de ovens en probeer me voor te stellen hoe graatmagere gevangenen de ovens aan de lopende band vulden met uitgemergelde en mishandelde lichamen. Ik voel alleen maar walging en blijf enkele minuten stilstaan uit respect voor de slachtoffers. Vervolgens daal ik af naar de kelder die me nog meer beklemt. Over de hele ruimte steken haken uit de muur en ik vraag me af waarvoor ze dienden. Even vermoed ik om de lijken tijdelijk aan op te hangen maar de waarheid is veel gruwelijker. Gevangenen werden in de beginjaren van het kamp met een touw aan de haken opgehangen en verstikt. Omdat het er zoveel zijn, kan ik niet anders dan me inbeelden hoe de hele kelder moet hebben volgehangen met spartelende mensen die kronkelend voor hun laatste adem vochten.
Beelden: David Van Turnhout
Op een infobord lees ik dat er na het begin van de oorlog zoveel gevangenen in het kamp overleden dat de lichamen in de ruimte opgestapeld lagen tot tegen het plafond. Via een lijkenlift werden ze naar boven gebracht en daar in een verbrandingsoven uitgewist alsof ze nooit hadden bestaan. Ik word kotsmisselijk van de gedachte en moet naar buiten voor lucht. Ik ga tegen een muurtje staan en bedenk me nog maar eens dat de mens een van de gruwelijkste wezens op deze planeet kan zijn, maar dat helemaal niet hoéft te zijn.
Het crematorium van Buchenwald. Foto: David Van Turnhout
Jedem das seine
Mensen kunnen ook goed zijn, zeker als we zouden leren uit de geschiedenis. Daarom is het zo belangrijk dat plekken als Buchenwald bestaan. We moeten zien waartoe samenlevingen en individuen in staat zijn door groepsdenken. Jammer genoeg ebt historisch besef generatie na generatie weer weg tot iets gelijkaardigs gebeurt. Het is een cirkel waaruit we als mensheid maar moeilijk lijken te kunnen ontsnappen. Ik verlaat Buchenwald met mijn fiets aan de hand door de grote toegangspoort met daarop de woorden ‘Jedem das seine’, oftewel ieder het zijne en vrij vertaald ‘ieder wat hem toekomt’. Alsof iemand het verdient om in een concentratiekamp te belanden voor een geaardheid, godsdienst, afkomst of mening. De nazi’s bouwden zulke kampen natuurlijk niet om te straffen, maar om elke bedreiging voor hun macht af te schrikken en Duitsland te besturen als een gewelddadige dictatuur. Terwijl ik buitenwandel komt een vrouw van achter een loket naar buiten. “Fahrräder sind hier nicht erlaubt”, zegt ze. Fietsen zijn hier niet toegalaten. Het is volslagen idioot me dat te zeggen terwijl ik al buiten ben en het zal een worst wezen. Ik moet wat bekomen en nadenken over de wereld.
Weimarmuseum
Gelukkig ligt niet zo ver van hier de stad Weimar, waar ik wat op adem kan komen. Ik ben blij eindelijk nog eens in een stad te zijn, waar koffiebars en hun hippe matcha latté’s de dag uitmaken. Dat is niet anders in het café van het prachtige museum over de Weimarrepubliek, waar ik een tentoonstelling bezoek over het verslagen Duitsland na de eerste wereldoorlog en hoe het land daarop een korte periode van echte liberale democratie kende. De basis ervan lag in Weimar. Daar maakte een nationale vergadering komaf met de monarchie, schreef ze een nieuwe grondwet en riep ze verkiezingen uit. Een democratisch Duitsland was geboren.
Vanuit het museum kijk je recht op de opera waar in 1919 de nationale vergadering voor de oprichting van de Weimarrepubliek plaatsvond. Foto: David Van Turnhout
Het museum ligt vlak tegenover het memorabele operagebouw dat in 1919 dienst deed voor de nationale vergadering en het zicht erop maakt de hele rondleiding tastbaar. Jammer genoeg eindigt het museumbezoek bij de opkomst van Hitler en zijn nazipartij die na de verkiezingen van 1933 elk bouwsteentje van de prille democratie in amper een paar maanden tijd met de grond gelijk maakten. De gevolgen daarvan had ik ’s morgens in Buchenwald al kunnen zien. Ondanks zijn zware geschiedenis verlaat ik de regio rond Weimar met een positief gevoel. We moeten blijven herinneren. Hopelijk volgt er dan opnieuw tachtig jaar vrede.
Lees ook deel 1. Fietsen naar het einde van de democratie: van Schengen naar Kaliningrad
Lees ook deel 2. Jongeren uit Boetsja getuigen over de oorlog: “Het is een deel van ons leven”
Lees ook deel 3. Gutenberg en de sharia
Lees ook deel 4. Vrijheid is niet vanzelfsprekend: wie uit het communistische paradijs wilde ontsnappen, werd neergeschoten